• No results found

Vragenlijsten

In document Oorgewig en vetsug; (pagina 30-41)

3. Methode

3.3 Instrumentarium

3.3.3 Vragenlijsten

van de auteurs. De aangepaste fotonovela die is gebruikt voor dit onderzoek is te vinden in bijlage 3. Uit de pretest bleek dat de respondenten gemiddeld 10 minuten nodig hadden om de fotonovela te lezen.

Video

De video is eveneens in Los Angeles ontwikkeld door de USC School of Pharmacy in samenwerking met L.A. Care Health Plan en Inland Empire Health Plan (IEHP) en is gebaseerd op de fotonovela. Dit houdt in dat de video dezelfde personages, foto’s en teksten als de fotonovela bevat. De afbeeldingen van de fotonovela verschijnen in een constante stroom achter elkaar op het scherm. Een verschil met de fotonovela is dat de video een extra contextueel kenmerk bevat. Naast afbeeldingen en tekst bevat de video audio. Dit uit zich in het stemgeluid van de personages in het verhaal, voice-overs, overgangsgeluiden en achtergrondgeluiden. Daarnaast is de overgang van de ene afbeelding naar een andere afbeelding gedigitaliseerd met effecten (zoals zoom of pan) en speelt de voice-over een rol in de overgang van deze afbeeldingen.

In dit onderzoek konden respondenten in de fotonovelaconditie zelf bepalen op welk tempo de narratief gelezen werd. Tevens konden zij terugbladeren of vooruit bladeren. Respondenten in de videoconditie moesten zich echter schikken aan het tempo van de video. Zij kregen niet de optie om bepaalde videobeelden nogmaals te bekijken. De duur van de video in dit onderzoek is 19 minuten.

Controle

De respondenten uit de controleconditie kregen de narratief niet te zien voordat zij de vragenlijst invulden. De vragen in deze vragenlijst hadden betrekking op de kennis, attitudes, gedragsintenties, schoonheidsidealen en de waargenomen kwetsbaarheid met betrekking tot overgewicht, obesitas en in sommige gevallen diabetes. Op basis van de antwoorden van de respondenten uit deze conditie, kan een nulmeting worden vastgesteld. Bovendien kan door toevoeging van een controleconditie statistisch worden onderbouwd of de experimentele condities effect hebben en voor welke experimentele conditie welk effect optreed.

De variabelen van het EORM zijn, anders dan waargenomen kwetsbaarheid, niet bevraagd in deze conditie omdat de vragen voor deze variabelen terugslaan op de narratief. De controleconditie heeft de narratief in zijn geheel niet gezien voor het invullen van de vragenlijst en dus konden zij deze vragen ook niet beantwoorden. Na het invullen van de vragenlijst, kregen de respondenten uit de controleconditie een van de twee experimentele versies van de narratief te zien waarna hen werd gevraagd een aantal evaluerende vragen te beantwoorden.

3.3.3 Vragenlijsten

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van drie verschillende schriftelijke vragenlijsten waarbij de respondenten uit iedere conditie een verschillende vragenlijst kregen te zien. De vragenlijsten voor de fotonovelaconditie en de videoconditie waren nagenoeg identiek. Het enige verschil was te vinden in het gebruikte werkwoord (‘read’ of ‘saw’) en in de evaluatieve vragen over beide communicatiekanalen achteraf. Er werden vragen gesteld met betrekking tot variabelen uit het EORM, variabelen met betrekking tot de kennis, attitudes en gedragsintenties van de respondenten, variabelen die ingaan op de demografische gegevens van de respondenten en variabelen die ingaan

31 op de schoonheidsidealen van respondenten. De vragenlijsten voor de fotonovela en de videocondities zijn te vinden in bijlage 4.

Naast deze experimentele vragenlijsten is gebruikt gemaakt van een vragenlijst voor respondenten uit de controleconditie. Deze vragenlijst was beduidend korter dan de vragenlijsten voor de experimentele condities. De variabelen van het EORM zijn hier niet bevraagd door afwezigheid van experimentele materiaal. Hierdoor zijn er enkel vragen gesteld met betrekking tot de kennis, attitudes en gedragsintenties van de respondent, de demografische gegevens en schoonheidsidealen van de respondent. Ook werden de respondenten uit de controleconditie enkele evaluerende vragen gesteld na het zien van een van de twee experimentele condities. De vragenlijst voor de controleconditie is te vinden in bijlage 5.

Er is, in navolging van Duizer (2014), Kenkhuis (2015) en Moyer-Gusé (2008), specifiek gekozen voor het verwerken van de data op een cijfermatige manier om statistisch onderbouwde conclusies te kunnen trekken. Bovendien zouden er in het tijdsbestek van dit onderzoek minder respondenten kunnen worden bevraagd als er interviews in plaats van vragenlijsten zouden zijn gebruikt. De vragenlijsten zijn - evenals het materiaal - in het Engels opgesteld en, voorafgaand aan het experiment, door een Engelse moedertaalspreker gecontroleerd op fouten. Vervolgens zijn de vragenlijsten opnieuw in de pretest getest op begrijpelijkheid.

De vragenlijsten die in dit onderzoek zijn gebruikt, bestonden voornamelijk uit stellingen die beantwoord moesten worden op een vijfpunts Likert schaal. De Likertschalen liepen in alle gevallen in dezelfde richting, met de meest negatieve antwoordoptie links en de meest positieve antwoordoptie rechts. In het geval van de kennisvragen over overgewicht en obesitas bestonden de antwoordmogelijkheden uit ‘True’, ‘False’ en ‘I don’t know’. Op deze manier kon de data worden omgevormd tot cijfers die gemakkelijker konden worden verwerkt dan open vragen. Daarnaast is er gekozen voor gesloten vragen omdat op deze manier de vraag- en antwoordalternatieven voor iedere respondent gelijk waren en de kans op interpretatiefouten tijdens de analyse beperkt was (Baxter & Babbie, 2004: 170). Tot slot is er gekozen voor vragen in gesloten vorm om de duur van het experiment te beperken.

De stellingen in dit onderzoek zijn veelal gebaseerd op eerdere onderzoeken en kunnen dus als valide worden beschouwd in het meten van de daadwerkelijke variabelen. Door middel van een factoranalyse en een betrouwbaarheidsanalyse is alsnog gekeken of de metingen van de variabelen voldoende intern consistent waren om de items samen te kunnen vatten tot 1 nieuwe variabele. De minimumwaarde van de Cronbach’s Alpha die voor dit onderzoek is aangehouden is vastgesteld op α = .70.

Kennis, attitudes en gedragsintenties.

Kennis van overgewicht en obesitas werd gemeten door middel van dertien items in de vorm van juist/onjuist stellingen over onder meer overgewicht, obesitas en diabetes. De antwoord-mogelijkheden bestonden uit optie 1 = True, optie 2 = False en optie 3 = I don’t know. De stellingen die gebruikt zijn om kennis te meten, zijn deels gebaseerd op de vraag & antwoord-sectie uit de oorspronkelijke fotonovela en deels op de inhoud van de narratief zelf. Om een mogelijk kennisverschil tussen respondenten die geen narratief bekeken en respondenten die wel een narratief bekeken aan te tonen, zijn enkel stellingen geformuleerd waarvan het antwoord in de narratief te vinden was. De stellingen die gebruikt zijn om kennis te meten, luidden: "Being

32 overweight means you have an Body Mass Index between 25 and 29.9”; “Being overweight could lead to diabetes”; “Losing a lot of weight in a short amount of time is good for your health”; “Slimming products are dangerous”; “BMI is measured only by age and weight”; “Obese children are more likely to turn out to be obese as adults”; “Overweight adults are at lower risk of heart diseases than adults with a normal weight”; “20 minutes of exercising a day is enough to lose weight”; “Obesity can cause mental health problems”; “When you are slim, exercising is not necessary”; “Diabetes can be hereditary (transferred from parents to children)”; “Diabetes can be controlled” en “Exercising helps you to lose weight”.

Alle dertien items waarmee kennis is gemeten, zijn samengevoegd tot de variabele kennis. Het was hierbij noodzakelijk om de nominale antwoorden van de respondenten (1 = goed, 2 = fout, 3 = ik weet niet), opnieuw te coderen (0 = fout/ik weet niet, 1 = goed). Op deze manier konden de respondenten een totaalscore behalen tussen nul en dertien, waarbij nul punten stond voor een zeer slechte kennis van overgewicht en obesitas (geen enkel juist antwoord) en dertien punten voor een zeer goede kennis van overgewicht en obesitas (alle antwoorden juist). Door de juist beantwoorde vragen per respondent op te tellen, is de somvariabele ‘kennis van overgewicht en obesitas’ geconstrueerd.

Attitude werd gemeten door middel van twaalf items in de vorm van stellingen over gezond gedrag en de ernst van overgewicht en obesitas. De respondenten konden met behulp van een vijfpuntsschaal aangeven in hoeverre zij het met de stellingen eens waren (1 = I totally disagree; 2 = I disagree; 3 = Neutral; 4 = I agree en 5 = I totally agree). De twaalf stellingen die gebruikt zijn om attitude te meten, luidden: “It is wise to eat healthy”; “It is important to eat healthy”; “It is essential to eat healthy”; “It is wise to exercise regularly”; “It is important to exercise regularly”; “It is essential to exercise regularly”; “Being overweight is dangerous”; “Being overweight is unhealthy”; “Being overweight is risky”; “Being obese is dangerous”; “Being obese is unhealthy” en “Being obese is risky”.

Uit de factoranalyse voor de twaalf items waar attitude mee is gemeten toonde twee factoren met een eigenvalue groter dan 1. De eerste zes items laadden op de eerste factor: ‘it is wise to eat healthy’, ‘it is important to eat healthy’, ‘it is essential to eat healthy’, ‘it is wise to exercise regularly’, ‘it is important to exercise regularly’ en ‘it is essential to exercise regularly’. De andere zes items laadden op de tweede factor: ‘Being overweight is dangerous’, ‘Being overweight is unhealthy, ‘Being overweight is risky, ‘Being obese is dangerous’, ‘Being obese is unhealthy en ‘Being obese is risky’. Uit verdere analyse bleek dat de twee factoren sterk met elkaar correleerden (r = .514, p < .001). Voor dit onderzoek is er besloten dat de items inhoudelijk voldoende van elkaar verschillen. Om de bovenstaande redenen is besloten twee verschillende variabelen voor attitude te creëren. De items onder factor 1 (α = .895) zijn samengevoegd tot ‘attitude gezond gedrag’. De items onder factor 2 (α = .917) zijn samengevoegd tot ‘attitude ernst van overgewicht en obesitas’.

Gedragsintentie is door middel van vier items in de vorm van stellingen gemeten. De stellingen vroegen naar de intentie van de respondenten om een bepaald gezond gedrag uit te oefenen. De antwoordmogelijkheden waartussen de respondenten konden kiezen waren: 1 = Very unlikely; 2 = Unlikely; 3 = Neutral; 4 = Likely en 5 = Very likely. Om een mogelijk verschil in de gedragsintentie tussen respondenten die geen narratief bekeken en respondenten die wel een narratief bekeken aan te tonen, is ervoor gekozen om gedrag dat in de narratief wordt aanbevolen, te verwerken in de

33 stellingen. De stellingen die gebruikt zijn om gedragsintentie te meten, luidden: “I will eat healthier over the next month”; “I will exercise at least three times a week over the next month”; “I will visit the doctor for weight problems over the next month” en “I will try to influence the weight of my children over the next month”.

Gedragsintentie is oorspronkelijk gemeten aan de hand van vier items. Deze vier items meten inhoudelijk echter dusdanig verschillende intenties dat ze niet kunnen worden samengenomen tot 1 variabele onder de noemer ‘intentie’. Om die reden is ervoor gekozen om vier aparte variabelen voor intentie mee te nemen. Deze variabelen worden in dit onderzoek aangeduid als ‘gedragsintentie gezonder eten’, ‘gedragsintentie meer bewegen’, ‘gedragsintentie dokter bezoeken’ en ‘gedragsintentie gewicht van kind beïnvloeden’. Uit de factoranalyse bleek echter dat de items wel gecombineerd konden worden tot 1 factor. Ook de betrouwbaarheidsanalyse gaf aan dat de vier items konden worden gecombineerd tot 1 variabele met een betrouwbaarheidsniveau van α = .744. Om die reden is besloten om de items samen te voegen tot de nieuwe variabele ‘gedragsintentie algemeen’ en deze variabele naast de vier aparte gedragsintenties mee te nemen.

In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de gemiddelden, standaarddeviaties en betrouwbaarheidsniveaus van de variabelen kennis, attitude ernst van overgewicht en obesitas, attitude gezond gedrag, intentie gezonder eten, intentie meer bewegen, intentie dokter bezoeken, intentie gewicht kind beïnvloeden en intentie algemeen.

Variabele Items N M SD α

Attitude gezond gedrag 7a t/m 7f 150 4.52 .628 .895 Attitude ernst van overgewicht en obesitas 7g t/m 7l 150 4.37 .863 .917 Kennis van overgewicht en obesitas 9a t/m 9m 150 9.15 2.308 - Intentie gezonder eten 8a 150 4.01 1.003 - Intentie meer bewegen 8b 150 3.80 1.164 - Intentie dokter bezoeken 8c 150 3.11 1.329 - Intentie gewicht kind beïnvloeden 8d 150 3.99 1.153 - Intentie algemeen 8a t/m 8d 150 3.73 .878 .744

Tabel 2: Aantal respondenten (N), gemiddelden (M), standaarddeviaties (SD) en betrouwbaarheidsniveaus (α)

voor de variabelen kennis, attitudes en gedragsintenties (schaal 1-5, behalve kennis (schaal 1-13)).

Variabelen uit het Entertainment Overcoming Resistance Model

Duizer (2015: 51) stelt in haar onderzoek dat het Entertainment Overcoming Resistance Model (EORM) impliceert dat tegenargumentatie en waargenomen kwetsbaarheid mediërende factoren kunnen zijn voor de overtuigingskracht. Deze factoren zijn volgens het EORM afhankelijk van identificatie, transportatie, parasociale interactie en waargenomen gelijkenis (Moyer-Gusé & Nabi, 2010). Om deze reden zijn ook deze variabelen van het EORM meegenomen in de vragenlijst. In dit onderzoek wordt er niet verder ingegaan op analyses waarin de relaties tussen de variabelen van het EORM worden betrokken. Voor meer informatie over dergelijke analyses, wordt verwezen naar de scriptie van M. Bekkernens (2016).

Identificatie is in dit onderzoek onderzocht aan de hand van zeven items. Hierbij hebben vijf items de vorm van stellingen en twee items de vorm van open vragen. Respondenten konden met behulp van een vijfpuntsschaal aangeven in hoeverre zij het met de stellingen eens waren (1 = I totally disagree; 2 = I disagree; 3 = Neutral; 4 = I agree en 5 = I totally agree). De stellingen komen voort uit onderzoek van Cohen (2001: 256) waarin een lijst van tien items wordt voorgesteld waarmee identificatie

34 gemeten kan worden. Vier items uit het onderzoek van Cohen (2001) zijn overgenomen in dit onderzoek. Het hoofdpersonage uit de narratief, Rosa, is hierbij in de items verwerkt. De stellingen luidden: “I think I have a good understanding of Rosa”; “I tend to understand the reasons why Rosa does what she does”; “While reading the story, I could feel the emotions Rosa portrayed” en “At key moments in the show, I felt I knew exactly what Rosa was going through”. Een vijfde stelling is toegevoegd aan de hand van onderzoek van Duizer et al. (2014): “While reading the story, I imagined that I would do the same as Rosa”.

De factoranalyse voor de vijf items waarmee identificatie is gemeten, toonde voor de variabele identificatie 1 factor met een eigenvalue groter dan 1. Alle vijf de items uit de vragenlijst laadden op deze factor. Gezien het betrouwbaarheidsniveau van α = .819, is ervoor gekozen om deze vijf items samen te nemen tot de variabele identificatie.

De fotonovela die gebruikt is in dit onderzoek, is ontwikkeld in Zuid-Amerika. De personages zijn allen Latino omdat dit de grootste populatiegroep is in dit gebied. Het is om die reden mogelijk dat respondenten uit Zuid-Afrika (met een ander uiterlijk, een andere cultuur en andere opvattingen) zich moeilijk kunnen identificeren met de personages. Om te onderzoeken of dit het geval was, zijn aan het concept identificatie twee open vragen toegevoegd. Hier konden respondenten aangeven met welke aspecten van het hoofdpersonage zij zich wel of juist niet konden identificeren: “Please explain why you could identify with Rosa” en “Please explain why you could not identify with Rosa”. De respondenten werden niet verplicht om deze vragen te beantwoorden.

Transportatie is gemeten door middel van vijf items in de vorm van stellingen over de mentale betrokkenheid van de lezer of kijker bij het lezen of zien van een narratief. Wederom konden de respondenten met behulp van een vijfpuntsschaal aangeven in hoeverre zij het met de stellingen eens waren (1 = I totally disagree; 2 = I disagree; 3 = Neutral; 4 = I agree en 5 = I totally agree). Vier van de vijf gebruikte items zijn overgenomen van de Transportation Scale van Green en Brock (2000). Omdat respondenten mogelijk niet bekend zijn met het woord narratief is dit woord in de stellingen vervangen door ‘story’. De vier stellingen luidden: “I was mentally involved in the story while reading it”; “I wanted to learn how the story ended”; “The story affected me emotionally” en “I found myself thinking of ways the story could have turned out differently”. Het vijfde item is een combinatie van twee andere stellingen uit de Transportation Scale. Green en Brock (2000, p. 704) gebruikten onder meer de volgende items voor het meten van transportatie: “While I was reading the narrative, I could easily picture the events in it taking place” en “While I was reading the narrative, activity going on in the room around me was on my mind”. Aangezien het onderzoek uitgevoerd is in een stille en rustige omgeving voor de respondenten en het laatstgenoemde item hier niet optimaal op aansluit, is besloten de stellingen te combineren tot het volgende item: “While I was reading the story, I was only thinking about events in the story”.

Ook uit de factoranalyse van de items van transportatie is gebleken dat alle vijf de items op 1 factor laadden. Het item “While I was reading the story, I was only thinking about events in the story (2a)” laadde echter minder sterk op deze factor dan de andere vier items. De betrouwbaarheidsanalyse gaf een betrouwbaarheidsniveau van α = .634 voor de vijf items samen terwijl het weglaten van item 2a leidde tot een betrouwbaarheidsniveau van α = .713. Daarom is besloten om item 2a uit te sluiten en de overige vier variabelen samen te voegen tot de variabele transportatie.

35 Waargenomen kwetsbaarheid is gemeten met behulp van negen items in de vorm van stellingen over het persoonlijke risico van de respondenten op het krijgen van overgewicht, obesitas en diabetes. In navolging van Gibbons, Gerrard, Blanton en Russell (1998, p. 1170) gebruikten Moyer-Gusé en Nabi (2010) meerdere items om de waargenomen kwetsbaarheid van respondenten te meten in de vorm van vragen. De items zijn voor dit onderzoek geherformuleerd zodat zij betrekking hadden op overgewicht en obesitas. Tevens zijn de items omgevormd tot stellingen in plaats van vragen. De stellingen luidden: “The likelihood that I will become overweight is”; “The likelihood that I will become overweight if I eat healthy is”; “The likelihood that I will become overweight if I exercise regularly is”; “The likelihood that I will become obese is”; “The likelihood that I will become obese if I eat healthy is”; “The likelihood that I will become obese if I exercise regularly is”; “The likelihood that I will become obese if I am overweight is”; “The likelihood that I will get diabetes if I am overweight is” en “The likelihood that I will get diabetes if I am obese is”. De respondenten konden met behulp van een vijfpuntsschaal aangeven in hoeverre zij de stellingen waarschijnlijk achtten (1 = Very unlikely; 2 = Unlikely; 3 = Neutral; 4 = Likely en 5 = Very likely).

Waargenomen kwetsbaarheid is gemeten aan de hand van negen items die volgens de betrouwbaarheidsanalyse gezamenlijk een voldoende hoog betrouwbaarheidsniveau behaalden (α = .622) om een nieuwe variabele te vormen. Uit de factoranalyse werden drie factoren met een eigenvalue groter dan 1 gevonden. Op de eerste factor laadden vier items: “The likelihood that I will become overweight if I eat healthy is”; “The likelihood that I will become overweight if I exercise regularly is”; “The likelihood that I will become obese if I eat healthy is” en “The likelihood that I will become obese if I exercise regularly is”. Op de tweede factor laadden drie items: “The likelihood that I will become obese if I am overweight is”; “The likelihood that I will get diabetes if I am overweight is” en “The likelihood that I will get diabetes if I am obese is”. Op de derde factor laadden twee items: “The likelihood that I will become overweight is” en “The likelihood that I will become obese is”. Deze items correleerden sterk met elkaar (r = .543, p < .001). De betrouwbaarheidsanalyse wees uit dat de Cronbach’s Alpha van iedere factor hoog genoeg was om drie nieuwe variabelen te vormen (factor 1: α = .815, factor 2: α = .827 en factor 3: α = .703). Daarom is besloten om de variabele waargenomen kwetsbaarheid op te splitsen in drie nieuwe variabelen: ‘kennis over effecten gezond gedrag (factor 1)’, ‘kennis over samenhang lichamelijke aandoeningen (factor 2)’ en ‘waargenomen kwetsbaarheid (factor 3)’.

Tegenargumentatie is in dit onderzoek gemeten met behulp van zeven items in de vorm van vijf stellingen en twee open vragen. De respondenten konden met behulp van een vijfpuntsschaal aangeven in hoeverre zij het met de stellingen eens waren (1 = I totally disagree; 2 = I disagree; 3 = Neutral; 4 = I agree en 5 = I totally agree). De stellingen zijn gebaseerd op items uit het onderzoek

In document Oorgewig en vetsug; (pagina 30-41)