• No results found

Contactpersoon: Acronius Kramer

Aard, ernst en omvang van het verziltingsprobleem?

Aard, ernst en omvang zijn bekend. De essentie is: boeren volgen zout, met uitzondering van gebieden waar wateraanvoer mogelijk is (een betrekkelijk gering areaal). Zie kaartje uit rapport Zoetwatervoorziening Zeeuwse Landbouw (2000).

Onder de duinen zitten kleine zoete grondwatersystemen.

Op aantal plaatsen bevindt zich een kreekrugstelsel, met beperkte zoete grondwatervoorraden. In het verleden is onderzoek gedaan naar mogelijkheden om de voorraad te vergroten. Dit was te duur, en er waren veel technische problemen. Toch maken 20 à 30 bedrijven hier nu gebruik van.

Het Volkerak-Zoommeer (VZM) is nu zoet. Wegens structurele problemen met blauwalgen zit een besluit om het weer te verzouten eraan te komen. Rijkswaterstaat moet zorgen/betalen voor compensatie. Er wordt nu druk op gestudeerd hoe. Voor het waterschap gaat het om Tholen, St-Philipsland en de Reigerbergsche polder op Zuid-Beveland. Er zijn twee scenario's: (i) compensatie, (ii) uitbreiding van de zoetvoorziening op Tholen en Philipsland. Water vanuit West-Brabant wordt aangevoerd via syphons onder de Eendracht. De eventuele kosten van een ingrijpender scenario komen voor belangrijk deel voor rekening van de betrokken boeren. De watervoorziening van de Reigerbergsche polder zal komen te vervallen. Er wordt gestudeerd op water uit de Brabantse Wal, via nieuwe koppelverbinding: Project Water uit de Wal. Eventueel zou ook effluent gebruikt kunnen worden en zou de Spuiboezem erbij betrokken kunnen worden, als buffer.

Zeeuws-Vlaanderen: langs de kust komt vrij zout oppervlaktewater voor (<1000 mg Cl-/l). Zeeuws-Vlaanderen heeft echter ook een kreekrugsysteem in het zuidwesten, tegen de Belgische grens aan, ten oosten van kanaal Gent-Terneuzen. In het uiterste zuidwesten is het oppervlaktewater vrij zoet. In de buurt van de Belgische grens zou hieruit beregend kunnen worden. Tijdens droge perioden is de wateraanvoer vanuit België beperkt. Er wordt wel beregend, waarschijnlijk uit grondwater. In het zandgebied in het zuidoosten zijn goede

mogelijkheden voor beregening, waarschijnlijk uit grondwater. In de Braakmanpolder is beregening uit

grondwater mogelijk. Hier wordt water vanuit het Isabellakanaal ingelaten om verdroging tegen te gaan; op het zoutgehalte wordt niet gecontroleerd. In de buurt van Kampen wordt eveneens water ingepompt: voor

peilhandhaving en om verdroging tegen te gaan.

Hoe gedetailleerd wordt verzilting gemonitord (in ruimte en tijd)?

Het waterschap overhandigt een kaart met locaties waar de EC continu wordt gemeten. Elders wordt incidenteel gemeten.

Wat wordt er nu gedaan tegen de verzilting?

Alleen als boeren er expliciet om vragen kan soms extra worden doorgespoeld, bovenop regulier peilbeheer met optimale waterconservering. Dit hoort echter niet tot reguliere taak van het waterschap; de filosofie is: ‘leven met het water wat je hebt’.

Debieten worden weinig gemeten. Cijfers hebben weinig waarde, want de doorspoeling wordt niet 'slim' gedaan.

Waarop zijn de beheersregels voor wateraanvoer gebaseerd?

Norm voor de landbouw: maximaal 700 mg/l. Natuur en stedelijk gebied worden niet doorgespoeld. 's Winters wordt natuur doorgespoeld in permanent zoete systemen die als zodanig door KRW zo zijn gedefinieerd. Sterke wisseling van zoutgehalten moeten worden vermeden.

Serviceniveau: conform het waterakkoord met RWS wordt op het meest zuidelijk gelegen, zoutste innamepunt maximaal 450 mg Cl/l gehandhaafd. Polders worden doorgespoeld om onder 700 mg/l te blijven. Aardappel is het belangrijkste gewas. Over bruinrot is in deze regio niets bekend.

Geadviseerd wordt het beregenen van aardappelen te stoppen als het chloridegehalte van het

beregeningswater 1000 mg/l overschrijdt. Uien en bruine bonen kunnen volgens slechter tegen brak water: het is raadzaam hier ruim onder de 1000 mg Cl/l blijven.

Hoe is het beheer bij (sterk) oplopende chloridegehalten in het aangevoerde water?

Er is wel eens overwogen om in extreme situaties water uit het Veerse meer op Walcheren in te laten en/of effluent te gebruiken om het oppervlaktewater in zettingsgevoelige gebieden op peil te houden.

In hoeverre zijn beheersregels leidend (ingrijpen op grond van expert judgement)?

700 mg/l is leidend; deze norm is op grond expert judgement vastgesteld.

Zit er spanning tussen beleid (beheersplannen, peilbesluiten) en operationeel beheer?

Daar is geen sprake van, want boeren snappen dat niet alles kan.

Hoe wordt omgegaan met de spreiding in chloridegehalten binnen en tussen beheerseenheden?

Dit is hier niet aan de orde.

Is het ws/hhrs betrokken bij onderzoekprojecten, en wat is de rol? (initiator, trekker, coördinator)?

Zie rapportage van WiBo30.

Commentaar Scheldestromen op door Alterra in december 2010 gestuurde Tabel Serviceniveau Gewassen

Een paar opmerkingen bij de tabel. Dit bestand mag in ieder geval niet suggereren dat wij overal zoet water kunnen leveren, want dat is dus helemaal niet het geval, zoals je weet. Waar wij water kunnen leveren vanuit een nu nog zoet VZM, is de concentratie bij de innamepunten maximaal 450mg CL/l en op het eind van het voorzieningsgebied max. 700 mg. Welke gewassen daarmee worden en kunnen worden bediend heb ik geen goed totaalbeeld van. Na de verzilting van het VZM wordt die situatie weer anders. Het waterschap levert dus ook geen zoet water van 300 mg aan de fruittelers. Dat doet het waterbedrijf Evides met hun

zoetwaterpijplijn.

30 WiBo’ verwijst naar rapport ‘Landelijke inventarisatie Verzilting, uitgevoerd door Witteveen en Bos in opdracht van de Waterdienst