• No results found

Wat is de uitstromingsgraad van de werkzoekenden?

laaggeschoolden, 50-plussers met een

dan 24 maanden en een buitenlandse nationaliteit»

5.5 Dynamische benadering: arbeidsreserve en uitstroompercentage naar werk

5.5.2 Wat is de uitstromingsgraad van de werkzoekenden?

Voor bepaalde groepen werkzoekenden verloopt de inschakeling op de arbeidsmarkt moeizamer.

Dankzij een longitudinale analyse kunnen we deze groepen nauwkeuriger opvolgen over een gege-ven periode en kunnen we de verschillen uitlichten.

Deze analyse van de uitstromingsgraad naar werk betreft de werkzoekenden die zich in de loop van het onderzochte jaar hebben ingeschreven34. De gebruikte methode bestaat erin iedereen die zich tussen januari en december van het bestudeerde

jaar als werkzoekende bij Actiris heeft ingeschreven gedurende een periode van 12 maanden op te volgen en te onderzoeken welke van deze werkzoekenden binnen deze 12 maanden na hun inschrijving werk hebben gevonden35.

De voorbije jaren is het uitstroompercentage, zowel na 6 maanden als na 12 maanden, sinds 2015 in verschillende mate positief geëvolueerd.

Tabel 18: Evolutie van de uitstroompercentages na 6 en 12 maanden (2010-2018)

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018

Uitstroom na 6 maanden 31,5 30,8 29,0 37,1 28,0 30,4 33,2 34,1 35,6 Uitstroom na 12 maanden 43,4 41,9 39,8 38,6 39,0 41,4 45,0 46,4 48,9

Bron: Actiris, berekeningen view.brussels

Voor de gegevens met betrekking tot 2018 werden drie variabelen onderzocht: studieniveau, leeftijd en geslacht.

We stellen vast dat de kansen om de werkloos-heid te verlaten en aan de slag te gaan, stijgen met het studieniveau, maar dalen met de leeftijd.

We stellen eveneens een interessant fenomeen vast betreffende het studieniveau, namelijk dat dit laatste steeds minder van belang wordt naar-mate men ouder is. De verschillen in de uitstroom-percentages naar werk volgens studieniveau zijn bij de jongeren namelijk groter dan bij de oudere werkzoekenden.

Tabel 19: Uitstroom naar werk – ingeschreven werkzoekenden in 2018 (periode 2018-2019)

< 25 25 - 29 30 - 39 40 - 49 50 - 59 > 60 Totaal

Aantal nieuwe inschrijvingen

in 2018

Laag 7.609 6.647 11.998 7.906 3.873 587 38.620

Midden 5.346 3.206 2.997 1422 707 134 13.812

Hoog 1.654 3.533 3.019 1335 822 186 10.549

Totaal 14.609 13.386 18.014 10.663 5.402 907 62.981

Uitstroomgraad naar werk –

Mannen

Laag 47,0 53,6 50,7 45,3 36,2 22,1 47,1

Midden 60,1 61,3 53,0 49,2 44,4 20,7 56,4

Hoog 76,3 73,2 61,3 52,9 45,4 21,8 63,1

Totaal mannen 53,7 59,9 52,6 46,7 38,5 21,8 51,4

Uitstroomgraad naar werk –

Vrouwen

Laag 41,1 42,3 35,4 33,2 28,8 19,8 36,5

Midden 62,1 55,2 41,5 44,5 47,0 23,1 53,2

Hoog 80,9 75,7 62,1 54,6 50,1 27,1 68,2

Totaal vrouwen 55,4 55,3 41,5 37,7 34,9 21,8 46,4

Uitstroomgraad naar werk –

Totaal

Laag 44,5 47,8 42,9 39,7 33,1 21,1 42,1

Midden 61,1 58,5 47,5 47,1 45,5 21,6 54,9

Hoog 79,4 74,8 61,8 53,8 47,7 24,2 66,1

Totaal 54,5 57,4 46,8 42,5 37,0 21,8 48,9

Bron: Actiris, berekeningen view.brussels

Vanuit het genderperspectief zien we dat de uits-troomgraad naar werk globaal genomen kleiner is bij vrouwen dan bij mannen, maar dat deze vaststelling sterk varieert naargelang van het studieniveau en de leeftijd. De uitstroomgraad naar werk van hooggeschoolde vrouwen is hoger dan die van hun mannelijke tegenhangers. De uitstromingsgraad naar werk bij laaggeschoolde vrouwen is daarentegen duidelijk kleiner dan die bij hun mannelijke tegenhangers (in het bijzonder

de leeftijdsgroep 25-40 jaar). Uit meerdere ana-lyses bleek reeds dat de aanwezigheid van kleine kinderen de tewerkstellingsgraad bij vrouwen, maar niet bij mannen, negatief beïnvloedt . Dit komt duidelijk naar voren uit de tabel: het uitstroom-percentage van vrouwen daalt, voor alle studieni-veaus samen, van 55,3% tot 41,5% voor de leef-tijdsklasse 30 tot 39 jaar. Bij de mannen is deze daling veel minder uitgesproken: van 59,9% tot 52,6%.

CONCLUSIE

Brussel, stadsgewest gekenmerkt door een overwegend tertiaire economie, trekt al jarenlang een stroom hoo-ggeschoolde werknemers uit Vlaanderen en Wallonië aan, net als Brusselaars die naar een ander gewest zijn verhuisd en hun werk in Brussel hebben behouden. Deze transformaties van het economische weefsel hebben geleid tot een stijging van het kwalificatieniveau van de arbeidsplaatsen en een concurrentie tussen de Brusselse werkenden en de werkenden afkomstig uit de twee andere gewesten van het land.

Toch doen er zich voor de Brusselse arbeidskrachten tewerkstellingsmogelijkheden voor, zowel in het centrum als in de rand. Enerzijds is er de laatste jaren een dalende trend van het inkomend pendelverkeer, onder meer door de relatieve vergrijzing van de Vlaamse en Waalse pendelaars. Deze daling komt ten goede aan de Brusselse werknemers. Anderzijds kan de demografische vergrijzing in de rand ook tot jobs voor de Brusselaars leiden, aangezien het aantal nieuwkomers op de arbeidsmarkt niet voldoende zal zijn om op termijn alle oudere uitstromers te vervangen. Evenwel blijven deze tewerkstellingsmogelijkheden voorwaardelijk aan het al of niet vervangen van de uitstroom ten gevolge van pensioen. De matching zal bovendien afhangen van de gezochte profielen (rekening houdende met de kwalificaties en talenkennis onder meer), evenals van andere elementen zoals bijv. de mobiliteit en de erkenning van diploma’s.

Op economisch vlak zien we een sterke ondernemersdynamiek, gemeten op basis van het percentage van oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen. Brussel onderscheidt zich van het Vlaams en Waals Gewest door een vrij hoge oprichtings- en stopzettingsgraad, wat een typisch gevolg is van zijn diensteneconomie. Het Brussels Gewest heeft bovendien een grotere toename van de zelfstandige arbeid geregistreerd.

De kwaliteit van de tewerkstelling is eveneens cruciaal op de steeds flexibeler wordende arbeidsmarkt, met gevolgen voor de bezoldigingen en de mogelijkheden om het beroeps- en privéleven met elkaar te verzoenen.

Het aandeel deeltijdse banen stabiliseert in Brussel, maar dat is niet het geval voor de tijdelijke werkgelegen-heid, die in de drie gewesten van het land sterker blijft groeien dan de vaste werkgelegenheid. Deze groei wordt voornamelijk toegeschreven aan de afschaffing van het proefbeding en de gelijkschakeling van het arbeiders- en bediendestatuut.

De evolutie van het economisch weefsel, alsook het nieuwe tewerkstellingsbeleid van het gewest, dragen bij tot een daling van de werkloosheid in de hoofdstad. Deze daling is vooral bij de jongeren bijzonder groot. Het aantal werklozen in het Brussels Gewest ligt op het laagste niveau sinds 2004.

De specifieke kenmerken van de stedelijke, en in het bijzonder de Brusselse werkloosheid, zijn welbekend:

laaggeschooldheid, langdurige werkloosheid, leeftijd, nationaliteit of herkomst en, algemeen, sociale

fenomeen resulteert uit een onevenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en het een veelheid aan variabelen omsluit waarmee de werkloosheidsfluctuaties verbonden zijn.

De oplossing voor het werkloosheidsprobleem is in deze context dan ook niet eenduidig. Het beleid inzake doelgroepen (jonge schoolverlaters, nieuwkomers, laaggeschoolden), groepen die oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidscijfers van Brussel, moet gemeenschappelijke doelstellingen verbinden met aanbeve-lingen en specifieke maatregelen bedoeld voor werkgevers (onder meer de strijd tegen de etnische discri-minatie bij aanwerving, de verbetering van de kwaliteit van jobs en de promotie en ondersteuning van de lokale tewerkstelling) om efficiënt en coherent te reageren op de vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt.

Ter herinnering behandelt deze publicatie gegevens van vóór de COVID19-crisis. Op heden lijkt de foto die van de arbeidsmarkt is getrokken ietwat anachronistisch. Zij blijft evenwel een referentiepunt van waaruit de verwachte wijzigingen bekeken kunnen worden met het oog op de breuk in evoluties die deze crisis zal teweeg-brengen. Deze brengt reeds nieuwe uitdagingen voor de publieke tewerkstellingsdiensten die nu meer dan ooit hun rol van economische en sociale schokdemper zullen moeten spelen.

In deze bijzondere context stelt de observatie- en prospectiecel van view.brussels parallel aan deze publicatie enkele monitoring- en analysetools waarvan een deel reeds verspreid zijn. Het doel is om de impact van de gezondheidscrisis zichtbaar te maken in het Brussels Gewest en deze tools wensen daarmee een bijdrage te leveren aan een beter zicht op de komende uitdagingen waar de materies werk en opleiding voor zullen staan.

Covid-19

ARBEIDSMARKT