• No results found

4 Geïnterviewden over toekomstige rollen, ambities en opties voor

4.1.3 Waterschappen over toekomstige rollen, ambities en opties voor samenwerking

Veranderende rol

Waterschappen leggen bij gebiedsontwikkeling sterk de nadruk op het realiseren van hun water- opgaven. Daarbij verwachten zij veel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het Delta- programma voor gebiedsontwikkeling. Zij verwachten dat beiden in de vorm van gebiedsontwikkeling gaan plaatsvinden. Waterschappen lijken in sommige gevallen ook bereid om op lokaal niveau als trekker van gebiedsontwikkeling te gaan fungeren, vooral in gebieden waar de provincie niet meer als trekker wil optreden. Daarbij willen zij in toenemende mate optrekken samen met of zelfs als

uitvoeringsorganisatie van gemeenten.

Volgens sommige waterschappers zal de rol van private partijen in gebiedsontwikkeling toenemen. Een hoofd afdeling Watersysteembeheer hierover: Ik denk niet dat het een hoofdmoot gaat worden, maar het initiatief van private partijen gaat in belang toenemen. (...) Daar is nog relatief weinig ervaring mee bij waterschappen'. Volgens dezelfde medewerker betekent dit dat het waterschap wel flink moet opschuiven op de participatieladder. Hij stelt: Als je anderen laat meebetalen, moet je ze ook laten meebeslissen. Daar heeft het waterschap een hele aardige traditie in via de koppeling van belang, betaling en zeggenschap. Overigens zijn anderen van mening dat de verwachtingen van privaat geld bij ontwikkelings- en uitnodigingsplanologie niet te hoog moeten zijn. Een medewerker rivierengebied zegt: Ik denk dat voor ons soort projecten toch zeker de helft tot twee-derde van publieke partijen zal moeten blijven komen.

Waterschappen kunnen meer dan in het verleden, de rol van aanjager en trekker van gebieds-

ontwikkeling gaan oppakken. Dit komt onder meer doordat provincies minder geld hebben en dus ook niet meer in alle gebieden de regie (van gebiedsontwikkeling) kunnen oppakken. Een afdelingshoofd

beheertaken heeft. Hij stelt: Wij komen veel rechtstreekser met een gebied in gesprek. Vroeger kwamen we een beetje achter de provincie aan een gebied in. (...) Dan deed de provincie het ingewikkelde voorwerk. Nu moeten we dat steeds meer zelf doen. Ons bestuur is nog wel huiverig voor die rol als trekker van gebiedsontwikkeling. Een andere factor is de opschaling van water- schappen en de veranderende relatie met provincies. Waterschappen zijn aan het groeien, nemen er steeds meer taken bij. Ze staan bekend als organisaties met goede connecties in het gebied, die heel direct in een gebied kunnen opereren. De taken van de provincie op watergebied worden steeds verder uitgekleed.

Ambities

De ambities van veel waterschappen liggen vooral op het vlak van het efficiënt bereiken van wateropgaven. Gebiedsontwikkeling kan daarvoor een middel zijn. Een medewerker rivierengebied geeft aan dat hij hoopt dat over tien jaar gebiedsontwikkeling als kreet niet meer bestaat maar dat het een manier van werken is: We gaan veel handiger en natuurlijker samenwerken tussen de verschillende overheden. (...) Wat we nu netwerken noemen zal dan de normale manier van werken worden. De facebook-generatie is dan dus aan het roer en die doet al niet anders.

Samenwerking

Waterschappen zien vooral kansen in de samenwerking met andere waterschappen en met Rijkswaterstaat. De kansen voor samenwerking met DLG brengen zij minder naar voren.

Als er in de huidige praktijk samenwerking met DLG is, gaat het meestal over grondverwerving van DLG voor het waterschap. Een aantal medewerkers zegt vooral veel te kunnen leren van de aanpak van grote projecten door Rijkswaterstaat. Een enthousiaste directeur bedrijfsvoering vertelt: Ik kan niet nalaten om Rijkswaterstaat lof toe te zwaaien hoe zij het programma Ruimte voor de Rivier hebben neergezet en hoe zij waterschappen hebben gefaciliteerd om te leren van grote projecten. Met name bij het introduceren van de IPM-rollen, risicobeheersing, contractbeheersing.

Van de noodzaak van samenwerking zijn de meeste geïnterviewde waterschapsmedewerkers wel overtuigd. Daarbij wordt de meeste nadruk gelegd op de samenwerking tussen waterschappen onderling en op samenwerking met provincies en gemeenten. Een trekker zoetwaterregio rivierengebied: We moeten als overheden gezamenlijk aan de bak. Dat betekent niet dat de organisaties zich afzonderlijk breed moeten gaan maken. Juist niet. Dan maken we ons alleen maar zwakker. Het gezamenlijk optrekken dient het liefst al in de pre-verkenningsfase te gebeuren. En een beleidsmedewerker samenwerking Duits-Nederlandse betrekkingen: We moeten bij elkaar gaan zitten, ver aan de voorkant, om te kijken wat elkaars plannen zijn, om te kijken waar we kunnen

samenwerken. Een strategische alliantie is volgens een procesmanager en strategisch adviseur gewenst. We moeten strategisch en meerjarig, meer dan vijf jaar vooruit kijken. Wat gebeurt er in onze eigen portefeuille en hoe kunnen we dat matchen met de andere organisaties?

Het Deltaprogramma bevat volgens een trekker zoetwaterregio rivierengebied ook een duidelijke stimulans voor samenwerking (tussen waterschappen en Rijkswaterstaat). Hij stelt hierover: Het regionale watersysteem en het hoofdwatersysteem zullen met het Deltaprogramma meer gekoppeld zijn. Daar zijn dan geen waterakkoorden meer voor nodig. De lead neemt degene die vindt dat die de lead moet nemen.

Daarmee hangt samen dat waterschappen in de toekomst ook meer voor gemeenten zouden kunnen werken. Een directeur bedrijfsvoering: Wij voeren voor gemeenten projecten uit als

uitvoeringsorganisatie (...) Als je die kennis hebt, waarom zou je die niet benutten? Een hoofd afdeling Watersysteembeheer ziet ook dat sommige waterschappen alleen nog maar integrale plannen willen maken (samen met gemeenten) en geen sectorale waterplannen meer. Het voordeel is: Je vermindert het aantal contactmomenten met de streek omdat je als gemeente en waterschap gezamenlijk optrekt. We willen ook echt meeschakelen met wat er in de streek leeft.