• No results found

Hoofdstuk 4: Aanbevelingen en conclusie

4.5 Voorstel tot samenstelling cao-ontslagcommissie

Om de deskundigheid en onafhankelijkheid van de cao-ontslagcommissie te waarborgen, moet er een commissie samengesteld worden waarbij de belangen van de werknemer en werkgever objectief kunnen worden bepaald en gewogen. Dit kan allereerst worden gerealiseerd door een onafhankelijke jurist in de commissie op te nemen die aantoonbare ervaring heeft met het behandelen van bedrijfseconomische ontslagen. Daarbij is het aan te bevelen dat de betreffende jurist ervaring heeft in het analyseren van bedrijfstechnische gegevens. De jurist moet in staat zijn de verschillende ondernemingen in een holding of concern te duiden, uit elkaar te houden en door bepaalde (schijn)constructies heen te

kijken. Zo kan er sprake zijn van de stopzetting van een personeels-BV, vindt het werk van de betreffende werknemer in een andere BV plaats of werkt de werknemer voor meerdere dochters. De jurist moet tevens ervaring hebben in het lezen van balansen en jaarrekeningen. Het kan voorkomen dat de werkgever juist die gegevens verstrekt om een financieel ander (vaak negatiever) plaatje weer te geven dan wanneer bij verstrekking van de volledige jaarrekening het geval zou zijn geweest. De jurist moet ervaring hebben om hierop bedacht te zijn. Uiteraard kan deze jurist ten aanzien van de bedrijfstechnische aspecten worden ondersteund door een fiscalist of een boekhouder.

Naast de jurist met aantoonbare ervaring in bedrijfseconomische ontslagen verdient het aanbeveling een vertegenwoordiger van beide kanten van de cao- onderhandelingstafel in de ontslagcommissie op te nemen (net als bij de UWV commissie). Zij zijn namelijk partij geweest bij de totstandkoming en vormgeving van de ontslagcommissie. Deze vertegenwoordigers weten wat zij hebben bedoeld met de procedureregels en waar er eventueel marge bestaat om van de op schrift gestelde procedureregels af te wijken.

Al met al zijn er meer dan genoeg onduidelijkheden en is het van belang de uitwerking van de cao-ontslagcommissie op de voet te blijven volgen.

4.6 Vervolgonderzoek

In hoofdstuk 3 is kort de representativiteit van de vakbonden aan bod gekomen. De leden worden alsmaar ouder, terwijl er weinig jonge mensen lid worden van een vakbond. Doordat vakbonden overwegend ‘oudere’ leden kennen en opkomen voor de belangen van hun leden zal dit naar mijn mening invloed kunnen hebben op de samenstelling van de cao-ontslagcommissie en de daarbij gepaard gaande ontslagprocedure. Oudere leden kunnen bijvoorbeeld meer waarde hechten aan een hoge ontslagvergoeding. Het is aannemelijk dat de vergrijzing invloed kan hebben op de samenstelling van de ontslagcommissie. Heeft de ‘vergrijzing van de vakbonden’ en de daarbij gepaard gaande invloed van de oudere leden op de onderhandelingseisen van de vakbond een negatief effect op de legitimiteit van de cao-ontslagprocedure?

Naast het hierboven geschetste probleem dat betrekking heeft op de representativiteit van de vakbonden, is de manier waarop de rechter omgaat met de zelf samengestelde procedureregels een onderzoek waard. Zoals in hoofdstuk 3 al is aangehaald, kan de rechter afspraken aangaande de cao-ontslagcommissie wegens strijd met dwingend recht afschieten. Voorop staat dat de cao een uitkomst is van een (contractuele) onderhandeling tussen werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers. De uitkomst daarvan is uiteraard bindend tussen partijen. De rechter zou de cao-procedureregels in de gerechtelijke procedure dan ook als leidend moeten beschouwen. Hoe de rechter

daadwerkelijk met de procedureregels omgaat, zal echter moeten worden afgewacht. Uit de (vroegere) jurisprudentie (zie hoofdstukken 1.5 en 3.11) volgt dat de rechter bij de ontslagprocedure wel reflexwerking toekende aan de ontslagregels uit het Ontslagbesluit, maar zich daar niet aan gebonden achtte. Waar het UWV minder snel geneigd was af te wijken van de ontslagvolgorde, was de rechter hier eerder toe bereid. Het blijft hoe dan ook in sommige gevallen lastig te voorspellen hoe de procedureregels kunnen uitpakken voor de werknemer die voor ontslag wegens bedrijfseconomische redenen wordt voorgedragen. Er zal bijvoorbeeld moeten worden afgewacht hoe de rechter zal omgaan met de procedureregels die niet strijdig zijn met dwingend recht. Het is daarom interessant om de (toekomstige) uitspraken van rechters in de gaten te houden.

4.7 Conclusie

De probleemstelling van deze scriptie was om te onderzoeken of de bij wet gestelde eisen aan de cao-ontslagprocedure voldoende zijn om de preventieve ontslagtoets van het UWV bij bedrijfseconomisch ontslag door cao- ontslagcommissies over te laten nemen. Om tot een antwoord op de centrale vraag te komen, was het essentieel het vorige en huidige ontslagrecht uiteen te zetten. De ratio achter van de wens het ontslagrecht te vernieuwen was de aansporing van arbeidsmobiliteit. Ook werd het ontslagrecht aangepast om meer rechtszekerheid te creëren. De vrijheid van de werkgever om een ontslagroute te bepalen is sinds 1 juli 2015 beperkt, omdat de keuzevrijheid onder het vorige recht tot ongelijke uitkomsten leidde en daarmee het functioneren van de fluctuerende arbeidsmarkt belemmerde.

In de hoofdstukken is naast de ontslagprocedures nadruk gelegd op het afwijken van het afspiegelingsbeginsel. De afwijking van het afspiegelingsbeginsel is een belangrijke verandering die bij wet aan de werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers is toegekend. Selectief selecteren van werknemers was onder het vorige recht al toegestaan, zolang de werkgever zich als een goed werkgever gedroeg. Dat deze mogelijkheid nu ook in de wet is gecodificeerd, is dan ook geen verrassing. Wel is het verrassend dat de wetgever belangrijke verantwoordelijkheden aan de cao-ontslagcommissie toekent, maar weinig vernieuwende voorwaarden stelt aan de representativiteit van de vakbond en minimale eisen stelt aan de cao-ontslagprocedure zelf. De ruimte die de vakbonden onder het nieuwe recht krijgen om de ontslagprocedure zelf vorm te geven, kunnen als verontrustend worden beschouwd. Zo is het onder meer zorgwekkend dat de werkgever invloed kan hebben op de samenstelling van de leden van de commissie en daarmee invloed heeft op de criteria voor afwijking van het afspiegelingsbeginsel (maatwerk). De invloed van de werkgever op de samenstelling van de ontslagcommissie en op de te volgen ontslagprocedure kan wellicht in de hand worden gespeeld door de (leden van de) vakbonden.

Hierover is kort de vergrijzing van de vakbonden behandeld en de opmerking gemaakt dat leden van de vakbond de agenda van de vakbondsvertegenwoordigers tijdens de cao-onderhandelingen bepalen.

Om de cao-ontslagcommissie goed te laten werken, was het nodig dat de Wet Avv werd aangepast, waardoor de cao-ontslagprocedure voor een langere termijn algemeen verbindend verklaard kon worden. Op deze manier wordt voorkomen dat werkgevers die enkel gebonden worden aan een cao door middel van algemeenverbindendverklaring na bijvoorbeeld al een jaar hun ontslagprocedure moeten omgooien. Het is in deze wel de vraag wat het lot van kleinere ondernemingen zal zijn. Het instellen van een cao-ontslagcommissie en de daarbij behorende ontslagprocedure kost geld en tijd. Voorstelbaar is dat de kleinere ondernemingen hier niet op zitten te wachten.

De sociale partners die met hun eigen selectieregels afwijken van het afspiegelingsbeginsel moeten hun best doen om de cao-ontslagcommissie zo goed als mogelijk in te stellen. Daarbij horen uiteraard goede procedureregels. Het heeft consequenties als de sociale partners het vertrouwen van de minister beschamen door regels omtrent het ontslag niet goed te regelen. Allereerst lopen werkgevers het risico dat de kantonrechter bij individuele ontslagzaken tot herstel van de arbeidsovereenkomst oordeelt op grond van 7:682 BW. Daarnaast zou de minister na de evaluatie van de Wet werk en zekerheid kunnen besluiten tot het (geheel) inkaderen van de vrijheid van sociale partners bij de driekwart dwingende regels inzake de ontslagcommissies. De minister zal dan óf de mogelijkheid een ontslagcommissie in te stellen uit de wet verwijderen óf er strenge minimumregels aan verbinden. Hoe dan ook zullen de sociale partners hun best moeten doen om te zorgen dat zij van het privilege gebruik kunnen blijven maken.

Naast de zorgvuldigheid die sociale partners moeten hanteren bij de vormgeving van de cao-ontslagprocedure, is in deze scriptie stilgestaan bij enkele haken en ogen aan de cao-ontslagcommissie. Zo is de bindingsproblematiek uitgewerkt en is de discussie belicht over of de cao-ontslagcommissie te bestempelen valt als een bestuursorgaan.

In mijn aanbevelingen is getracht tot extra minimumeisen te komen waaraan de ontslagprocedure bij de cao-ontslagcommissie moet voldoen. Zo is het aan te bevelen dat een bepaald percentage van de leden van de ontslagcommissie een achtergrond heeft in het beslechten van ontslagprocedures, dat de commissie onafhankelijk en betrouwbaar moet zijn en dat de commissieleden gewraakt en ontslagen moeten kunnen worden.

Terugkomend naar de centrale vraagstelling in mijn scriptie zal de cao- ontslagcommissie een redelijk alternatief kunnen vormen voor de preventieve ontslagtoets van het UWV bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen. Echter zijn de wettelijke eisen aan de cao-ontslagcommissie minimaal en aanvullende eisen zijn daarom noodzakelijk. De vakbonden en werkgevers zullen hun taken professioneel moeten oppakken, willen zij in de toekomst nog van deze regeling gebruik maken. De mogelijkheden om bij cao af te wijken van de ontslagvolgorde en het instellen van een eigen sectorale ontslagcommissie zullen voor grotere ondernemingen interessanter zijn dan voor kleinere ondernemingen. De grote ondernemingen staan hierbij echter wat meer in de schijnwerpers en worden mede door de media in grotere mate in de gaten gehouden. Als zij een partijdige, inefficiënte en onbetrouwbare cao- ontslagcommissie in het leven roepen, worden ze heus wel gecorrigeerd. Wel is het belangrijk stil te staan bij de (eventuele) complicaties die een cao- ontslagcommissie met zich kan meebrengen en wat hiertegen kan worden gedaan. Ik hoop dan ook dat mijn scriptie hier aan heeft bijgedragen.

Literatuurlijst