• No results found

waardoor de beroepsverantwoordelijkheid niet meer ten volle kan worden gedragen. Westbroek signaleert dit probleem eveneens, maar wijst erop

Samenwerking enkel indien gericht op uitoefening rechtspraktijk

De regeling bepaalt dat een samenwerking niet mogelijk is met beroepsbeoefenaren die niet in hoofdzaak actief zijn in de rechtspraktijk.126 Als gevolg van deze regeling wordt het aangaan van bepaalde

samenwerkingsverbanden onmogelijk of belemmerd, waardoor de ontwikkeling van nieuwe diensten en nieuwe vormen van distributie wordt tegengegaan.127 Daarnaast ontneemt het mogelijkheden aan advocaten om zich door middel van samenwerking met beroepsbeoefenaren die niet primair actief zijn in de

rechtspraktijk van elkaar te onderscheiden. De vraag werpt zich op of een vrije en onafhankelijke

praktijkuitoefening altijd wordt aangetast indien wordt samengewerkt met beroepsbeoefenaren die zich niet hoofdzakelijk richten op de rechtspraktijk. Mogelijk kan de onafhankelijke praktijkuitoefening ook op andere manieren worden gewaarborgd, bijvoorbeeld aan de hand van een regeling vergelijkbaar met die van de advocaat in dienstbetrekking.

L De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op het samenwerken met beroepsbeoefenaren die zich niet primair richten op de rechtspraktijk als noodzakelijk en proportioneel moet worden beschouwd voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat128 dan wel voor de bescherming van afnemers.

waardoor de beroepsverantwoordelijkheid niet meer ten volle kan worden gedragen. Westbroek signaleert dit probleem eveneens, maar wijst erop dat de daaruit voortvloeiende bezwaren gemakkelijk kunnen worden ondervangen in een goed maatschapscontract. Bovendien is het volgens hem niet goed voorstelbaar dat de ene beroepsgroep geen rekening zal willen houden met de voor de andere beroepsgroep geldende regels. Wat de onpartijdigheid van de notaris tegenover de partijdigheid van de advocaat betreft kan erop worden gewezen dat de KNB zelf de gevaren voor de onpartijdigheid wel degelijk onder ogen heeft gezien, zoals blijkt uit de Richtlijnen met betrekking tot vormen van samenwerking van notarissen onderling en met advocaten. Ook Westbroek is van mening dat door deze tamelijk gedetailleerde voorschriften de problemen van de onpartijdigheid van de notaris tegenover de partijdigheid van de advocaat zijn gebleken oplosbaar te zijn.” Zie Kamerstukken II, Nota naar

aanleiding van het verslag, 25 juni 1996, 23 706, nr. 6, p. 36.

125 EIM-onderzoek geeft aan dat tussen de 15 en 20% van de ondervraagde advocaten de naleving van de Samenwerkingsverordening als problematisch of enigszins problematisch ervaart (Bron: De balie in beeld, voornoemd).

126

Artikel 3 Samenwerkingsverordening 1993. 127

Zie in deze zin ook, Competition in professions, a report by the Director General of Fair Trading, maart 2001, par. 50 en de progress

statement, april 2002, par. 3.11. 128

Zie ook de kernwaarden van het beroep en de invulling die de Commissie Advocatuur hieraan geeft in haar eindrapport van 24 april 2006: “Een maatschappelijke orde”. Deze invulling is ook opgenomen op p. 5 en 6 van deze inventarisatie.

Geen samenwerking met niet academici

Volgens de Samenwerkingsverordening129 kan slechts worden samengewerkt met een andere vrije

beroepsbeoefenaar indien voor de uitoefening van dat beroep een academische of daarmee gelijk te stellen opleiding is vereist. Mogelijk wordt als gevolg van dit absolute verbod de ontwikkeling van nieuwe diensten voor consumenten en nieuwe vormen van distributie tegengegaan, alsmede de mogelijkheden voor advocaten om zich door middel van samenwerking met beoefenaren van een beroep waarvoor geen academische opleiding vereist is van elkaar te onderscheiden. De vraag is derhalve of samenwerking met niet-academici, bijvoorbeeld met deurwaarders of AA-accountants, steeds geacht moet worden risico’s op te leveren voor de vrije en onafhankelijke praktijkuitoefening van de advocaat, die niet op een bepaalde manier kunnen worden uitgesloten.

M De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op het samenwerken met niet-academici als noodzakelijk en proportioneel moet worden beschouwd voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat130 dan wel voor de bescherming van afnemers.

Toetsing vooraf door NOvA

De Samenwerkingsverordening verbiedt een samenwerking waarbij de winst wordt gedeeld of zeggenschap over de praktijkuitoefening131 wordt gedeeld met andere beroepsbeoefenaren dan die welke expliciet door de NOvA zijn goedgekeurd. De NOvA toetst vooraf of samenwerking met een bepaalde beroepsgroep

toelaatbaar is, waarbij geen limitatieve opsomming van de criteria waaraan de NOvA toetst is weergegeven of in welke mate de NOvA “beleidsvrijheid” heeft. Afhankelijk van de gehanteerde criteria kan preventieve toetsing van samenwerkingsverbanden de mogelijkheden beperken om met bepaalde beroepsgroepen samen te werken, waardoor de ontwikkeling van nieuwe diensten en nieuwe vormen van distributie wordt

belemmerd en de mogelijkheden voor advocaten om zich door middel van samenwerking met deze

beroepsbeoefenaren van elkaar te onderscheiden worden beperkt. Ontwikkeling van geïntegreerde diensten, zoals gecombineerd juridisch en accountancy-advies in belastingzaken of bij een fusie wordt hiermee belemmerd.132

Duidelijk is dat de vrije en onafhankelijke praktijkuitoefening vergt dat de advocaat niet met iedere

beroepsbeoefenaar zeggenschap over alle onderdelen van de praktijkvoering kan delen. De vraag is echter of de huidige regeling gewenste ontwikkelingen in de markt133, waarbij de vrije en onafhankelijke

praktijkuitoefening geen gevaar loopt dan wel op andere manieren kan worden gewaarborgd, voldoende ruimte kan geven.

In de algemene toelichting bij de Verordening stelt de NOvA: “Wanneer het gaat om beoefenaren van andere beroepen moet als minimumeis worden gesteld dat betrokkenen onderworpen zijn aan tuchtrecht, dat vergelijkbaar is met het tuchtrecht van advocaten. Daarnaast dient het andere beroep niet op gespannen voet

129

Artikel 6 Samenwerkingsverordening 1993. 130

Zie ook de kernwaarden van het beroep en de invulling die de Commissie Advocatuur hieraan geeft in haar eindrapport van 24 april 2006: “Een maatschappelijke orde”. Deze invulling is ook opgenomen op p. 5 en 6 van deze inventarisatie.

131

Hiermee wordt zowel de organisatie en de inrichting van de praktijk als het aspect van het beoefenen van de praktijk (zaken doen) bedoeld.

132

Zie in deze zin ook Indecon-London Economics, in opdracht van de the Competition Authority Ireland, maart 2003, par. 4.182 – 4.184 alsmede Competition in professions, a report by the Director General of Fair Trading, maart 2001, par. 30-31 en 50 en de progress statement, april 2002, par. 3.11.

te staan met het advocatenberoep. De advocaat moet onder alle omstandigheden onafhankelijk voor de belangen van zijn cliënt kunnen opkomen. Hij is dus onafhankelijk èn partijdig. Een samengaan met andere beroepsbeoefenaren is daarom alleen toegestaan, indien betrokkenen evenzeer onafhankelijk en partijdig kunnen functioneren. Een uitzondering op dit laatste kan worden toegelaten indien betrokkenen op dezelfde wijze als advocaten het verschoningsrecht bezitten. Een voorbeeld: waar registeraccountants weliswaar ook onafhankelijk, doch in wezen onpartijdig hun beroep uitoefenen, en geen verschoningsrecht hebben, stuit een samengaan met advocaten op onoverkomelijke bezwaren. Notarissen hebben daarentegen beroepsregels die afdoende waarborgen bevatten voor een onafhankelijke praktijkvoering.”134

In het kader van de advocaat in dienstbetrekking acht de NOvA het mogelijk dat de financiële resultaten en de zeggenschap over de bedrijfsvoering volledig bij derden liggen terwijl de onafhankelijke praktijkvoering voldoende kan worden gewaarborgd. Het is de vraag of ook in het kader van een samenwerking tussen verschillende disciplines de functioneel-inhoudelijke onafhankelijkheid en de partijdigheid van de advocaat op een bepaalde wijze voldoende kunnen worden gewaarborgd.135

N De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een limitatieve lijst van criteria kan worden geformuleerd aan de hand waarvan zou kunnen worden beoordeeld of een samenwerking in de zin van de Verordening mogelijk kan worden geacht dan wel of er voorwaarden kunnen worden geformuleerd waaronder een samenwerking in beginsel mogelijk moet worden geacht en waarbij de NOvA achteraf zou kunnen toetsen of er redenen bestaan in het kader van de goede uitoefening van het beroep van advocaat136 op grond waarvan die betreffende samenwerking niet toelaatbaar moet worden geacht.

Beperking inzake aandeelhouders en bestuurders praktijkrechtspersoon

Op grond van de Verordening op de praktijkrechtspersoon is het niet mogelijk dat advocaten hun praktijk uitoefenen in het verband van een vennootschap, stichting of coöperatie waarvan personen die geen advocaat, notaris of beoefenaar van een ander “toegelaten” vrij beroep zijn, mede-aandeelhouder

(certificaathouder) en/of bestuurder zijn.137 Het aangaan van dit type van samenwerking/eigendomsrelatie zou echter een bijdrage kunnen leveren aan het ontwikkelen van nieuwe producten, bijvoorbeeld een gespecialiseerde praktijkvennootschap waarin derde partijen als de Vereniging Eigen Huis of een Patiëntenvereniging participeren. Daarnaast kan participatie van derden een bijdrage leveren aan het

134 Daarbij kan nog worden opgemerkt dat het gegeven dat notarissen gebonden zijn aan beroepsregels die beogen een onafhankelijke praktijkvoering van de notaris te waarborgen, niet automatisch betekent dat derhalve in een samenwerkingsverband de advocaat onafhankelijk van de notaris zijn praktijk kan voeren.

135

Overigens heeft de onpartijdigheid van de accountant m.n. betrekking op de wettelijke controle-activiteiten en niet op bijvoorbeeld de adviserende werkzaamheden die accountants aanbieden.

136

Zie ook de kernwaarden van het beroep en de invulling die de Commissie Advocatuur hieraan geeft in haar eindrapport van 24 april 2006: “Een maatschappelijke orde”. Deze invulling is ook opgenomen op p. 5 en 6 van deze inventarisatie.

137

De Algemeen Deken van de NOvA gaf in haar dekenrede tijdens de jaarvergadering van 2005 overigens aan dat de Verordening op de praktijkrechtspersoon wellicht kan worden afgeslankt. Zie Advocatenblad 14, 14 oktober 2005. De Commissie Advocatuur acht vreemde eigendomsverhoudingen ongewenst, ook wanneer deze beperkt blijven tot minderheidsbelangen. De Commissie Advocatuur vindt wel dat een minderheid van het bestuur van een advocatenonderneming zou mogen bestaan uit deskundigen die geen advocaat zijn.

vergemakkelijken van de toetreding of van uitbreiding door bestaande aanbieders, door een ruimere toegang tot kapitaal.138

De regeling beoogt de beroepsuitoefening van advocaten tegen ongewenste invloeden te beschermen.139 Ook hier kan de vraag worden gesteld of deze absolute beperking in alle gevallen noodzakelijk is ter waarborging van de (functioneel-inhoudelijke) onafhankelijkheid van de advocaat of dat er mogelijk voorwaarden kunnen worden geformuleerd waaronder een dergelijk risico afdoende kan worden gedekt, zoals bijvoorbeeld in de situatie van de advocaat in dienstbetrekking.

O De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op aandeelhouders en/of bestuurders van de praktijkrechtspersoon die geen advocaat zijn noodzakelijk en proportioneel moet worden beschouwd voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat140 dan wel voor de bescherming van afnemers.

138 In deze zin ook Office of Fair Trading, Response from the Office of Fair Trading, Consultation on the future regulatory framework for legal

services in England and Wales, juni 2004.

139Vademecum Advocatuur 2006, Wet- & regelgeving. 140

Zie ook de kernwaarden van het beroep en de invulling die de Commissie Advocatuur hieraan geeft in haar eindrapport van 24 april 2006: “Een maatschappelijke orde”. Deze invulling is ook opgenomen op p. 5 en 6 van deze inventarisatie.

Hieronder zijn alle consultatievragen (uit de voorgaande paragraaf) opgesomd.

Buitenpatronaat

A De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of de toepassing van de regeling inzake het buitenpatronaat in de praktijk tot beperkingen leidt voor de toetreding die verder gaan dan noodzakelijk en proportioneel is voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van afnemers.

Derdengelden en verplichte aansprakelijkheidsverzekering

B De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of de beschreven verplichtingen inzake derdengelden en beroepsaansprakelijkheidsverzekering noodzakelijk en proportioneel moeten worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van afnemers.

Advocaat in loondienst

C De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of de toepassing van de regeling inzake de advocaat in loondienst tot beperkingen leidt voor de toetreding die verder gaan dan noodzakelijk en proportioneel is voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van afnemers.

Incassotarief

D De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of en in hoeverre de beschrijving van de tarieven op het gebied van incasso door de NOvA in de praktijk leidt tot uniformering van de tarieven.

Uurtarief

E De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of en in hoeverre de beschrijving van het uurtarief door de NOvA in de praktijk leidt tot uniformering van de tarieven.

Vergelijken van diensten

F De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of het verbod op het vergelijken van diensten van en door advocaten naast de reeds bestaande regelingen op dit gebied noodzakelijk en proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Rechtstreeks benaderen van potentiële cliënten

G De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een verbod op het rechtstreeks benaderen van alle typen van cliënten telefonisch of in persoon noodzakelijk en proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Publicatie van succespercentages of uitkomsten van zaken

H De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een verbod op het publiceren van succespercentages of uitkomsten van zaken noodzakelijk en

proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Publicatie van minimumtarieven of vergelijken van tarieven

I De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op het publiceren van minimumtarieven of het vergelijken van tarieven noodzakelijk en proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Verbod op vermelden van bepaalde nevenfuncties

J De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een verbod op het vermelden van bepaalde nevenfuncties in reclame noodzakelijk en

proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Provisie voor aanbrengen of ontvangen van opdrachten

K De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op het werken met provisie met betrekking tot alle werkzaamheden van de advocaat ten aanzien van alle cliënten als noodzakelijk en proportioneel moet worden beschouwd voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van afnemers.

Samenwerking enkel indien gericht op uitoefening rechtspraktijk

L De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op het samenwerken met beroepsbeoefenaren die zich niet primair richten op de rechtspraktijk als noodzakelijk en proportioneel moet worden beschouwd voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van afnemers.

Geen samenwerking met niet academici

M De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op het samenwerken met niet-academici als noodzakelijk en proportioneel moet worden beschouwd voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de

bescherming van afnemers.

Toetsing vooraf door NOvA

N De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een limitatieve lijst van criteria kan worden geformuleerd aan de hand waarvan zou kunnen worden beoordeeld of een samenwerking in de zin van de Verordening mogelijk kan worden geacht dan wel of er voorwaarden kunnen worden geformuleerd waaronder een samenwerking in beginsel mogelijk moet worden geacht en waarbij de NOvA achteraf zou kunnen toetsen of er redenen bestaan in het kader van de goede uitoefening van het beroep van advocaat op grond waarvan die betreffende samenwerking niet toelaatbaar moet worden geacht.

Beperking inzake aandeelhouders en bestuurders praktijkrechtspersoon

O De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op aandeelhouders en/of bestuurders van de praktijkrechtspersoon die geen advocaat zijn noodzakelijk en proportioneel moet worden beschouwd voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat dan wel voor de bescherming van afnemers.