• No results found

Waarom/ waarom geen Sevicebureau of SSC?

In document Bijlagen 1 Bijlagen (pagina 37-40)

Bewustwording mate van integratie

Servicebureau/ facilitair bedrijf Shared Service Centrum

+ past in het beleid van desamenwerking: uitwisseling van integrale facilitaire diensten

+ beperken van de kwetsbaarheid van de organisatie

+ economy of scale en synergieën + economy of skill

+ autonomie organsiaties blijft behouden + betere beheersing en reductie van kosten

- minder geen fiscale voordelen (BTW) gezien het gaat om transacties tussen instellingen

+ grotere bestuurbaarheid transparantie van processen

+ toename van de flexibiliteit

+ betere arbeidsoriëntatie van medewerkers

- minder vergaande samenwerking en de besturing wordt beperkt door de vele actoren en hun belangen

+ meer concentratie op kerntaak

+ juridische voordelen: aansprakelijkheid

- verlies van directie beïnvloeding op de ondersteunende diensten door de afzonderlijke organisaties.

- verlies van eigen expertise in de businessunit of afdeling.

- een strakker regime als het gaat om aanleveren van gegevens

- risico van bureaucratie/ hierarchie identiteitsverlies door grootschaligheid

Gesprek: iedereeen ging akkoord met de sheet

Samenvatting ronde tafelgesprek 1 door onderzoeker

Gesprek dinsdag 30 januari.

E

N

Alle deelnemers (alle directeuren van de betrokken instellingen) waren naar de bijeenkomst gekomen om op een vrijblijvende wijze "hun kansen" voor een samenwerking te verkennen.

In het gesprek werden eerst de gezamenlijke knelpunten/ vraagstukken van de instellingen besproken. Deze vraagstukken kunnen in twee groepen worden samengevat, namelijk de toenemende concurrentie en het efficiënter maken van de bedrijfsvoering. Voor het oplossen van deze knelpunten was samenwerking volgens hun de enige doeltreffende manier om dit op te lossen. Dit gezien de maatschappelijke en landelijke trend in welzijn en kinderopvang, door WMO etc., om instellingen samen te voegen en zo de krachten te bundelen. Ook de organisatorische eigenschappen van de individuele instellingen dwingt de instellingen er toe om samen te gaan werken in de bedrijfsvoering. Geen van de deelnemers vond zijn organisatie en zijn bedrijfsonderdelen groot genoeg en professioneel genoeg om in de toekomst zonder samenwerking verder te gaan. Gezien de trend in de omgeving (regio Noord-Nederland) zal vroeg of laat, hoe dan ook, samenwerking moeten worden gezocht tussen instellingen zij het deze of met andere zoals de Timpaan groep, Compaen etc.. De kleinschaligheid binnen de instellingen zit hem vooral in de facilitaire diensten/ processen, maar zelfs de groter organisaties vinden hun primaire diensten/ processen niet groot genoeg om in de toekomst gezond te blijven.

De vraag aan de instellingen was, waarom de gezamenlijke aanbesteding niet erg nadrukkelijk genoemd werd in de bedrijfsfuncties voor samenwerking, terwijl dit een heel belangrijke aspect van de WMO is?

- De invulling van de aanbesteding kan namelijk per gemeente verschillen.

Volgens de deelnemers van de instellingen, wordt de aanbesteding door de gemeenten niet aangegrepen om werkelijk marktwerking in het welzijn van de grond te krijgen. Dit komt waarschijnlijk in de komende jaren nooit echt werkelijk van de grond, Dit, omdat de gemeenten, als opdrachtgevers, ten eerste een reeds lange (vruchtbare) historische band hebben met de instellingen en dus niet zomaar zullen overgaan naar andere opdrachtgevers. Ten tweede is er tot op heden weinig keuze aan dienstverleners voor de om werkelijk een keuze te kunnen maken.

De aanbestedingsprocedure geeft de gemeenten echter wel de kans om zich ”losser” op te stellen van de instellingen. Door de aanbesteding komt er namelijk met ruimte om keuze te maken voor dienstverlener op basis van kwaliteit. Het oude situatie was namelijk zo, dat het al van te voren vast stond hoeveel geld naar welke instelling ging, zonder dat de gemeenten verdere eisen stelde aan de dienstverlening. Op basis van de aanbesteding zullen de gemeenten in de toekomst meer in staat zijn om eerst voorstellen te vragen aan de instellingen hoe zij de opdracht denken in te vullen en op basis daarvan zouden de gemeenten meer instaat kunnen zijn om een keuze te maken op basis van kwaliteit. De prijs-kwaliteit verhouding zal in de dienstverlening een steeds grotere rol gaan spelen in de aanbesteding.. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat gemeenten in de toekomst alleen nog in zee gaan met instellingen die door bijvoorbeeld certificering een bepaalde kwaliteit van dienstverlening kunnen garanderen. Kwaliteitsmanagement zou dus voor de instellingen een belangrijk aandachtspunt kunnen gaan worden in de bedrijfsvoering. Maar werkelijke marktwerking/ concurrentie zal voorlopig niet van de grond komen, ook niet door de mogelijke invoering van de aanbesteding. Dit mede, omdat de gemeenten zelf onderling behoorlijk kunnen verschillen in hun bekwaamheid en kennis om de aanbestedingsprocedure uit te kunnen voeren. Vooral in plattelandsgemeenten kan dit voorkomen door de lagere slagkracht van de gemeenten.

WMO-> “”marktwerking”/ concurrentie -> prijs/kwaliteit.

De bedrijfsfuncties, waarop dus kan worden samengewerkt, P&O/ HRM, ICT, Huisvesting etc. werden dus aarzelend aangevuld met acquisitie en aanbesteding (op termijn).

De behoefte bij de instellingen zitten hem met name in de uitwerking van de door hen geopperde mogelijke samenwerkingsmodellen: 1. service centrum op basis van GR (gemeenschappelijke regeling), 2. shared service centrum/ organisator in een holdingstructuur en 3. mogelijke tussenvorm.

Waarbij wordt gekeken welke bedrijfsfuncties deze samenwerking betrekking kan hebben. En wat de voordelen en nadelen zijns qua autonomie (kijken naar de concurrentiepositie die de

instellingen kunnen en innemen), BTW, regiogericht samenwerken en/ of op werkterrein (kinderopvang, welzijn) samenwerken etc. voor elk van de samenwerkingsmodellen.

Ronde tafelgesprek 2 (08-03-2007)

Praatpapieren opgesteld door dhr. Stokroos en gesprek/vergadering o.l.v. dhr. Stokroos

In document Bijlagen 1 Bijlagen (pagina 37-40)