• No results found

Voorschriften tot regeling van het beheer over- en van de standplaatsen, en voorziening van de

In document 6^92 (pagina 48-53)

Artikel 19. (1) Het vervoer met stoomschepen is alleen toegestaan, indien geen voldoende andere gelegenheid voor

W. Voorschriften tot regeling van het beheer over- en van de standplaatsen, en voorziening van de

steen-kolendépôts voor de marine in Nsderlandsch-lndië.

(Gouvernements besluit dd°. 7 Februari 1905 n° 14 opgenomen in Bb. 6172).

Artikel 1. Marincsteenkolendepôts zijn binnen N e d e r -1 a n d s c h - -1 n d i ë gevestigd op de plaatsen, vermeld op den hieraan gehechten staat.

De Commandant der Zeemacht is bevoegd tot het aanwijzen van landsdienaren voor het rekenplichtig beheer der depots, met dien verstande dat bij aanwijzing van ambtenaren, onder andere Departementen ressorteerende, vooraf overeenstem-ming met den betrokken Departementschef zal moeten zijn verkregen.

Artikel 2. Waar en wanneer zulks noodig zal blijken, is de Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in N e d e r 1 a n d s e h - I n d i ë bevoegd, om met in-achtneming der bepalingen, vervat in Sb. 1866 n° 71, zooals Fd. I. die zijn gewijzigd bij Sb. 1882 ÏT- 263, ten behoeve van één

of meer reizen van stoomschepen van H. Ms. of Gouverne-ments-Marine, op plaatsen waar geen depots gevestigd zijn, steenkolen te doen deponeeren, die in verantwoording worden gevoerd bij een der naastbij gelegen permanente depots.

De regeling van het toezicht op die gedeponeerde steenko-len is opgedragen aan het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur, die daarop de goedkeuring vraagt van den Comman-dant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in N e d e r l a n d s c h - I n d i ë .

Blijkt het, dat die tijdelijke deponeering langer zal moeten duren dan aanvankelijk in de bedoeling lag, waardoor maatre-gelen moeten worden genomen voor eene betere conservatie der gedeponeerde brandstof, dan wordt der Eegeering een voorstel gedaan tot oprichting van een tijdelijk- of hulpdepôt ter plaatse.

Artikel 3. Het toezicht op de marine-steenkolendepôts in hun gewest is opgedragen aan de Hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur.

Dat toezicht wordt op het depot te S o e r a b a j a door den Directeur van het Marine-Etablissement aldaar uitgeoe-fend.

Artikel 4. De aanvulling der depots heeft plaats naar ge-lang der te verwachten behoeften en voor zooveel mogelijk in het voor den overvoer geschikte jaargetijde.

De voorziening in de behoefte aan steenkolen en andere brandstoffen tot aanvulling van de depots, zoomede de wijze van aanvulling der depots, wordt geregeld door den Comman-dant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine.

4a

STAAT aantoonende de standplaatsen der Marine-steenko-lendepôts binnen N e d e r l a n d s c h - I n d i ë zoo-mede de rekenplichtige beheerders daarvan.

Waar de

o. Bij eene opschuringshoogte

o.

hen havenmeester te Batavia.

Oen Marine-Magazijnm. te Soe-rabaja.

Den havenmeester te Banjoe-wangi.

Den ontvanger der in- en uitroer-rechten en accijnzen te Siboga.

Den havenmeester te Belawan-Deli.

Den havenmeester te Tandjong Pinang.

Oen havenmeester te Muntok.

Den zoutverkooppakhiiismeester te Bandjermasin.

Den Algemeenen pakhuismeester te Macassar.

Den e. a. Waterstaats-ambtenaar te Koepang.

Den Algeuieenen pakhuismeester te Ternate.

Den Inlandscben opziener bij het depot.

Den ontvanger der in- en uitvoer-rechten en accijnzen.

Den ontvanger der in en uitvoer-rechten en accijnzen.

Den besturend ambtenaar.

van hoogstens 4 M.

2 M.

F

d

. W—VI.

Waar de iepôts gevestigd zijn.

GEWEST.

Ternate f Hu lp.

depot)

PLAATS.

4 5

-3 5 o 2

- o

•IS ss

Aanullings-Maden No.

Zuid Nieuw-Gui-nea

Uoreh (Nieuw.

Guinea),

FakFak(Nieuw-Guinea'

Merauké.

3506 1506

5006

Aan wien het rekenplichtig beheer

is opgedragen.

Den controleur der afdeeling.

Den conteoleur of aspirant-con-troleur toegevoegd aan den bestuurder der afdeeling.

Den controleur van het Binnenl-Bestuur.

V I . Voor het rekenplichtig beheer van steenkolendepôts zijn de Landsdienaren, die ingevolge art. I der bij het besluit van 7 Februari 1905 n°. 14 (Bijblad n°.

6172) vastgestelde voorschriften door den Commt.

der Zeemacht zijn of worden aangewezen, ter zake van dat beheer niet tot borgstelling verplicht. (Sb.

1905 n°. 406).

* • * • 44 AasTullings-bladan No.

F". Koperen duiten.

I . Verbod voor schepen om de Nederlandsen-Indische havens of reeden aan te doen, bijaldien zij koperen duiten of plaatjes, waarvan de invoer verboden is, aan boord hebben. (Sb. 1835 n°. 45).

[.(*). Te bepalen, dat voortaan geen schip of vaartuig koperen duiten, die niet van Nederlandsehen muntslag zijn of de be-paalde zwaarte niet hebben, dan wel andere soorten van duiten, muntspeeiën of ongestempelde plaatjes, waarvan de invoer is verboden, aan boord hebbende, eene der Nederlandsch-Indi-sche havens of reeden zal mogen aandoen, anders dan ingeval van wettig bewezen nooddrang of zeeschade; op straffe, dat zoodanige duiten, muntspeeiën of plaatjes bij ontdekking zul-len worden aangehaald en verbeurd verklaard, om het even van wat stempel de duiten of muntstukken voorzien zijn; als-mede of al dan niet pogingen tot ontscheping of invoer in het werk zijn gesteld geworden: en dat voorts de gezagvoerder van zoodanig schip of vaartuig bovendien zal vervallen in eene viervoudige boete van de aangehaalde waarde, voor welke boe-te het schip zelve executabel zal wezen.

Wordende voorts nog tot opheffing van alle onzekerheid verklaard, dat deze poenaliteiten almede zullen worden toegpast, wanneer het schip of vaartuig eene der havens van N e-d e r l a n e-d s c h - I n e-d i ë aane-doet, one-der voorwene-dsel van nooddrang of zeeschade, en deze niet ten genoege van den rechter bewezen wordt.

I I . Bepalingen omtrent den invoer van koperen duiten.

(Sb. 1845 n°. I).

FMII,(6). De invoer van duiten in N e d e r 1 a n d s c h - 1 n d i ë zal alleen dan mogen geschieden wanneer zij vergezeld gaan van F°.III,(a).het certificaat voorgeschreven bij Sb. 1827 W 82 en dat alle koperen munt, vanwaar ook aangebracht, zonder van zoodanig certificaat voorzien te zijn, zal worden afgewezen behoudens de verdere toepassing der bepalingen, wanneer daarvoor ter-men bestaan.

F", IV. Zullende echter kunnen worden toegelaten het invoeren van zoodanige geringe sommen, als welke noodig mochten wezen voor inkoop van mond- en andere behoeften ten gebruike aan boord voor eiken bodem respectievelijk, mits de in te voeren duiten van Nederlandschen muntslag zijn. de bepaalde zwaarte hebben en alle blijken van echtheid dragen.

F'. I l l - IV.

4g

I I I . (a).

Bepaling dat geen invoer van koperen duiten van de eene Nederlandsche bezitting in de andere zal zijn veroorloofd, ten-zij onder geleide van een schriftelijk certificaat van den resi-dent ter plaatse van den uitvoer, dat bij den invoer zal worden afgegeven. (Sb. 1827 II* 82).

(b) Het is de bedoeling niet den aanvoer van vreemd ko-pergold, niet zijnde nagemaakt Nederlandsen-Indische kope-ren munt, m de vrijhavens als handelswaar te Avekope-ren. (Sb. 1858 ff' 123).

I V . Maatregelen om aan den omloop van duiten op Java en Madoera een einde te maken.

Bij Sb. 1899 II" 229 zijn maatregelen verordend om een einde te maken aan de circulatie van duiten op J a v a en M a-d o e r a, welke ala-daar in strija-d met art. 3 van a-de Wet van 20 April 1855 (Sb. ff 42) in omloop waren.

Art. 15 Sb. 1854 Iî; 62 werd daarbij ingetrokken en nieuwe verbodsbepalingen in het leven geroepen betreffende den in-voer op J a v a en M a d o e r a van Nederlandsch-Indisehe of vreemde al of niet wettige koperen en bronzen muntspceiën.

Sedert 17 Maart 1900 zijn op geheel J a v a en M a d o e r a de duiten buiten omloop gesteld.

De strafbepalingen op het vervaardigen van duiten (Sb.

1899 l\" 191) zoomede de in Sb. 1899 nos'. 255 en 257 opgeno-men strafbepalingen tegen overtreding van eenige bepalingen der duiten wet (Sb. 1899 IF 229) zijn gewijzigd bij Sb. 1902 W 423.

ÀaiKulliiigi-blailen No.

F'. Ill

F'. I.

46

Ff. Opium.

• . (a) Voorschriften omtrent het opslaan van opium in en-trepot en omtrent den aanvoer van dat artikel op Java en Madoera e» in het Gauvernement Sumatra's Westkust. (Sb. 1879 n°. 224, 1883 n°. 171).

Artikel 1. Hot opslaan van opium in entrepot op J a v a

In document 6^92 (pagina 48-53)