• No results found

Welke groepen krijgen te maken met de knelpunten?

In document (Jeugd)zorg houdt niet op bij 18 jaar (pagina 98-101)

De verlengde jeugdzorg is er voor alle jongeren en niet specifiek voor bepaalde doelgroepen van jongeren. Niet iedere 18-jarige kan zich volledig zelfstandig redden, maar er is bovendien een groep waarbij sprake is van meervoudige problematiek, zoals zwerfjongeren, jon-geren die in een residentiële instelling verblijven, jonjon-geren met een verstandelijke handicap en jongeren die in een pleeggezin verblijven of onder een kinderbeschermingsmaatregel vallen.

Zwerfjongeren

Volgens de zorginstellingen is er waarschijnlijk momenteel nog te weinig aandacht voor de complexe problematiek van zwerfjongeren (zie ook Opvang Zwerfjongeren 2008), en daardoor te weinig aanbod gericht op deze groep. Deze groep jongeren heeft te maken met pro-blemen op meerdere leefgebieden zonder ‘harde’ indicatie zoals psy-chiatrische of LVG-problematiek. Ook zijn er te weinig opvangplekken voor de leeftijdscategorie 16- tot 23-jarigen. Fransen et al. (2009) constateren in hun onderzoek naar zwerfjongeren dat het aanbod van de jeugdzorg niet goed aansluit bij de hulpvragen van de zwerfjonge-ren. De jongeren hebben naarmate zij ouder worden en de 18-jarige leeftijd naderen meer behoefte aan praktische begeleiding. Dit blijkt ook uit de groepsgesprekken met de zorginstellingen: de hulpvraag van zwerfjongeren is zo complex dat het moeilijk is om aansluiting te vinden in het huidige zorgaanbod. Het aanbod van de maatschap-pelijke opvang schiet tekort in omvang (zie ook Fransen et al., 2009),

13. Dit is opmerkelijk omdat het goed mogelijk is dat jongeren die bij een ZAT besproken . Dit is opmerkelijk omdat het goed mogelijk is dat jongeren die bij een ZAT besproken worden, al eerder in aanraking zijn geweest met Bureau Jeugdzorg en er daarmee sprake zou kunnen zijn van voortzetting of hervatting van jeugdzorg.

waardoor er wachtlijsten voor deze woonvormen van jeugdzorg en opvang ontstaan. Het stoppen van de jeugdzorg op 18-jarige leef-tijd heeft in de praktijk tot gevolg dat de jeugdzorg de hulp, vooral van de (gezins)voogden, al in een vroeg stadium afbouwt. Ten slotte blijkt uit het onderzoek van Fransen et al. dat een groot deel van de zwerfjongeren een verleden in de zorg heeft. Dit bevestigt het beeld dat professionals schetsten, namelijk dat jongeren uit de zorg van 18 jaar en ouder tussen wal en schip raken en vaak gaan zwerven.

Jongeren uit een residentiële jeugdzorginstelling of justitiële jeugd-inrichtingen

Een tweede groep die specifiek problemen ervaren bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd zijn jongeren die in een residentiële instel-ling of justitiële jeugdinrichting hebben gezeten en wier verblijf eindigt met het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Onder meer om-dat zij vaak een beperkt of geen sociaal netwerk hebben, hebben zij specifiek behoefte aan nazorg14 en begeleiding.

Een bijkomend knelpunt is dat het onduidelijk is wie de verant-woordelijkheid heeft voor de nazorg van deze jongeren die ouder zijn dan 18 jaar. Volgens de Wet op de jeugdzorg is het zo dat als jonge-ren het eerste indicatiebesluit voor hun 18e jaar hebben gekregen, de indicatie ook na het 18e levensjaar kan doorlopen. De indicatiestel-ling geeft jongeren recht op zorg. Het is echter voor zowel zorgaan-bieders als gemeenten onduidelijk wie dan verantwoordelijk is voor de hulp aan deze jongeren: de provincie of de gemeente?

LVG-jongeren

Hulpverleners en ouders signaleren bij het bieden van zorg aan LVG-jongeren drie knelpunten. Deze gelden niet alleen voor 18- tot 23-ja-rigen maar voor alle jongeren met een LVG-problematiek, ongeacht hun leeftijd:

De LVG-problematiek wordt vaak pas duidelijk nadat andere pro-1.

blemen, zoals crimineel gedrag, zijn ontstaan.

De aard van de problematiek van de LVG-jongeren die tussen wal 2.

en schip vallen maakt diagnosticeren moeilijk: wanneer heeft een jongere een verstandelijke beperking? Zorgaanbieders hanteren bovendien verschillende grenzen.

Zorgaanbieders accepteren LVG-jongeren vaak niet vanwege hun 3.

afwijkende, soms agressieve, gedrag.

14. Om dit probleem bij jongeren uit een justitiële jeugdinrichting te ondervangen is men onder meer gestart met een Netwerk & Trajectberaad (ministerie van Justitie).

Zorgaanbieders, Bureaus Jeugdzorg en ouders van cliënten zeggen dat de problematiek soms pas laat herkend wordt doordat het lastig is de diagnose te stellen. Hierdoor worden jongeren vaak tussen de

‘gewone’ cliënten behandeld en krijgen zij niet de juiste zorg. Het resultaat is dat de LVG-jongeren van 18 jaar en ouder in nazorgtra-jecten, zelfstandigheidstraining en toeleiding naar (begeleid) wonen belanden, maar ook in de geïndiceerde zorg zoals jeugdreclassering.

Deze trajecten zijn echter niet geschikt zijn voor hen.

Ten slotte geldt voor LVG-jongeren in grotere mate dan voor andere jongeren uit de jeugdzorg, dat zij minder goed kunnen beoordelen welke zorg voor hen het beste is. Zowel voor de verlengde jeugdzorg na 18 jaar als voor de volwassenenzorg is het nodig de zorgvraag duidelijk te articuleren. Dit is een probleem voor jongeren met een verstandelijke beperking.

Pleegkinderen en jongeren met een kinderbeschermingmaatregel Vooral voor deze twee groepen geldt dat de overgang naar zelfstan-digheid te groot is wanneer zij uitstromen uit de zorg, de maat-schappij in. Op dit moment bestaat er geen vervolgtraject dat goed aansluit op de pleegzorg of de bescherming die jongeren tot hun 18e jaar kregen.

Wanneer jongeren in een pleeggezin 18 jaar worden, valt hun soci-ale netwerk, namelijk het pleeggezin, formeel gezien weg. Jongeren uit pleeggezinnen hebben vaak een verleden met meerdere of grote problemen en daarom is het juist voor hen moeilijk om zonder net-werk de weg naar volwassenheid zelfstandig te bewandelen.

In het geval van een kinderbeschermingsmaatregel vervalt de begeleiding van de (gezins)voogd. Daar kan momenteel wel een casemanager vanuit Bureau Jeugdzorg voor in de plaats komen, maar deze heeft een (twee keer) hogere caseload en de vertrouwensband moet opnieuw opgebouwd worden. De jongeren zelf benadrukken dit laatste knelpunt: de wisseling van een voogd naar een casemanager ervaren zij als onprettig.

Ten slotte merken wij nog op dat uit het rapport van Fransen et al.

(2009) blijkt dat een groot deel van de zwerfjongeren eerder onder een OTS heeft gestaan en/of een (gezins)voogd heeft gehad. Ook al is er geen causaal verband vast te stellen, dit gegeven duidt erop dat juist bij deze maatregel de kans groot is dat jongeren na het verval-len van de maatregel uit beeld van de zorg raken.

Oplossingen en aanbevelingen

In document (Jeugd)zorg houdt niet op bij 18 jaar (pagina 98-101)