• No results found

4.3 Commentaar op het wetsvoorstel

4.3.9 Voortzettingseis

De voortzettingseis wordt als te beperkend ervaren. Een meer economische benadering zou hier moeten gelden217. Een gezonde bedrijfsvoering kan immers met zich mee brengen dat activiteiten worden afgestoten of stilgelegd. De Orde bepleit hier voor een één op één aansluiting bij de regelingen in de wet IB 2001 op dit punt218. Ook een inkrimping naar medegerechtigdheid zou geen vervreemding voor de BOF moeten zijn.

208 Om dit soort constructies tegen te gaan kan aan de bezitseis van art. 35d (nieuw) kan worden toegevoegd dat het ondernemingsvermogen niet mag zijn verkregen van één de kinderen.

209 Wijkerslooth-Lhoëst, 2009, § 6.1, Janssen, 2009, § 4.6

210

Dit is opmerkelijk aangezien Van Houte al in 1998 heeft beweerd dat de forfaits een waardering op werkelijke waarde volgens art. 21 SW 1956 niet in de weg staat. Zie § 2.3.6

211 Janssen, 2009, § 2.2, NOB, 2009, p. 13. Zeker gezien de uitspraken van de rechtbanken die de methode van de Staatssecretaris in het besluit afkeuren. Zie § 3.9

212 Zoals bepleit door Van Houte, 1998, T. Blokland, 2002, Zwemmer, 2008, De Wijkerslooth-Lhoëst, 2008

213 NOB, 2009, p. 8. Zij merken op dat de in de IB de keuze tussen wel of niet afrekenen hierdoor niet meer wordt beïnvloed

214 NOB, 2009, p. 8.

215 Hierin wordt de bepaald dat de termijn om een (conserverende) aanslag vast te stellen in verband met een gebeurtenis als bedoelt in art. 35e (het niet meer voldoen aan de voorzettingsvereiste) pas gaat lopen na de dag waarop die gebeurtenis zich heeft voortgedaan.

216 NOB, 2009, p. 13.

217 NOB, 2009, p. 19.

Door Wijkerslooth-Lhoëst wordt voorgesteld om de voortzettingstermijn te verlengen naar 10 jaar219. Dit in verband met de verhoging van de vrijstelling en om meer aan te sluiten bij de vrijstellingen in de Natuurschoonwet.

4.4 Conclusie

Een vergelijking van de oude BOF met de nieuwe BOF geeft aan of de faciliteit daadwerkelijk de goede kant uitgaat220. Dit commentaar is opgenomen in tabel 1.

Tabel 1

Onderdeel Verbetering Opmerkingen

Ingewikkeldheid Nee Nieuwe beperkingen maken de

regeling onduidelijk. Ook blijven veel vragen onbeantwoord. Beperkte doorschuifmogelijkheid

IB-claim bij leven

Ja Niet in het wetsvoorstel

meegenomen

Afstel in plaats van uitstel Nee De vrijstelling wordt nog groter

15%-regeling Ja Nieuwe 5%-regel zou ook moeten

vervallen om volledige

rechtsneutraliteit te bereiken en verdere vereenvoudiging

Vermogensetikettering Ja Volledig aangesloten bij IB-begrip

Beleidseis Ja Vervallen

Consolidatie niet op aandeelhoudersniveau

Nee Bedrijfspand in een aparte BV buiten de houdsterstructuur valt er niet onder.

TBS-vermogen Ja Beperkt tot onroerende zaken

Samenwerkingsverbanden Nee Eisen gelijk

Belastinglatentie Nee Geen veranderingen, geen

duidelijkheid geschept.

Al met al kan wel gezegd worden dat een redelijk deel van de belangrijkste kritiekpunten verbeteren in het nieuwe wetsvoorstel. Het aantal personen dat van de faciliteit kan profiteren wordt beperkt door het uitsluiten van commanditaire vennoten en in veel gevallen preferente aandelen. Deze nieuwe beperkingen zullen niet alleen vele vragen oproepen, maar ook de bedrijfsopvolging in de praktijk moeilijk maken. Door deze eis zullen waarschijnlijk belastingadviseurs uiteindelijk meer uren moeten schrijven om een overdracht te realiseren. Immers vele bestaande constructies die wachten op vererving zullen aangepast moeten worden, tenzij er overgangsrecht komt.

Ook zijn er duidelijk enkele omissies op te merken. Het bedrijfspand in de TBS-sfeer wordt wel gefaciliteerd maar het bedrijfspand in een aparte BV niet. Dit is redelijk simpel aan de faciliteit toe te voegen. Op de behandeling van de belastinglatentie is helemaal niet ingegaan, terwijl juist door recente uitspraken hierover onduidelijkheid is ontstaan. Het

219 De Wijkerslooth-Lhoëst, 2009, § 6.1

belangrijkste kritiekpunt is alleen maar vergroot door de vrijstelling te verhogen naar 90%. De behandeling van verkrijgers van ondernemingsvermogen en

niet-ondernemingsvermogen wordt nog schever, zonder dat dit voldoende wordt gemotiveerd. Het idee om de BOF om te bouwen tot een goede faciliteit voor uitstel van betaling, zodat er een gelijke behandeling bestaat lijkt niet eens te zijn overwogen.

Uiteindelijk kan er gezegd worden dat de belangrijke reparaties wel worden verricht, maar dat een goede analyse en mogelijk volledige herziening van de BOF achterwege blijft. Het doel dat de nieuwe BOF voornamelijk bereikt is het bevoordelen van de bedrijfsopvolger in de vorm van een forse vrijstelling, zonder dat gekeken wordt in hoeverre dit nodig is. Zonder goede motivering wordt ondernemingsvermogen nagenoeg geheel van deze heffing uitgesloten. Mogelijkheden tot misbruik blijven hier ook open. De mogelijke liquiditeitsproblemen door schenkings- dan wel successierecht voor ondernemingen zijn er niet altijd mee geholpen. Het is dan ook zeer te betwijfelen of de nieuwe BOF een stap in de goede richting is.

H5 – Samenvatting en conclusie

De BOF heeft als doel om ervoor te zorgen dat de heffing van schenkings- dan wel successierecht de bedrijfscontinuïteit niet te verstoren. De werking van de huidige BOF is behoorlijk ingewikkeld en rechtsvormneutraliteit ontbreekt. Op enkele punten is de regeling nog onvoldoende uitgewerkt. Ook kan gesteld worden dat de heffing van schenkings- dan wel successierecht zeker niet het grootste probleem is. Een

doorschuifmogelijkheid van de IB-claim zou veel soelaas bieden en de bedrijfsoverdracht tijdens leven stimuleren. Voor het schenkings- dan wel successierecht zou waarschijnlijk een ruime uitstelmogelijkheid ook voldoen. De huidige en de nieuwe BOF zijn daarom ontzettend inefficiënt. Door enkel de voortzetter te faciliteren ontstaat er vrijwel altijd grote ongelijkheid binnen de familie, doordat de nettoverkrijging van de voortzetter veel groter is. Het gelijkheidsbeginsel wordt hier overschreden.

De nieuwe grote beperkingen aan de BOF zullen waarschijnlijk hoge advieskosten met zich meenemen om de bedrijfsstructuur aan te passen aan de regels. Bovendien kan er van enkele uitsluitingen betwist worden of deze terecht zijn. In ieder geval zal er bij een deel van de uitgesloten groep een liquiditeitsprobleem ontstaan. Bovendien blijven er mogelijkheden open voor simpel oneigenlijk gebruik. Vanwege de hoge 90%-vrijstelling zal daar ook vrij zeker gebruik van gemaakt worden.

Op technisch vlak gaat de BOF wel vooruit. Door het vervallen van de eerdere beleidseis en een betere definitie van ondernemingsvermogen wordt inderdaad meer aangesloten bij de materiële onderneming. Op enkele punten zou een verdere vereenvoudiging bereikt kunnen worden. Het is te hopen dat bij de parlementaire behandeling dit alsnog gebeurd. Het is zeer jammer dat van een echte herziening naar een uitstelregeling geen sprake is. De vrijstelling die de BOF geeft is in enkele jaren uitgegroeid van 30% in 2002, naar 75% per 2007 en gaat naar 90% in het nieuwe wetsvoorstel. Indien het wetsvoorstel ongewijzigd wordt aangenomen kan er zeker gezegd worden dat het een brug te ver is.

Dankwoord

Hierbij wil ik graag mijn scriptiebegeleider Mark de Vries bedanken voor de snelle en heldere feedback. Mijn tweede beoordelaar Wim Westerman voor het binnen de perken houden van het onderzoek, waardoor ik het tijdig heb af kunnen ronden. In het bijzonder wil ik nog bedanken Helena Nanninga en Alieke Benedictus (PWC) voor inspiratie, het aangeven van belangrijke focuspunten en het wijzen op belangrijke literatuur. Amir Haberham (Ministerie van Financiën) wil ik bedanken voor het toesturen van enkele zeer lastig te vinden documenten.

Literatuurlijst

De Beer 2005

A.M.A. de Beer, ‘Bedrijfsopvolingsfaciliteit in de successiewet: een faciliteit voor beleggingsvermogen’, MBB 2005/03.

De Beer 2007

Mr. A.M.A. de Beer, ‘Houdsterstructuren en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (na het besluit van 10 oktober 2007, nr. cpp2007383m)’, WFR

2007/1251.

Blokland 2002

T. Blokland, ‘Inzake belastinglatenties en de Successiewet 1956’, WFR 2002/639.

Burgerhart, Hoogeveen & Egger 2009

Burgerhart, Hoogeveen en Egger, ‘Civiele en fiscale

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Een praktijkonderzoek’, Amsterdam: BDO 2009.

Dijkstra 2007

C.G. Dijkstra, ‘Bedrijfsopvolging en belastinglatenties’, WFR 2007/936.

Dijkstra 2008

C.G. Dijkstra, “Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: voldoende gesynchroniseerd?”, FTV

2008/11.

Gubbels 2004

N.C.G. Gubbels, ‘Besluit bedrijfsopvolgingsfaciliteiten’, WPR 2004/6580.

Haan 2007

A. de Haan, ‘Bedrijfsvermogen in de successiewet en het gelijkheidsbeginsel’ (diss. Amsterdam UvA), Amersfoort: Sdu 2007.

Hoeve & Van Gorkum 2004

H. Hoeve en P.L.M. van Gorkum, ‘Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de sfeer van successie- en schenkingsrecht’, p. 116-118, Deventer: Kluwer 2004.

Hoeve 2007

H. Hoeve, ‘Vererving en schenking van aanmerkelijk belangaandelen’, Serie Bedrijfsopvolging en fiscus / 3, belasting_magazine, april 2007, p. 26-29.

H. Hoeve, ‘De invloed van latente belastingschulden’, Serie Bedrijfsopvolging en fiscus / 5, belasting_magazine, juni 2007, p. 26-29.

Hoogeveen 2004

M.J. Hoogeveen, ‘Bedrijfsopvolgingsfaciliteit het ene bedrijfspand is het andere niet’,

TFR 2005/1045.

Hoogeveen 2005

M.J. Hoogeveen, ‘Schenken en vererven van ondernemingsvermogen’, Fed 2004, p. 179-181, 210.

Hoogwout 2008

Th. Hoogwout, ‘Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in 2010’, FTV 2008/22 T.C. Hoogwout, ‘Eindelijk besluit betreffende het beleidscriterium bij de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten’ , MBB 2008/02.

Van Houte 1998

C.P.M. Van Houte, ‘Verkeerde berekeningen belastinglatenties’, WFR 1998/603.

Janssen 2009

R.L.M. Janssen, ‘Vernieuwde bedrijfsopvolgingsfaciliteiten’, WFR 2009/723.

Kruitbosch 2008

R. Kruitbosch, ‘Bedrijfsopvolging middels schenking of versterf. Goed geregeld of toch niet?’, Forfaitair 2008/189.

Luijckx 2007

M.B. Lucas Luijckx, ‘Overheveling van ondernemingsvermogen: fiscaalrechtelijke aspecten’ in: F. Sonneveld, W.M. Kleijn, Estate planning, Amersfoort: Sdu 2007, p. 267-298.

Martens & sonneveldt 2008

C.J.M. Martens, F. Sonneveldt, Wegwijs in de Successiewet, Amersfoort: Sdu 2007.

Moltmaker e.a. 2000

J.K. Moltmaker e.a., ‘De warme, de koude en de dode hand’, Rapport van de werkgroep modernisering successiewetgeving 2000.

De 9ederlandse Orde van Belastingadviseurs 2009

NOB, ‘Commentaar van de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op het wetsvoorstel (nr. 31 930) 'Wijziging van de

Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier

vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956)'’, Aan de voorzitter en de leden de Vaste Commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Amsterdam 2009.

Oers 2003

M.H.M. Oers, ‘Latente belastingschulden bij een nalatenschap: contant of nominaal?’,

FTV 2003/11.

Schut 2003

H.J. Schut, ‘Aanbevelingen tot aanpassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956’, WFR 2003/327.

Stevens 2005

S.A. Stevens, ‘Bedrijfsopvolging Civielrechtelijke en fiscaalrechtelijke aspecten’, Preadvies KNB, Amersfoort 2005, p. 241, 242.

S.A. Stevens, ‘Bestaande bedrijfsopvolgingsfaciliteit spant paard achter de wagen’, WFR

2005/387.

Stevens 2008

L.G.M. Stevens, ‘Versoepel de bedrijfsoverdracht’, Het Financieele Dagblad, 3 oktober 2008.

Stevens 2009

L.G.M. Stevens, ‘Ongelijke behandeling achilleshiel successiebelasting’, Het Financieele Dagblad, 11 juni 2009.

Stubbé 2008

J.P.M. Stubbé, ‘Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet’, TFR Beschouwingen,

2008/3.

Van Vijfeijken en Te 9iet 2005

I.J.F.A. van Vijfeijken en H.A.J.P. te Niet, ‘De houdstervennootschap en de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956’, WFR 2005/1693.

Van Vijfeijken 2007

I.J.F.A. van Vijfeijken, ‘Eindelijk meer duidelijkheid over de bedrijfsopvolgingsregeling!’, WPR 2007/6736.

V9O-9CW 2009

VNO-NCW, ‘Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten’, Aan de voorzitter en de leden de Vaste Commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Briefnummer 09/11.097/Jla.

De Wijkerslooth-Lhoëst 2008

S.A.M. De Wijkerslooth-Lhoëst, ‘Contouren nieuwe bedrijfsopvolgingsfaciliteit voor de nieuwe Wet schenk- en erfbelasting: geen afstel maar uitstel!’, WFR 2008/1113.

De Wijkerslooth-Lhoëst 2009

S.A.M. De Wijkerslooth-Lhoëst, ‘De nieuwe bedrijfsopvolgingsregeling: Alle knelpunten opgelost?’, WPR 2009/6802.

Zwemmer 2008

GERELATEERDE DOCUMENTEN