• No results found

De werking (effectiviteit en efficiëntie) van de verschillende te onderscheiden soorten bonussen en

malussen is niet in praktijk te toetsen, aangezien het hier ontwikkelde instrumentarium nog niet in de

praktijk wordt toegepast. Er kan daardoor niet gericht naar de verschillende soorten worden gezocht en

er kan ook, in verband met onbekendheid met de in kaart gebrachte begrippen en betekenissen,

moeilijk in interviews over worden gesproken. Het ontwikkelde instrumentarium beïnvloedt niet direct

korte termijn van Vragenlijst 3 aan dat de malus een negatieve sfeer oproept en dat de economische gevolgen

van de slechte relatie misschien nog wel veel meer kosten met zich meebrengen. Eén van de twee respondenten

met opdrachtnemende rol gaf in antwoord op vraag 2 van de Vragen over het bonus/malus-principe op korte

termijn van Vragenlijst 6 aan dat de malus niet duidt op vertrouwen (zie respectievelijk bijlage VII respondenten

1 t/m 4, 7 t/m 9 en 12 en 13 en bijlage VIII voor de vragenlijsten).

100

Dit gedrag is overigens minder snel te verwachten bij de ‘malus met speling voor de opdrachtnemer’, omdat

de opdrachtnemer dan meer keuzevrijheid heeft ten aanzien van de te leveren prestatie.

101

Dit gedrag kan ook voorkomen bij de bonus, aangezien het meer opbrengst/minder verlies kan opleveren,

maar een bonus stimuleert een dergelijke afbreuk van de vertrouwensrelatie in beginsel niet of in elk geval

minder dan de malus.

102

In de interviews werd hier ook op geduid door één van de twee respondenten met juridische achtergrond in

antwoord op vraag 4 van de Vragen over malus/boete van de Vragen over het bonus/malus-principe op korte

termijn van Vragenlijst 7 (zie respectievelijk bijlage VII respondenten 14 en 15 en bijlage VIII voor de

vragenlijst).

103

Uit het antwoord van één van de twee respondenten met opdrachtnemende rol op vraag 5 van de Vragen over

het bonus/malus-principe van Vragenlijst 6 kon worden opgemaakt dat het hier in praktijk gaat om een grijs

gebied waarbij het al dan niet innen van (een gedeelte van) de malus door de opdrachtgever invloed heeft op de

vertrouwensrelatie met de opdrachtnemer (zie respectievelijk bijlage VII respondenten 12 en 13 en bijlage VIII

voor de vragenlijst).

de werking van de verschillende soorten in de praktijk, maar kan wel invloed hebben op het gebruik in

de praktijk en daarmee op de juridische praktijk. De scriptie bevat daarom aandachtspunten voor het

gebruik van het instrumentarium van het bonus/malus-principe in de praktijk; tot die aandachtspunten

behoren zeker ook juridische aspecten. Verder onderzoek naar eventueel in praktijk voorkomende

discrepanties tussen naamgeving en inhoud van de contractuele regeling en tussen de contractuele

regeling enerzijds en de uitvoering anderszijds en verdere voorspellingen over eventuele juridische

gevolgen van bepaald gebruik van het ontwikkelde instrumentarium van het bonus/malus-principe in

de praktijk, vallen echter buiten het kader van dit onderzoek.

Het ontwikkelde instrumentarium brengt ordening aan in de betekenissen en begrippen die in praktijk

door elkaar lopen. Het beschrijft de (beperkte) mogelijkheden voor de toepassing van het

bonus/malus-principe in het D&C-contract en de praktische en juridische kenmerken van de

verschillende mogelijke soorten bonussen en malussen. De opdrachtgever kan zo van te voren een

bewuste keuze maken uit de soort(en) die hij in praktijk in het D&C-contract toepast. Hij heeft nu

zicht op de gevolgen van zijn keuzes waar het gaat om juridische afdwingbaarheid, de mogelijkheid

van eventuele matiging en schadevergoeding, de koppeling met proces- en producteisen en effecten op

de vertrouwensrelatie. De opdrachtgever kan zo zijn keuzes beter verantwoorden en zijn eventuele

(proces)kosten bij de sturing via het bonus/malus-principe beter beheersen.

Een “perfecte” toepassing van het bonus/malus-principe kan niet worden bereikt, hiervoor is de

praktijk te complex. Projecten zijn uniek en omstandigheden en juridische aspecten veranderlijk.

Nader onderzoek kan de opdrachtgever echter wel handvatten bieden om de opdrachtnemer zo

effectief en efficiënt mogelijk te sturen. In deze scriptie is een beeld gepresenteerd van de complexe

werking van het bonus/malus-principe in de praktijk. Maar om een nog scherper beeld te kunnen

krijgen, is nader onderzoek gewenst.

Tot op heden is steeds expliciet en impliciet gesproken over meetbare indicatoren in die zin dat de

opdrachtgever in feite een meetlat formuleert waartegen de prestatie kan worden afgetekend. Een leek

kan als het ware boordelen wat de bonus danwel malus is bij de waargenomen prestatie. Maar niet alle

eisen en wensen van de opdrachtgever laten zich even gemakkelijk in een dergelijke vorm gieten. Een

indicator kan ingewikkelder van aard zijn en de prestatie op de indicator zal dan dikwijls op een

minder objectieve wijze moeten worden beoordeeld. Echter, ook voor meer ‘simpele’ vormen van

indicatoren kan een ‘simpele’ meetlat blijken te ontbreken. Het kan voorkomen dat indicatoren door

kenmerken van het proces en/of het product niet analoog, maar alleen digitaal kunnen worden

geformuleerd. Hierbij kan het zijn dat ook een indeling in gradaties niet mogelijk is. Soms heeft de

opdrachtgever ook maar een beperkt belang bij een betere prestatie. Dan is het voor de opdrachtgever

zinnig om naast de minimaal gewenste kwaliteit ook de maximaal te belonen kwaliteit op te nemen.

Indicatoren kunnen hierdoor in praktijk verschillende vormen kennen. De opdrachtgever zal hiermee

rekening moeten houden bij het opstellen van het D&C-contract.

Het is voor de opdrachtgever in praktijk ook van belang om de hoogte van het aan de indicator

gekoppelde bonus/malus-bedrag welbewust te bepalen. De hoogte van bedrag is immers van invloed

op de aantrekkelijkheid en afschrikwekkendheid van respectievelijk de bonus en de malus en daarmee

op de prestatie op de betreffende indicator.

Het bonus/malus-principe zou de opdrachtgever zo mogelijk in staat moeten stellen de opdrachtnemer

naar de verlangens van de opdrachtgever te laten handelen. Het blijft moeilijk om met dat oogmerk de

‘juiste’ indicatoren en de ‘juiste’ beloningen in het D&C-contract op te nemen. De opdrachtgever zal

er, volgens de theorie, voor moeten zorgen dat zijn belang het belang van de opdrachtnemer wordt. In

praktijk zal de opdrachtgever moeten bepalen wat zijn belang is en op welke wijze hij dit belang tot

uitdrukking kan laten komen in een aan de indicator(en) gekoppeld(e) bonus/malus-bedrag(en). Zo

kan hij immers zijn belang aan de opdrachtnemer laten zien. Maar ook als dat lukt zijn er in praktijk

nog verschillende factoren van invloed op de aantrekkelijkheid of afschrikwekkendheid van de

bonus/malus-bepalingen. De op optimalisatie van de eigen onderneming gerichte opdrachtnemer zal

ook zijn belang bij andere projecten laten meewegen in zijn gedragskeuze. Verder stellen het budget

van de opdrachtgever en de proportionaliteit (maatschappelijke) grenzen aan de sturingsmogelijkheden

van het bonus/malus-principe en hiernaast is ook de conjunctuur van invloed op die

sturingsmogelijkheden. Om het ‘juiste’ bonus/malus-bedrag te kunnen opnemen in het D&C-contract

zal de opdrachtgever rekening moeten houden met al dergelijke invloedsfactoren.

Echter, ook bij een (zo) juist (mogelijk) opgenomen bonus en/of malus in het D&C-contract blijft

gelden dat controle, ofwel het verkleinen van de informatieasymmetrie, noodzakelijk is. De toepassing

van het bonus/malus-principe is in praktijk niet de enige manier is om het gedrag van de

opdrachtnemer te sturen. Andere sturingsmechanismen zoals controle, maar ook bijvoorbeeld een

juiste risicoverdeling, zijn in praktijk van belang.

5 Conclusies en aanbevelingen

Dit hoofdstuk bevat een korte samenvatting van het onderzoek en vervolgens komen de conclusies en

aanbevelingen aan bod.