• No results found

6 Sint Martens Hof in Arnhem

6.4 Voorfinanciering

De voorfinanciering binnen het project Sint Marten Hof heeft plaatsgevonden vanuit Kopersvereniging Sint Martens Hof en bestond uit een deel eigen vermogen en subsidie (T. Jacobs, 15-08-2012; F. Evers, 14-08-2012; M. Kok 14-08-2012). De kosten die onder het voortraject vallen zijn in dit project anders dan in het project Bloemenbuurt-Zuid. Naast de kosten voor procesbegeleiding en architectkosten valt in dit project ook een deel van de sloopkosten onder het voortraject. In het project is geregeld dat de woningen pas gekocht hoefde te worden op het moment dat de aannemer aan de slag gaat (T. Jacobs, 15-08-2012). Echter vallen deze kosten niet onder de subsidiabele kosten, hier vallen alleen kosten met betrekking tot procesbegeleiding en architectkosten onder. Vanuit de subsidieregeling, waar dit project voor in aanmerking kwam, was maximaal 1500,- euro per woning beschikbaar met een maximum van 20.000,- euro voor een project (Provincie Gelderland, 2011). Kopersvereniging Sint Martens Hof heeft het maximum van 20.000,- aan subsidiegelden ontvangen. Met betrekking tot dit project is naast de subsidie en eigen vermogen geen extra voorfinanciering noodzakelijk geweest. Het was mogelijk om 10.000,- euro tegen 4% te lenen bij de stadsbank maar van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt (T. Jacobs, 15-08-2012; M. Kok, 14-08-2012).

Kopersvereniging Sint Martens Hof (T. Jacobs, 15-08-2012) geeft aan dat voorfinanciering door middel van een subsidie niet noodzakelijk is. Een beschikbare subsidie heeft geen invloed op keuze van mensen om aan een CPO-project deel te nemen omdat met de start van een project nooit zeker is of de subsidie ook daadwerkelijk toegekend wordt (T. Jacobs, 15-08-2012, F. Evers, 14-08-2012, M. Kok, 14-08-2012). Echter geeft Kopersvereniging Sint Martens Hof (T. Jacobs, 15-08-2012) wel aan dat het, voor de bereidwilligheid van een collectief, belangrijk is dat de overige betrokken actoren laten zien dat het een belangrijk project is. Het belang dat de overige actoren bij het project hebben zou vertaald kunnen worden naar risico door middel van voorfinanciering. Portaal (F. Evers, 14-08- 2012) onderschrijft dit, wanneer een algemeen belang aanwezig is tussen de actoren zou een organisatie of overheid een deel van de voorfinanciering op zich kunnen nemen. Of deze voorfinanciering plaats vindt via een subsidie, revolverend fonds of financiering vanuit de

verkopende partij maakt niet veel uit, wel is het belangrijk dat een collectief zelf sturing houdt met betrekking tot de kosten (T. Jacobs, 15-08-2012). Kopersvereniging Sint Martens Hof (T. Jacobs, 15- 08-2012), Portaal (F. Evers, 14-08-2012) en Urbannerdam (M. Kok, 14-08-2012) plaatsen hier wel een kanttekening bij. Wanneer voor een collectief geen subsidie meer beschikbaar is met betrekking tot procesbegeleiding, is het mogelijk dat een collectief hierop gaat bezuinigen omdat in de startfase van een project de voordelen van een procesbegeleider niet zichtbaar zijn waardoor problemen tijdens het proces kunnen optreden. In de ogen van Kopersvereniging Sint Martens Hof (T. Jacobs, 15-08- 2012) dient een procesbegeleider altijd verplicht gesteld moet worden door een opdrachtgever.

6.5 Conclusie aspecten samenwerking en voorfinanciering

In deze paragraaf worden de conclusie getrokken met betrekking tot de aspecten samenwerking en voorfinanciering.

Gezien de uitkomsten in paragraaf 6.3 blijkt dat een zelfregulerend netwerk, ondanks dat twee van de zeven factoren niet geheel overeenkomen met de theorie, een effectieve sturingsvorm is met betrekking tot de voorbereidingsfase. Volgens de theorie zou een zelfregulerend netwerk effectief zijn wanneer de actoren relatief gesloten zijn ten opzichte van elkaars interventies en wanneer sprake is van een dynamische context. Binnen het netwerk is een kleine mate van relatieve geslotenheid aanwezig doordat de ene keer snelle besluiten worden genomen met betrekking tot interventies en de andere keer is hier een discussie voor nodig. Doordat de ene keer snel besluit wordt genomen en de andere keer niet is er toch ook enigszins sprake van een kleine dynamiek. Al met al kan gesteld worden dat de hypothese met betrekking tot de voorbereidingsfase van de case Sint Martens Hof aangenomen kan worden. Met betrekking tot de realisatiefase is dit niet te concluderen. Gedurende de realisatiefase is geen netwerk aanwezig geweest doordat in feite maar één actor actief was. Het was hierdoor dus niet mogelijk om deze fase te toetsen aan de gestelde hypothese. Wat wel te concluderen valt is dat de wijze waarop in deze fase in feite gestuurd is wel succesvol lijkt te zijn. Doordat in de voorbereidingsfase, vanuit alle betrokken actoren, alle wensen, eisen en randvoorwaarden duidelijk waren bij de verkoop van de kavels en deze actoren vanaf het moment van verkoop in feite geen verantwoordelijkheden meer hadden met betrekking tot de realisatie van het project is in deze fase sprake van de sturingsfilosofie zelforganisatie.

Met betrekking tot het aspect voorfinanciering kan, net zoals in paragraaf 5.5 hier een korte conclusie getrokken worden die als basis dient voor de interviews met experts op dit gebied. De voorfinanciering van het voortraject wordt door de actoren niet als noodzakelijk geacht maar wel als zeer wenselijk. Op het moment dat andere partijen investeren in het project laten zij zien dat zij belang hebben bij het project. Op deze manier wordt eveneens de bereidwilligheid van het collectief vergroot om te investeren. Daarnaast blijkt dat voorfinanciering middels een subsidie niet noodzakelijk is. Hierdoor is het mogelijk om te onderzoeken of andere vormen van voorfinanciering toegepast kunnen worden.