• No results found

Warme vriendschap en perkara's

In document Indische Letteren. Jaargang 6 · dbnl (pagina 184-187)

Joop van den Berg

De bovendeur van het smalle zeventiende-eeuwse pandje aan de Dorpsstraat in Loenen aan de Vecht stond altijd open. Je belde er aan met zo'n ouderwetse trekbel, die rinkelend het huisje vulde, hoorde een luide afgemeten stem ‘Wie daar?’, lichtte de klink van de onderdeur op en stapte de lange gang in.

Beb Vuyk zat altijd in de achterkamer met uitzicht op de Vecht, omgeven door haar katten, haar onafscheidelijke pakje sigaretten en stapels boeken, brieven en ander drukwerk. Met grote glanzende ogen achter de extreem dikke brilleglazen keek zij dan de bezoeker even indringend aan, gaf je een hand of kuste je zeer vluchtig en wees met een kort handgebaar waar je diende te gaan zitten. Meestal stak ze meteen van wal: het grote ongenoegen over boeken, kranten en televisieprogramma's moest geventileerd worden. In prachtige lange volzinnen hakte zij dan menige reputatie krachtig aan stukken.

De lange filippica's mochten door de argeloze bezoeker eigenlijk niet onderbroken worden; tenzij je Beb goed kende, haar werk goed gelezen had en zij je accepteerde. Dan kon je - op gezette tijden (maar niet al te gezet) - uitroepen: ‘Beb, dat ben ik niet met je eens, laat mij nu eerst even uitleggen waarom niet, en val me even niet in de rede.’ Er volgde steevast een onthutste blik achter de grote brilleglazen en een nijdige trek aan haar sigaret, waarvan de askegel in de loop van het gesprek steeds langer was geworden. Soms luisterde ze heel goed naar wat je zei, andere keren deed ze net of je gek was - bijna letterlijk vaak - en dan ging ze unerfroren door met haar uitvallen tegen collega's, politici en ander bedenkelijk volk.

Dat ze niet kon luisteren - wat nogal eens gezegd werd - was beslist niet waar, maar je moest met harde stem om spreektijd vragen en die ook gebruiken. Op wàt je zei ging ze vaak niet direct in, maar bij een volgende ontmoeting kon je dan merken dat zij dat ‘lange tijd in haar hart had overlegd’ om het eens in de taal van de door haar zo bewonderde Bijbel te zeggen.

De lange vriendschap met Beb Vuyk begon beginjaren tachtig meteen al met een fikse ruzie. Eigenlijk meer een... perkara.

Ja, wat is een perkara voor de meer Hollandse lezers onder u? Een perkara is (letterlijk) een zaak, maar ook een verschil van mening over iets, hoe klein ook, bijvoorbeeld de hoogte van een tuinhek, dat koste wat het kost uitgevochten dient te worden, bij voorkeur door tussenkomst van de rechter. In zo'n perkara gaat het meestal al lang niet meer om de hoofdzaak, maar worden ook allerlei frustraties, die nu eenmaal tussen bevolkingsgroepen bestaan, botgevierd en tot grote hoogte opgezweept. Wie nu nog niet weet wat een perkara is, moet maar eens de verhalen ‘De pagger’ en ‘Posteerjacht’ van Vincent Mahieu lezen!

Welnu, in 1981 zou ik met Beb Vuyk een vraaggesprek hebben over de rol van het tijdschrift Oriëntatie voor het literaire kwartaalschrift De Engelbewaarder dat geheel gewijd zou zijn aan Rob Nieuwenhuys. Dat ze bij dat vraaggesprek veel vragen niet volledig beantwoordde, ze vaak als niet relevant wegwuifde, of mijn conclusies aanvocht, was met enige goede wil nog wel te accepteren, want Beb Vuyk was nu eenmaal Beb Vuyk. Dat was het ergste niet!

Toen de uitgetikte versie van het nogal moeizaam verlopen ‘vraaggesprek’ door haar volledig werd herschreven met weglating van bepaalde vragen, aangevuld met nieuwe vragen (ingevoegd alsof ik die gesteld had) en gelardeerd met een aantal persoonlijke en nogal emotionele uitlatingen over de toen 75-jarige Rob Nieuwenhuys, was voor mij de maat vol. Beleefd docht zeer dringend liet ik Beb Vuyk weten dat het in deze vorm mijn vraaggesprek niet meer was en dat ze er beter aan deed het als een artikel onder haar eigen naam in te zenden. Daartoe bleek zij niet bereid en ik heb vriendelijk maar beslist het huisje aan de Dorpsstraat in Loenen verlaten. Immers, de deur bij Beb stond ook altijd naar de ‘andere’ kant open, voor mensen die haar niet aanstonden.

Na een dag of tien belde ze mij op en na wat plichtplegingen vroeg ze wanneer wij ‘dat vraaggesprek’ gingen afmaken. ‘Welk vraaggesprek, Beb?’ ‘Hè, doe niet zo vervelend, ik verwacht je donderdag om elf uur 's morgens en dan eet je ook bij mij.’

Een perintah keras voor de goede verstaander.

Toen ik op die bewuste donderdag eenmaal gezeten was, kreeg ik nogal bruusk mijn vraaggesprek retour, dat, behoudens wat kleine veranderingen, wel weer was teruggebracht tot míj́n oorspronkelijke versie. Nog geen week later ontstond over deze nieuwe versie opnieuw een perkara. Of moet ik niet van perkara's spreken, maar de karakteristiek van Rob Nieuwenhuys aanhouden dat Beb Vuyk vaak ‘kleine dingen wist te dramatiseren’? Niets daarvan, Beb Vuyk had een groot talent om het leven te stofferen met reeksen van perkara's die op het scherp van de snede werden uitgevochten. In haar literaire werk wist zij op bijna voorbeeldige wijze hoofd- en bijzaken te onderscheiden, maar in het leven van alledag had zij er meer moeite mee.

181

Willem Walraven schreef eens over haar: ‘Beb Vuyk is iemand met wie je alleen kunt omgaan, als je nooit vergeet wie ze is, wat ze geschreven heeft, dat ze een trouw en eerlijk hart heeft, het oprecht meent met de vriendschap enz. enz. Als je dat alles steeds voor ogen houdt, is het mogelijk de vrede te bewaren met haar, alles van haar te verdragen.’

Op de waarde van haar literaire werk hoef ik op deze plaats niet nader in te gaan. Ik schat dat werk zeer hoog, zoals te lezen valt uit mijn teksten voor In Indië geweest, het begeleidende tekstboek bij de gelijknamige tentoonstelling van begin dit jaar in het Letterkundig Museum in Den Haag.

Zoals bij het begin van onze vriendschap was nu ook weer deze tekst over haar leven en werk voor Beb aanleiding om heftig te protesteren en mij te betitelen als ‘de journalist waar ik ruzie mee heb’. Zo heb ik het gelukkig nooit ervaren en altijd gedacht ‘dat komt te zijner tijd best weer in orde. Bep Vuyk is nu eenmaal Beb Vuyk, en ze meent het inderdaad oprecht met de vriendschap.’

De tijd heeft het anders gewild en de deur aan Dorpsstraat 92 staat voor niemand meer open. Het trouwe en eerlijke hart heeft opgehouden te kloppen. Over de

perkara's die wij hadden kan ik met een gerust hart zeggen dat zij perkara's kecil

waren en dat ik de vriendschap er tussendoor als besar (groot) heb ervaren en als heel uniek.

Uitnodiging

Voor leden van de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde en

In document Indische Letteren. Jaargang 6 · dbnl (pagina 184-187)