• No results found

vroegsignalering mentaal functioneren het van Wiechenonderzoek

3.a correctie onderzoeksleeftijd voor vroeggeboorte

3.1 mentaal functioneren

3.1.2 vroegsignalering mentaal functioneren het van Wiechenonderzoek

Binnen de JGZ wordt reeds op diverse contactmomenten breed gekeken naar de ont- wikkeling van kinderen met behulp van het Van Wiechenonderzoek. Het gaat hier om het opsporen van stoornissen op het gebied van de fijne en grove motoriek, adaptatie, com- municatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag. Recent is er voor het scoren van het Van Wiechenonderzoek een D-score ontwikkeld om een globale ontwikkelingsachterstand te meten en de ontwikkeling op verschillende leeftijden te kunnen vergelijken (Jacobusse et al., 2008; Jacobusse et al., 2006). Deze D-score bleek bij een leeftijd van 2 jaar een goede voorspellende maat te zijn voor de ontwikkeling op 5-jarige leeftijd (Hafkamp- de Groen et al., 2009). De werkgroep vult echter aan dat de D-score momenteel nog niet vaak gebruikt wordt binnen de JGZ bij het afnemen en interpreteren van het Van Wiechenonderzoek. Er wordt aanbevolen om onderzoek te doen naar de D-score bij te vroeg geboren kinderen (zie aanbeveling hoofdstuk 4).

Zie hoofdstuk 3a over correctie van de onderzoeksleeftijd voor vroeggeboorte bij het afnemen van het Van Wiechenonderzoek.

Aanvullende literatuur over monitoren mentaal functioneren bij te vroeg/ SGA geboren kinderen

Skellern et al. onderzochten de eigenschappen en bruikbaarheid van de Ages and Stages Questionnaire (ASQ) als signaleringsinstrument om kinderen met een ontwik- kelingsachterstand te detecteren, in een populatie van 176 kinderen geboren na een zwangerschapsduur van < 31 weken (Skellern et al., 2001). De kinderen werden op de (gecorrigeerde) leeftijd van 12, 18, 24 en 48 maanden op de polikliniek onderzocht. Afhankelijk van de leeftijd werden de volgende psychometrische testen afgenomen als ‘gouden standaard’: Griffith Mental Development Scales, Bayley Scales of Infant Deve- lopment, McCarthy Scales of Children’s Abilities, Neuro-Sensory-Motor Development Assessment. De ouders kregen voor het bezoek aan de polikliniek de ASQ toegestuurd om in te vullen, de respons was 87%. Over alle leeftijdscategorieën waren de eigen- schappen van de ASQ als volgt: sensitiviteit 90%, specificiteit 77%, positieve voorspel- lende waarde 40%, negatieve voorspellende waarde 98%, vals positieven 20%, vals ne- gatieven 1%. De auteurs concluderen dat de ASQ gebruikt zou kunnen worden als een signaleringsinstrument voor cognitieve en motorische achterstanden in de follow-up van premature kinderen. Dit zou wel moeten worden gecombineerd met andere methoden. Lando et al. onderzochten in Denemarken de ontwikkeling van 88 kinderen geboren na een zwangerschap van < 28 weken en vergeleken deze met de ontwikkeling van 30 à terme geboren kinderen (Lando et al., 2005). Zij gebruikten hiervoor een door henzelf vertaalde en iets ingekorte versie van de Duitse Revised Prescreening Developmental Questionnaire (R-PDQ), deze werd telefonisch afgenomen bij de ouders op de (gecor- rigeerde) leeftijd van 9-15 maanden. De resultaten van de R-PDQ werden vergeleken

met de resultaten van de Ages and Stages Questionnaire (ASQ) op de (gecorrigeerde) leeftijd van 36-42 maanden en er bleek een goede correlatie tussen de uitkomsten te zijn (r = 0,72; p < 0,001). Helaas zijn de resultaten van de vragenlijsten niet vergeleken met de uitkomsten van ontwikkelings onderzoeken en is de eigen bewerking van de R-PDQ verder niet gevalideerd.

Op de leeftijd van 4 jaar werd de neuromotorische ontwikkeling van 105 kinderen ge- boren na een zwangerschap van ≤ 33 weken onderzocht en vergeleken met die van 107 à terme geboren kinderen in Nieuw-Zeeland (Woodward et al., 2009). Er werd door een kinderarts een neuromotorisch onderzoek afgenomen, tevens werden een verkorte WPPSI-R, Clinical Evaluation of Language Fundamentals Test (CELF-P) en Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) afgenomen. Te vroeg geboren kinderen hadden een 3 keer grotere kans op problemen op meerdere domeinen vergeleken met à terme geboren kinderen.

Bij het Pinkeltje-onderzoek bleek de Dutch Ages and Stages Questionnaire-48 (D ASQ- 48) in de Nederlandse setting een instrument met een goede sensitiviteit (89%) om speciaal onderwijs op 5-jarige leeftijd te voorspellen en specificiteit (80%) om de brede ontwikkeling van (matig) te vroeg geboren kinderen bij het JGZ-contactmoment 3 jaar 9 maanden kort (de vragenlijst kost 10-15 minuten om in te vullen) te onderzoeken (Kerst- jens et al., 2009).

conclusie vroegsignalering mentaal functioneren

niveau 2

Het Van Wiechenonderzoek waarmee reeds op diverse JGZ-contactmomenten naar de brede ontwikkeling gekeken wordt, lijkt goed toepasbaar bij te vroeg of SGA geboren kinderen.

B Jacobusse, 2008; Hafkamp-de Groen, 2009 D Laurent de Angulo, 2008

niveau 2

De ASQ-48-vragenlijst voor ouders is geschikt om een ontwikkelingsachterstand te signaleren voor de start van het basisonderwijs en richting te geven aan verder ontwikkelingsonderzoek.

B Skellern, 2001; Kerstjens, 2009 overige overwegingen

Voor andere leeftijden dan de leeftijd van 48 maanden is de ASQ in Nederland (nog) niet gevalideerd. Voor kinderen op een leeftijd van 48 maanden kunnen ouders de ASQ-48 invullen als aanvulling op het Van Wiechenonderzoek. De ouders worden zo direct be- trokken bij het observeren van hun kind. De ASQ geeft een goed beeld van de ontwikkeling zoals die door de ouders waargenomen wordt en geeft een leidraad om met ouders in gesprek te gaan. De ASQ dient verder gevalideerd te worden voordat een aanbeveling gegeven kan worden over het gebruik hiervan (zie hoofdstuk 4).

De werkgroep concludeert dat het van belang is dat er nader onderzoek gedaan wordt naar het gebruik en de validering van zowel het Van Wiechenonderzoek (en de bijbeho- rende D-score) als het gebruik en de validering van de ASQ-vragenlijst bij te vroeg en/ of SGA geboren kinderen. De resultaten hiervan dienen opgenomen te worden in een landelijk standpunt hierover (zie ook hoofdstuk 4 Aanbevelingen voor toekomstig onder- zoek, beleid en kosten).

Aanbeveling vroegsignalering mentaal functioneren

• Voor het monitoren van de ontwikkeling van te vroeg of SGA geboren kinderen wordt het Van Wiechenonderzoek gebruikt. Bij de interpretatie wordt rekening gehouden met de (mate van) vroeggeboorte.

• Bij twijfel over achterstand na het afnemen van het Van Wiechenonderzoek wordt overlegd met de kinderarts over deze twijfel, tenzij de ontwikkeling van het kind tevens in het kader van een follow-up door een andere professional gevolgd wordt.

• Bij een geconstateerde achterstand wordt het kind door/-terugverwezen naar de kinderarts.

vroegsignalering spraak- en taalproblemen

Binnen de JGZ wordt actief op stoornissen in de spraak- en taalontwikkeling getest met het Van Wiechenonderzoek. Daarnaast vindt er, afhankelijk van de lokale situatie, tijdens het contactmoment bij 5 jaar een extra logopedische monitoring op spraak- en taalstoor- nissen plaats.

Volgens de werkgroep is er voldoende aandacht voor spraak- en taalproblemen binnen de contactmomenten met het Van Wiechenonderzoek. Met de huidige exploratie van an- dere signaleringsinstrumenten en het mogelijk ontwikkelen van een JGZ-richtlijn Spraak- en taalstoornissen is er voldoende aandacht voor dit onderwerp. Desondanks is het wel van belang dat de JGZ extra alert is op mogelijke spraak- en taalproblemen bij te vroeg en/of SGA geboren kinderen.

Er is ook een subschaal ‘communicatie’ opgenomen in de Dutch Ages and Stages Ques- tionnaire-48 (D_ASQ_48). Zoals eerder beschreven bleek bij het Pinkeltje-onderzoek dat de ASQ in de Nederlandse setting een goed instrument is om de brede ontwikkeling van (matig) te vroeg geboren kinderen op de leeftijd van 48 maanden (JGZ-contactmoment 3 jaar 9 maanden) te onderzoeken, met een goede sensitiviteit en specificiteit (Kerstjens et al., 2009).

conclusie vroegsignalering spraak- en taalproblemen

niveau 2

De JGZ test met behulp van het Van Wiechenonderzoek voldoende op spraak- en taalproblemen.

Ook de ASQ-vragenlijst besteedt aandacht aan de spraak- en taalontwikkeling, maar blijkt onvoldoende gevalideerd in Nederland.

A2 Kerstjens, 2009

Aanbeveling vroegsignalering spraak- en taalproblemen

• Voor het monitoren van de spraak en taal van te vroeg en/of SGA geboren kinderen wordt het Van Wiechenonderzoek gebruikt. Bij de interpretatie wordt rekening gehouden met de (mate van) vroeggeboorte.

• De JGZ is extra alert op spraak- en taalproblemen bij te vroeg en/of SGA geboren kinderen. • Bij twijfel over achterstand na het afnemen van het Van Wiechenonderzoek wordt overlegd met

de kinderarts over deze twijfel, tenzij de spraak en taal van het kind tevens in het kader van een follow-up door een andere professional (bijvoorbeeld de (pre)logopedist) gevolgd wordt.