• No results found

Vrijheidsbeperkende maatregelen

6 Internationaal recht

6.3 Vrijheidsbeneming 18-/18+ als uitzondering op het recht van vrijheid

6.3.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen

6.3.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen

Voor dit onderzoek is ook de vraag van belang hoe vrijheidsbeperkende maatregelen zich verhouden tot internationale mensenrechten. Beperkende maatregelen zijn maatregelen die al dan niet tegen de

373

Vgl. Uit Beijerse, FJR 2016/9.

374

Zie toelichting bij regel 17; Recommendation Rec(2003)20, regel 11.

375

The Beijing Rules; European Prison Rules (2006). Deze jongeren worden aangeduid met de term ‘young adult offenders’.

376

Kromhout e.a 2010, p. 124; EHRM 15 maart 2012 (Grand Chamber), nrs. 39692/09, 40713/09 en 41008/09 (Austin e.a./Verenigd Koninkrijk).

377

EHRM 15 maart 2012 (Grand Chamber), nrs. 39692/09, 40713/09 en 41008/09 (Austin e.a./Verenigd Koninkrijk).

378

Liefaard 2010; EHRM 6 april 2000, nr. 26772/95 (Labita/Italië).

379 EHRM 26 februari 2002, nr. 39187/98 (H.M./Zwitserland), BJ 2002, 20, m.nt. W. Dijkers.

380

Liefaard 2010.

wil van een persoon worden toegepast. Daarbij kan worden gedacht aan tijdelijke plaatsing in afzondering, tijdelijke overplaatsing binnen een instelling of naar een andere instelling, het vastpakken en vasthouden van een persoon, beperkingen in contact en het toezicht daarop, onderzoek aan lichaam en kleding, urineonderzoek, en onderzoek van de kamer. Maar ook dwangbehandeling, zoals dwangmedicatie, kunnen hieronder vallen.382

Voor het toepassen van beperkende maatregelen zijn het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM) en het recht om gevrijwaard te blijven van vernederende en mensonterende behandeling (art. 3 EVRM) van belang.383

Anders dan het eerstgenoemde recht, kan het laatstgenoemde recht niet worden ingeperkt. Het genot van het recht om gevrijwaard te blijven van vernederende en mensonterende behandeling is absoluut en komt daarmee te allen tijde aan een ieder toe.

In het kader van dwangbehandeling toetst het EHRM in ‘extreme gevallen’384

aan art. 3 EVRM. Het EHRM acht het in het kader van deze toets van belang dat de dwangbehandeling dient te worden uitgevoerd door of onder de verantwoordelijkheid van een arts en dat aan de procedurele waarborgen is voldaan.385

Bovendien gaat het na of er pijn of lijden door de behandeling wordt veroorzaakt, of er geweld is gebruikt en of er schadelijke gevolgen zijn van de behandeling voor de gezondheid van de betrokkene.386

Het EHRM toetst streng wanneer de betrokkene een kwetsbare en machteloze positie heeft, zoals een wilsonbekwame patiënt, in het kader van gedwongen zorg aan psychiatrische patiënten. Richtinggevend is hier de zaak Herczegfalvy/Oostenrijk:387

82. The Court considers that the position of inferiority and powerlessness which is typical of patients confined in psychiatric hospitals calls for increased vigilance in reviewing whether the Convention has been complied with. While it is for the medical authorities to decide, on the basis of the recognised rules of medical science, on the therapeutic methods to be used, if necessary by force, to preserve the physical and mental health of patients who are entirely incapable of deciding for themselves and for whom they are therefore responsible, such patients nevertheless remain under the protection of Article 3 (art. 3), whose requirements permit of no derogation.

The established principles of medicine are admittedly in principle decisive in such cases; as a general rule, a measure which is a therapeutic necessity cannot be regarded as inhuman or degrading. The Court must nevertheless satisfy itself that the medical necessity has been convincingly shown to exist.

Het EHRM hanteert als algemene regel dat de medische noodzakelijkheid van de behandeling moet zijn aangetoond. Deze medische noodzaak beperkt zich niet alleen tot levensreddende interventies, maar kan ook bij bepaalde ziekten en aandoeningen van belang zijn.388

Gedwongen behandeling, zoals het toedienen van kalmerende medicatie, aan patiënten met een psychische of verstandelijke beperking in ziekenhuizen of andere instellingen waar zij van hun vrijheid worden beroofd, mag alleen worden

382

Zie bijv. hoofdstuk 6, para. 6.3, art. 6.3.1. e.v. van de Jeugdwet.

383

Preadvies van Kelk & Legemaate 1990, p. 74.

384

Bij de dwangtoepassing moet sprake zijn van een ‘minimum level of severity’ wil het onder de toets van art. 3 EVRM vallen. Daarbij kijkt het EHRM onder meer naar leeftijd, geslacht en gezondheidssituatie van de persoon; Legemaate, Frederiks & de Roode 2007a, p. 47.

385

Hendriks, Frederiks & Verkerk, TvGR 2008, p. 13; Legemaate, Frederiks & de Roode 2007a, p. 51-53; Zie in dit kader voor een uitgebreid overzicht met rechtswaarborgen toegespitst op dwang: Recommendation 1235.

386

Hendriks, Frederiks & Verkerk, TvGR 2008, p. 13.

387

EHRM 24 september 1992, nr. 10533/83, (Herczegfalvy/Oostenrijk).

388

Legemaate, Frederiks & de Roode 2007a, p. 47; EHRM 25 september 1996, nr. 20348/92 (Buckley/Verenigd Koninkrijk).

toegepast als laatste redmiddel ter voorkoming van direct of dreigend gevaar voor de patiënt of voor anderen.389

Overigens kan het onthouden van een medische noodzakelijke behandeling ook een schending van art. 3 EVRM opleveren.390

In de literatuur is er discussie geweest over de vraag of het EHRM wilsonbekwaamheid nu wel of niet als voorwaarde ziet voor het toepassen van dwangbehandeling.391

Volgens Widdershoven lijkt het EHRM die voorwaarde te stellen, maar volgens Hendriks hanteert het EHRM een minder strikte relatie tussen dwangbehandeling en wilsbekwaamheid.392

In ieder geval heeft het EHRM inmiddels het belang van nationale wetgeving benadrukt waarin de mogelijkheid wordt geboden tot gedwongen psychiatrische behandeling wanneer de veiligheid van derden daarom vraagt, zonder dat het EHRM daarbij een onderscheid maakt tussen wilsonbekwame of wilsbekwame patiënten.393

Bij minder ‘extreme gevallen’, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een geneeskundige behandeling zonder toestemming, kijkt het EHRM naar art. 8 EVRM.394

Een inbreuk op art. 8 EVRM kan onder omstandigheden gerechtvaardigd worden (art. 8 lid 2 EVRM). Ten eerste moet de beperkende maatregel een basis hebben in wetgeving, ten tweede moet de beperking een legitiem doel dienen en tot slot dient de beperking noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving. Bij toetsing dient te worden nagegaan of de beperkende maatregel noodzakelijk en geschikt is om het doel te bereiken; of er geen minder vergaande maatregel is die hetzelfde doel kan bereiken en of het door de maatregel gediende belang opweegt tegen de beperking.

Wanneer dwangbehandeling noodzakelijk wordt geacht, bijvoorbeeld in het belang van de gezondheid van de betrokkene, moet telkens worden gezocht naar de minst vergaande vorm. Ambulante dwangbehandeling zou vanuit deze subsidiariteitsgedachte eerst overwogen moeten worden boven dwangbehandeling met dwangopname.395

Er moet dan wel sprake zijn van goed toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige geestelijke gezondheidszorg die vrijwilligheid als uitgangspunt heeft voor alle hulpverlening, terwijl afgeraden wordt om bij actief verzet dwangbehandeling toe te passen buiten een medische voorziening.396

Ook hier zien we weer dat het recht op autonomie en medisch noodzakelijke zorg samenhangt met de kwaliteit van deze zorg.397

Met betrekking tot het toepassen van dwang in psychiatrische instellingen moeten volgens het Europees Comité voor de Preventie van Folteringen Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT), gezien de ernst van dwangtoepassing, effectieve waarborgen gelden om misbruik van dwangmaatregelen te voorkomen.398

Hierbij zijn de volgende elementen van belang: een wettelijke basis, autorisatie door een medisch deskundige, nauwkeurige verslaglegging, supervisie en effectieve klachtenprocedures. Wanneer een patiënt is onderworpen aan dwang moet deze voortdurend onder

389

EHRM 19 februari 2015, nr. 75450/12 (M.S. t. Kroatië). Vgl. met dwang in noodsituaties: EHRM 8 juni 1998, nr. 52/1997/836/1042, (Tekin/ Turkije).

390

Hendriks, Frederiks & Verkerk, TvGR 2008, p. 13.

391 Legemaate, Frederiks & de Roode 2007, p. 278; Akerboom e.a. 2011, p. 230.

392

Legemaate, Frederiks & de Roode 2007, p. 278; Akerboom e.a. 2011, p. 230; EHRM 2 oktober 2012, nr. 41242/08, (Plesó/Hongarije), NJ 2014/245, m.nt. J. Legemaate; EHRM 5 april 2005, nr. 54825/00

(Nevmerzhitsky/Oekraïne), GJ 2005/63, m.nt. A.C. Hendriks., § 93; EHRM 28 februari 2006, nr. 14659/02 (Wilkinson/Verenigd Koninkrijk), BJ 2006/ 21, m.nt. A.C. Hendriks..

393

Akerboom e.a. 2011, p. 230-231, onder verwijzing naar EHRM 15 januari 2009, nr. 46598/06 (Branko Tomasic/Croatia).

394

Zie bijvoorbeeld Hendriks 2014.

395

Legemaate, Frederiks & de Roode 2007a, p.42.

396

Legemaate, Frederiks & de Roode 2007a, p. 42.

397

Vgl. met eerder genoemde zaak Pleso/Hongarije en conclusies Hendriks, Frederiks & Verkerk, TvGR 2008, p. 13.

398

toezicht staan van personeel en moet deze periodiek door een arts worden gezien.