• No results found

Aan de noordkant van de Molenbergsloot ligt ten westen van het boven beschreven petgat een strook weiland op een met aarde opgehoogd perceel. Vroeger werd het bemest, maar sinds het onder de

Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) valt, is de bemesting gestaakt. Twee proef- vlakken in dit weiland (6 x 4 m in het relatief droge en 3 x 3 m in het nattere deel van het perceel) leverden in totaal dertig vaatplan- ten op, waaronder slechts zeven die ook in de verlande petgaten werden waargenomen. De extra bijdrage aan de soortenrijkdom van de percelen moet echter niet alleen worden geteld maar ook gewogen. Er staan soorten die op hoge voedselrijkdom wijzen, zoals Geknikte vossenstaart, die

57Gewoon veenmos =

Sphagnum palustre.

De rozig getinte Gestreepte witbol voert vaak jarenlang de boventoon in vochtig grasland waar de bemesting is gestaakt.

het natte proefvlakje domineerde. In hetzelfde deel van het weiland stonden ook pioniers van ver- stoorde plekken, zoals Zachte duizendknoop, eveneens een plant van zeer voedselrijk milieu. Het talrijk voorkomen van beide soorten in het natste stuk van het weiland wekt de indruk dat hier door veraarding veel voedings- stoffen vrijkomen uit de voorheen bemeste veengrond, wat in de zeer warme en droge zomer van 2003 zal zijn versterkt door een zekere uitdroging.

Op de minder natte delen van het perceel zien we de volgende combinatie van grassen en schijngrassen: Gestreepte wit- bol aspectbepalend, Tweerijige zegge, Pitrus, Liesgras en Ruw beemdgras in substantiële hoe- veelheden, Fioringras en Beemdlangbloem regelmatig maar niet bedekkend, en Ruwe smele - waarover verderop meer - in geringe hoeveelheid als 'spreidbent'. De meeste van deze soorten vormen matig tot slecht veevoer; alleen Ruw beemdgras en Beemdlangbloem zijn goede tot uitstekende voedergrassen. Natuurbeheerstechnisch zijn Gestreepte witbol en Pitrus pro- bleemsoorten, omdat ze een effectieve verschraling vele jaren

kunnen hinderen. Ze komen in aanmerking voor de kwalificatie 'gebakken lucht' wegens de sponzige consistentie van hun bovengrondse delen, die een laag gehalte aan voedingsstoffen hebben. Bij afmaaien of afgrazen van witbol- of pitrushalmen wor- den dus ook weinig voedingsele- menten aan het systeem onttrok- ken. Een vroeger bemest perceel dat in verschraling wordt geno- men, kan tientallen jaren in een witbol- of pitrusstadium blijven hangen, terwijl het fosfaatgehalte van de grond maar weinig daalt. Her en der in het perceel staan soorten van bloemrijk grasland, zoals Pinksterbloem,

Moerasrolklaver, Egelboterbloem, in het natste stuk Moerasvergeet- mij-nietje en Waterkruiskruid, op wat drogere plekken Rode klaver en Scherpe boterbloem. Hun aan- wezigheid geeft aan dat de potenties voor bloemrijk grasland - met name Dotterbloem-hooiland - zeker aanwezig zijn.

Een alternatief voor een verschra- lingsproces dat langdurig vast- loopt in een 'Witbol-steppe', is dat de bemestingstoestand van het perceel wordt geoptimali- seerd voor Beemdlangbloem. Zo snijdt het mes aan twee kan- ten. In voedingswaarde staat

Beemdlangbloem nauwelijks ach- ter bij haar verwant Engels raai- gras, en door een hoger vezelge- halte is zij in wezen gezonder voor het vee. Zij gedijt goed bij lichte tot matige bemesting, en is in bemest grasland veel minder een concurrent voor andere wei- deplanten dan Engels raaigras. Tal van rijk bloeiende grasland- planten hebben vrijwel hetzelfde standplaats-optimum als Beemdlangbloem, bijvoorbeeld Echte koekoeksbloem, Pinksterbloem, Vogelwikke en Scherpe boterbloem. Een licht bemest grasland met

Beemdlangbloem heeft niet alleen beter veevoeder te bieden maar is ook heel wat bloemrijker dan een niet meer bemest gras- land vol Gestreepte witbol! Bij wijze van aanbeveling nog enige zinnen die de Noord-Duitse botanicus Ernst-Wilhelm Raabe aan Beemdlangbloem wijdde58:

'Der Wiesen-Schwingel gehört zu unseren wertvollsten

Grünlandgräsern. (…) Mahd und Beweidung verträgt er in gleicher Weise. (…) Düngung hat bei die- sem Gras nicht die Bedeutung wie ein natürlich reichhaltigen Boden. Bei Düngung wird es leichter von ansprechenderen Arten verdrängt.' Met andere

woorden: Beemdlangbloem is op gronden waar het zich thuisvoelt (zoals in de minder natte graslan- den binnen de Kop van

Overijssel) bij uitstek geschikt om een lichte bemesting en goede productie met elkaar te laten samengaan.

Tussen de Molenbergsloot en de verlande petgaten liggen legak- kers, die tegenwoordig als stro- ken onbemest hooiland worden beheerd. Vroeger werden ze bemest en als hooiland met nabeweiding gebruikt59. De

begroeiing bestaat nu in hoofd- zaak uit forse zeggesoorten, Moerasrolklaver en daaronder een vrij dicht, hoogpolig tapijt van Gewoon haakmos. De over- heersende zeggen zijn afwisse- lend Moeraszegge, Scherpe en Tweerijige zegge. De begroeiing is soortenarm; zo werden op een proefvlak van 6 x 3 m slechts twaalf soorten vaatplanten (waar- onder acht schijngrassen en grassen) en één mos aangetrof- fen. Aan de totale soortenrijkdom van de percelen leveren deze door grote zeggen gedomineer- de legakkers geen eigen bijdra- ge. Ook als vegetatietype ver- tegenwoordigen ze geen bijzon- dere waarde. Wel is het hoge

58Raabe (1951, p. 82-83).

aandeel van Moerasrolklaver van belang voor bijen en vlinders, die op de bloemen fourageren of de plant als voedselgewas voor hun rupsen gebruiken. Voor zover het gewas voor het vee nog enige voedingswaarde heeft, komt deze eveneens voor rekening van Moerasrolklaver.

Als geheel maakt de begroeiing op de legakkers niet alleen een verschraalde maar ook een ver- droogde indruk. Voor schraalland heeft zij een te hoge productie; de vroegere bemesting ijlt na in de dichte groei van hoog opschietende zeggesoorten. Agrarisch is deze productie ech- ter nauwelijks interessant, en botanisch lijkt de vegetatieontwik- keling vooreerst vastgelopen in soortenarmoede.

Herstel van het oude beheer - licht bemesten, hooien en nabe- weiden - zou deze zeggesteppe op de legakker waarschijnlijk her- scheppen in bloemrijk hooiland. Alle ingrediënten daarvoor zijn in de naaste omgeving nog aanwe- zig. Opnemen van legakkers, tril- veen en bloemrijk rietland in één maaironde zou de uitwisseling van zaden bevorderen. Het meest waarschijnlijk is dat er - net als uit het zojuist besproken verwitbolde weiland - een

Dotterbloem-hooiland zou ont- staan met planten als Dotterbloem, Waterkruiskruid, Egelboterbloem, Pinksterbloem, Echte hoekoeksbloem,

Vogelwikke, Beemdlangbloem en wellicht ook Moeraslathyrus en Brede orchis.

Een beheersvoorstel voor