• No results found

5. Conclusie

5.2 Waardoor ontstaat een botsing?

Groepsvorming vergroot het zelfvertrouwen van de individuen in de groep. Uit zowel onderzoek dat Toy (2008) aanhaalt als uit empirisch materiaal, blijkt dat mensen zich in groepen willen confirmeren aan de rest van de groep, zich minder verantwoordelijk voelen en meer risico’s durven te nemen dan wanneer ze alleen zijn. Mensen in groepen lopen ook aangetoond minder risico. Groepsleden kunnen een tijdelijk verminderd zelfbewustzijn ervaren (de-individuatie). Daarnaast wordt volgens de verschillende informanten het wij-zij gevoel in een groep vergroot, iets dat een gevoel van agressie versus de tegenstander tot gevolg kan hebben. Als de ene groep de andere dan uitlokt, is er een grote kans op een botsing (Jager et al., 2001). “Een individu van de tegenstander verandert in een algemene vijand. (…) Je krijgt een intense hekel aan mensen die je niet eens kent,” aldus Patrick, voormalig ‘gelegenheidshooligan’. Een vijand kan ook (onbewust) voor het voortbestaan van een groep zorgen. Ten eerste omdat een gezamenlijke vijand een bindende factor kan zijn en ten tweede omdat een vijand door haar reactie conflicten uitlokt. Denk aan antifascistische partijen die veelal ontstaan zijn als reactie op de rechts- extremistische partijen en ondertussen ook de grootste vijand van deze rechtse groepen geworden zijn. Bijzonder is dat er bij hooliganclubs, ondanks die hekel ook een duidelijke waardering voor de ‘vijand’ kan zijn. Er wordt vaak met respect over andere hooliganclubs gepraat, als deze clubs zich tanig weren.

Jongeren geven aan vaak tot een reactie over te gaan als ze ‘uitgedaagd’ worden. Deze uitdaging kan een rechtstreekse aanval zijn, maar ook bijvoorbeeld een provocerend uiterlijk of een verkeerd woord. Er is dan vaak al een spanning in de groep, door eerdere voorvallen, persoonlijke achtergronden van individuen in de groep of de invloed van alcohol of drugs. Onderlinge concurrentie, binnen de groep of tussen leeftijdsgroepen, kan ook leiden tot geweld. Geweld zorgt niet alleen voor het stijgen van de status maar hiermee wordt ook de loyaliteit aan de groep getoond. Ondanks het feit dat vaak wordt gesproken over een ‘familiegevoel’, of een hechte club, kan de hechtheid van deze groepen in twijfel worden getrokken. Naar mijn idee zijn verhoudingen binnen een groep nog niet helder als jongeren het gevoel hebben zich te moeten bewijzen.

De buurt waarin jongeren opgroeien kan door middel van rolmodellen een invloed hebben op een (lange of kortdurende) delinquente carrière van de jongeren. De gelegenheids- of rationele keuzebenadering van Rovers (1997) lijkt op te gaan: het doet er in mijn opinie toe of een buurt de gelegenheid biedt voor het plegen van delicten. Dit sluit aan bij de differentiële

70 |

associatietheorie van Sutherland en de sociale leertheorie van Akers; als de omgeving niet negatief tegenover delinquent gedrag staat, zal delinquent gedrag eerder voorkomen bij de personen in die omgeving.

De omgeving kan ook op een andere manier een rol spelen, namelijk door het afbakenen van een territorium. Dit speelt in Nederland een andere, minder aanwezige, rol dan in bijvoorbeeld Amerika, maar kan niet buiten beschouwing worden gelaten. Voor hooligans lijkt een territoriumdrang wel degelijk aanwezig: het verdedigen van hun stad is een belangrijke drijfveer voor het gebruik van geweld. In je eigen stad moet je winnen, zo voelen hooligans dat.

Van Gemert (2002) ziet botsingen als processen met een herkenbare dynamiek. Er is volgens hem een reactiepatroon te onderscheiden. Ik ben het met hem eens dat bepaald provocerend gedrag, of dat nu qua uiterlijk is of door middel van ‘gespierde taal’, een reactie kan uitlokken, wat weer een andere reactie teweeg kan brengen, wat uiteindelijk tot een escalatie kan leiden. Maar omdat de achtergrond van ieder persoon en dus de groepsdynamische processen in elke groep verschillend zijn, kan een uitkomst naar mijn idee praktisch nooit voorspeld worden.

Uit onderzoek van Weerman (2001) komt naar voren dat het elkaar binnen een groep aanzetten tot geweld één van de redenen is waarom delicten zo vaak samen worden gepleegd. Weerman ziet het samen plegen van delicten als sociale ruil waarbij een uitwisseling van materiële en immateriële zaken plaatsvindt, zoals geld, ruggensteun of sociale goedkeuring. Weerman gaat uit van het nut van een delict, de groep maakt een rationele keuze. Een delict kan ook gebaseerd zijn op een gevoel van angst. Xenofobie of een angst voor concurrentie kan geweld tot gevolg hebben. Jongeren, geboren in een dorp, gaan naar de middelbare school in een stad en komen daar in aanraking met migranten. Dit onbekende zorgt voor angst, en etnocentrisme maakt dat de jongeren bang zijn voor concurrentie van deze ‘vreemden’. Daarnaast kan een algeheel ontevreden gevoel over de samenleving een reden zijn voor het afzetten tegen deze samenleving door middel van deviant gedrag. Of kan het verlies van een wedstrijd zorgen voor een gevoel van krenking, een gevoel dat volgens de persoon in kwestie alleen weg kan gaan door ergens anders te winnen, bijvoorbeeld bij een gevecht.

Zoals eerder al naar voren kwam, kan geweld ook gezien worden als iets dat inherent is aan de mens. Of dit geweld naar buiten komt, hangt af van andere karaktereigenschappen, of de situatie. “De situatie maakt de hooligan”, aldus Patrick. Hij doelt hierbij op fanatieke supporters die niet direct op een gevecht uit zijn. Een situatie in deze zin kan zijn: een actie van de tegenstander of een overheidsinstellingen als de ME of de politie. Daarnaast kan het gebruik van alcohol of drugs invloed hebben. Tegenwoordig lijkt voetbalgeweld te zijn afgenomen. Door optreden van de overheid is rellen lastiger geworden.

71 |