• No results found

4.1 Scenario project ‘Hoe wil jij herinnerd worden?’

4.1.1 Voorbereiding

Het voorbeeld vertrekt vanuit het grafmonument van Paulette Verdoot (1882 - 1916), die balletdanseres was en op jonge leeftijd overleed. De Muntschouwburg in Brussel beschikt over een tiental foto’s van haar (afb. 3), die overigens allemaal online te bekijken zijn.41 In de klas maken de

leerlingen kennis met de kunstvorm ballet. In een algemene inleiding kan onder meer aandacht besteed worden aan de dansers, de bewegingen, de muziek, de kledij, de decors enzovoort.

41 “Paulette Verdoot”, laatst geraadpleegd op 11 juni 2020,

http://carmen.demunt.be/pls/carmen/carmen4.document?t=2&aid=665786&id=-1&sid=-1 Afb. 3: Paulette Verdoot

© Het digitaal archief van de Muntschouwburg

Afb. 4: Grafmonument Paulette Verdoot. Foto door

32 De keuze voor het grafmonument van Paulette Verdoot werd echter niet louter gemaakt op basis van haar beroep maar ook op basis van de vormgeving van haar grafmonument. Het is gedecoreerd met papyrusstengels, hiëroglyfen en wordt ‘bewaakt’ door een sfinx, liggend op een afgeknotte piramide (afb. 4). Zo wordt een link gelegd met de historische kennis over het oude nabije oosten. Zoals in de kennisniveaus omschreven, dienen de leerlingen in de eerste graad kenmerken en scharnierpunten van het oude nabije oosten te begrijpen (eindterm 8.1 in de A-stroom). Begrafenisrituelen en de omgang met de dood maken deel uit van die kenmerken. Er kan onder meer aan bod komen hoe de Egyptenaren nadachten over het leven na de dood en ze dit vormgaven in de kunst, zoals in onderstaand voorbeeld uit een leerwerkboek, ontworpen voor het eerste jaar van het secundair onderwijs (afb. 5).

4.1.2 Excursie

Een Brusselse begraafplaats is voor de gemiddelde leerling in het secundair onderwijs een onbekende plek. Daarom is het aangewezen om de excursie te starten met een inleidende wandeling op de begraafplaats waarbij de focus op de context ligt. Tijdens deze wandeling wordt verteld over de (historiek van de) begraafplaats of over enkele merkwaardige graftekens. Dit is belangrijk als eerste kennismaking en als essentiële omkadering wanneer men dit soort plaats bezoekt.

Afb. 5: Hoe gaven de Egyptenaren hun beeld van het leven na de dood vorm in de kunst? Is slechts één van de vragen die aan bod kunnen komen bij het bespreken van de kenmerken van het oude nabije oosten. © Memoria 1 digiboek (via Pelckmans Portaal, https://www.pelckmansportaal.be/#/)

33 Het grafmonument van Paulette Verdoot fungeert als eindpunt van de inleidende wandeling en als beginpunt voor het vervolg van de excursie.

De leerlingen gaan in een cirkel rond het grafteken staan en er wordt gestart met het bestuderen van het grafmonument: Welke persoon ligt er begraven? Kunnen de leerlingen iets meer te weten komen over deze persoon op basis van het grafteken? Het grafmonument bevat onderaan een kleine ovalen foto waarop Paulette te zien is met een opvallende hoed (afb. 6). Dit zegt echter weinig over haar beroep of over wie ze was. Wat herkennen de leerlingen nog meer? Heel opvallend is de liggende sfinx (afb. 7) en misschien ook wel de hiëroglyfen op de afgeknotte piramide (afb. 8), al zijn die door slijtage niet meer zo goed zichtbaar. Ook kan er aandacht uitgaan naar de maker, Emile Beernaert, wiens naam heel duidelijk zichtbaar is onderaan het grafmonument. Op basis van gerichte vragen wordt het grafmonument door de leerlingen zowel in zijn totaliteit als in detail waargenomen en omschreven.

Daarna wordt een stap verder gegaan en wordt nagedacht over wat nu de precieze bedoeling zou zijn van dit monument. Het betreft een grafmonument dus logischerwijze is het bedoeld om een persoon te herinneren. Zouden de Egyptische motieven iets zeggen over het beroep van de persoon? Het antwoord hierop is negatief. Tot op heden weet men namelijk niet wat de precieze link tussen Paulette Verdoot en Egypte is.42 Dit is het moment waarop de

begeleider, leerkracht of gids het woord neemt en kort vertelt over het leven van Paulette Verdoot. Het is aangeraden om hierbij gebruik te maken van een tablet om het verhaal te voorzien van beeldmateriaal (zoals de foto’s van Verdoot uit het digitale archief van de Muntschouwburg, cfr. supra).

42 Eugène Warmenbol, “Paulette Verdoot en Egypte” Medaille in de kijker nr. 9 (2015): 38.

Afb. 6-8: Details van het grafmonument Verdoot: een foto van Paulette Verdoot onderaan het grafmonument, de liggende sfinx en de hiëroglyfen op de afgeknotte piramide, aan de voeten van de sfinx. Foto’s door auteur, januari 2019.

34 Niet alleen het individuele grafmonument maar ook de context wordt besproken. Dit bouwt verder op het verhaal uit de inleidende wandeling. Bijkomend kan hier verwezen worden naar de Egyptomanie in de negentiende eeuw, een gevolg van onder meer de veldtochten van Napoleon Bonaparte.43 Een andere context, die interessanter is in het kader van de opdracht,

is het ontwerpproces van zo’n grafmonument. Zo bestonden er allerhande soorten catalogi en modelboeken waaruit klanten grafmonumenten in zijn geheel of gedeeltelijk konden kiezen. Het was toen ook heel normaal dat je zomaar ontwerpen van anderen kopieerde.44 Het

grafmonument voor Paulette Verdoot werd ontworpen door Emile Beernaert. De originele modeltekening bestaat niet meer maar het archief van de Brusselse begraafplaats bewaart wel nog twee ontwerptekeningen die ingediend werden bij het stadsbestuur (afb. 9 en 10).

De eerste ontwerptekening toont een eenvoudig en klassiek grafmonument. Het tweede ontwerp is daarentegen veel meer opvallend en decoratief uitgewerkt. Blijkbaar gebeurde deze wijziging op vraag van de familie. De tweede tekening bevat immers het opschrift “La famille ayant changé d’avis”.45

Het verhaal van Paulette Verdoot en haar opvallende grafmonument vormt de ideale aanleiding om de leerlingen zelf aan het werk te zetten. Zou Paulette Verdoot bijvoorbeeld ergens een briefje achtergelaten hebben om haar familie te laten weten dat ze graag een grafteken in Egyptiserende stijl wilde? Of heeft haar familie dit plotseling zelf besloten omdat ze ergens in de buurt een soortgelijk ontwerp gezien hadden? Het blijft gissen. Zo komt uiteindelijk de kernvraag van de opdracht ter sprake: Hoe wil jij herinnerd worden?

43 Eugène Warmenbol, “De Egyptomanie in Brussel. Het thema van het faraonische Egypte in al zijn facetten” Erfgoed

Brussels nr. 19-20 (2016): 33.

44 De Neef, “Het Brussels steenhouwersbedrijf Antoine en Emile Beernaert”, 73-75.

45 Marcel Celis, “Paulette Verdoot: een ballerina, een medaille, een drama” Medaille in de kijker nr. 9 (2015): 31.

35 De begraafplaats wordt beschouwd als een uitgestrekte openluchtwinkel waaruit de leerlingen zaken kunnen selecteren en samenvoegen om tot een eigen model te komen volgens het principe van mix and match. Dit zal na de excursie ook letterlijk gebeuren, aan de hand van een collage met eigen foto’s. De leerlingen krijgen ongeveer een uur de tijd om de begraafplaats individueel te ontdekken. In dit uur is het de bedoeling dat ze zoveel mogelijk grafmonumenten bekijken en degene die ze het mooiste vinden, fotograferen, opmeten, schetsen ... Het fotograferen kan gebeuren aan de hand van smartphones of tablets, het opmeten door middel van lintmeters en het schetsen door middel van kleine schetsboekjes met potlood die uitgedeeld kunnen worden aan de leerlingen.

De excursie wordt afgerond door middel van een korte bevraging van de leerlingen waarin zowel naar hun ervaringen gepeild wordt als waarin nog enkele opvallendheden besproken worden. Dit gesprek kan visueel ondersteund worden door de foto’s of schetsen die de leerlingen gemaakt hebben.

4.1.3 Verwerking

De leerlingen verzamelden tijdens de excursie schetsen, afmetingen en foto’s. Terug op school (één of meerdere dagen later) worden de foto’s worden geprint. De leerlingen kunnen knippen en plakken om zo een eerste beeld van hun gewenste monument te bekomen. Nadien gaan ze een stap verder en trachten ze dit zo nauwkeurig mogelijk te tekenen, naar het voorbeeld van de ontwerptekening voor het grafmonument van Paulette Verdoot. Het grafmonument moet met andere woorden zowel in voor- als in zijaanzicht getekend worden en eventueel van enkele afmetingen (bij benadering) voorzien worden. Om een volgende fase in de verwerking niet te verhinderen gebruiken de leerlingen niet hun eigen naam op de tekening maar verzinnen ze een nieuwe naam.

Wanneer de tekeningen klaar zijn, worden ze allemaal verzameld door een leerkracht of begeleider. De klas wordt in een aantal kleinere groepen verdeeld, om een meer vertrouwde omgeving te creëren. In een groepsgesprek worden de verschillende tekeningen telkens getoond door de leerkracht of begeleider waarop de leerlingen raden van wie dit ontwerp zou kunnen zijn en waarom. In tweede instantie geeft de leerling wiens tekening getoond wordt meer uitleg bij zijn/haar ontwerp. De leerlingen gaan zo in gesprek met elkaar over de gemaakte keuzes, over schoonheidsidealen maar ook over eigen visies of zelfs ideologieën.

36 Op het einde wordt opnieuw een moment van reflectie voorzien waarbij de focus meer ligt op het omgaan met de dood. De leerlingen zagen in de les zowel het geloof in het hiernamaals door de Egyptenaren als de pracht en praal van de Brusselse elite uit de negentiende eeuw. Enkele vragen die gesteld kunnen worden, zijn: Hoe verschilt de omgang met de dood vandaag ten opzichte van de twee voorbeelden? Heeft deze opdracht de kijk op de dood bij de leerlingen gewijzigd? Wat hebben de leerlingen vooral bijgeleerd?

4.2 Eindtermen

In elke stap komen eindtermen uit verschillende sleutelcompetenties aan bod. Hieronder wordt een overzicht per stap omschreven. In deze omschrijving wordt in de meeste gevallen enkel de eindterm vermeld. In tabel 4, 5 en 6 in bijlage worden alle eindtermen met bijhorende kennisomschrijvingen per fase weergegeven en wordt meer uitleg gegeven op welk moment in het project dit aan bod komt. Daarnaast is in bijlage een draaiboek opgenomen waarin de verschillende stappen heel schematisch weergegeven worden (tabel 7).

4.2.1 Voorbereiding

De voorbereiding in de klas kent heel duidelijk twee accenten, namelijk de omgang met de dood in het oude nabije oosten en ballet als kunstvorm.

De omgang met de dood in het oude nabije oosten zit vervat in sleutelcompetentie 8 (Competenties inzake historisch bewustzijn). In de A-stroom expliciteert eindterm 8.1 (De leerlingen onderbouwen een historisch referentiekader met structuurbegrippen, scharnierpunten en kenmerken van een periode) dat de leerlingen kenmerken en scharnierpunten voor de prehistorie, het oude nabije oosten en de klassieke oudheid moeten kennen. De omgang met de dood en het geloof in het hiernamaals in het oude nabije oosten zijn voorbeelden van zo’n kenmerk. Daarnaast vertonen verschillende eindtermen overeenkomsten in hun kennisniveaus (cfr. supra). In eindterm 8.9 van de A-stroom (De leerlingen illustreren hoe mythevorming rond historische fenomenen historische beeldvorming vervormt), en de eindtermen 8.1 (De leerlingen situeren historische elementen uit hun leefwereld en kenmerkende historische fenomenen in tijd en ruimte op een gegeven tijdlijn en op een relevante kaart), 8.4 (De leerlingen illustreren de beeldvorming van historische elementen uit hun leefwereld en van historische fenomenen), 8.5 (De leerlingen vergelijken heden met het verleden voor historische elementen uit hun leefwereld en voor historische fenomenen) en 8.6 (De leerlingen lichten toe hoe mythevorming van historische fenomenen de

37 historische beeldvorming vervormt) uit de B-stroom komen telkens aan bod dat de leerlingen over conceptuele kennis van historische fenomenen zoals personen, plaatsen, gebeurtenissen moeten beschikken. Hierbij wordt vooral van de leerlingen verwacht dat ze de informatie begrijpen, met andere woorden dat ze de lesinhoud in eigen woorden kunnen navertellen of enkele voorbeelden kunnen geven (beheersingsniveau: begrijpen). In dit geval kan opnieuw verwezen worden naar de omgang met de dood, de rituelen die hieraan verbonden waren of bijvoorbeeld het verschil tussen de elites (farao’s) en het gewone volk.

De kennismaking met ballet als kunstvorm, sluit dan weer aan bij slutelcompetentie 16 (Cultureel bewustzijn en culturele expressie), waarbij enkele basisbegrappen uit het ballet aangebracht worden en waarbij de leerlingen waarnemen, omschrijven of gevraagd kan worden naar hun eigen mening. Dit sluit aan bij eindterm 16.2 (De leerlingen onderscheiden via waarnemingen van kunst- en cultuuruitingen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp ervan). Eindterm 16.3 (De leerlingen beschrijven aan de hand van aangereikte criteria de interactie tussen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp van kunst- en cultuuruitingen) gaat nog een stap verder en verlangt dat de leerlingen zelf analyseren. De leerlingen begrijpen met andere woorden hoe verschillende facetten van het ballet zich tot elkaar verhouden en bijdragen aan het geheel.

4.2.2 Excursie

Het merendeel van de eindtermen die aan bod komen tijdens de excursie zijn logischerwijze eindtermen afkomstig uit de sleutelcompetenties 8 en 16. Deze zullen eerst besproken worden. Daarna komen ook enkele eindtermen uit sleutelcompetentie 2 ter sprake. Deze volgorde is gebaseerd op het eerder beschreven onderscheid tussen essentiële, ondersteunende en aanvullende sleutelcompetenties.

Net als tijdens de voorbereiding wordt gewerkt aan de eindtermen uit sleutelcompetentie 8 (Competenties inzake historisch bewustzijn) die te maken hebben met historische fenomenen zoals personen, plaatsen of gebeurtenissen. Bijkomend kan tijdens de excursie aandacht besteed worden aan de eindtermen 8.4 (De leerlingen evalueren de context, betrouwbaarheid, representativiteit en bruikbaarheid van historische bronnen in het licht van een historische vraag) en 8.5 (De leerlingen onderscheiden informatie in historische bronnen met inbegrip van gelijkenissen en verschillen hierin tussen historische bronnen, in het licht van een historische vraag en rekening houdend met reflectie over bronnen) uit de A-stroom waarbij de grafmonumenten als primaire historische

38 bronnen kritisch bekeken worden. Zowel tijdens de inleidende wandeling als bij het monument van Paulette Verdoot kan nagedacht worden over de betrouwbaarheid hiervan. Een voorbeeldvraag kan zijn: Is de informatie op een grafmonument wel helemaal betrouwbaar of willen mensen vooral pronken?

De meeste eindtermen zijn afkomstig uit sleutelcompetentie 16 (Cultureel bewustzijn en culturele expressie). Zo bekijken de leerlingen eerst het grafmonument van Paulette Verdoot en denken ze nadien na over het onderwerp en de bedoeling ervan. Dit sluit aan bij de eindtermen 16.2 (De leerlingen onderscheiden via waarnemingen van kunst- en cultuuruitingen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp ervan) en 16.3 (De leerlingen beschrijven aan de hand van aangereikte criteria de interactie tussen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp van kunst- en cultuuruitingen).

Vervolgens wordt de context besproken. Deze kwam reeds gedeeltelijk aan bod komen in de inleidende wandeling. Bij het grafteken van Paulette Verdoot gaat het vooral over het gebruik van ontwerptekeningen of over hoe het als normaal beschouwd werd dat men ontwerpen uit modelboeken of van concurrenten kopieerde en zelf uitvoerde. Op die manier komt ook eindterm 16.4 (De leerlingen brengen kunst- en cultuuruitingen in verband met de context waarin deze voorkomen) aan bod.

Zo wordt overgegaan naar de eigenlijke opdracht, die start tijdens de excursie en waaraan verder gewerkt zal worden in de klas. De leerlingen exploreren de begraafplaats op zelfstandige basis en kiezen daarbij (delen van) grafmonumenten uit die ze mooi vinden, zoals gangbaar in de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw. Dit doen ze met als ultieme doel het samenstellen/ontwerpen van een eigen grafmonument. Naast de eindtermen 16.2, 16.3 en 16.4 wordt zo tevens gewerkt aan eindterm 16.5 (De leerlingen drukken hun gedachten en gevoelens uit bij het waarnemen van kunst- en cultuuruitingen). In deze fase gebeurt dit nog in beperkte mate (en zonder dit verplicht te delen met anderen) in de vorm van het registreren en fotograferen van de monumenten. Tijdens het afsluitend gesprek kunnen de leerlingen hun eigen gedachten en gevoelens, indien gewenst, wel met de begeleider of met de groep delen.

Sleutelcompetentie 2 (Competenties in het Nederlands) wordt als ondersteunend beschouwd en is dan ook impliciet aanwezig tijdens verschillende momenten waarop gesprekken met de leerlingen gevoerd worden. Eerst en vooral zitten de eindtermen 2.2 (De leerlingen bepalen het onderwerp en de globale inhoud van geschreven en gesproken teksten in functie van doelgerichte

39 informatieverwerking en communicatie) en 2.3 (De leerlingen bepalen wat de hoofdgedachte en de hoofdpunten zijn in geschreven en gesproken teksten in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie) vervat in het onderzoekend gesprek bij het grafmonument van Paulette Verdoot. Op dezelfde manier kunnen de eindtermen 2.8 (A-stroom)/ 2.7 (B-stroom) (De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie), 2.9 (A-stroom)/2.8 (B-stroom) (De leerlingen gebruiken het inzicht in de belangrijkste regels en kenmerken van het Standaardnederlands als taalsysteem ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen) en 2.10 (A-stroom)/2.9 (B-stroom) (De leerlingen gebruiken kenmerken, mogelijkheden en principes van het Standaardnederlands als communicatiemiddel in functie van doelgerichte communicatie) betrokken worden bij de excursie. Op het einde van de excursie is er immers een moment van reflectie voorzien waarbij de leerlingen met de leerkracht/begeleider of met elkaar in gesprek gaan. Dit vergt een aantal vaardigheden die vervat zitten in laatst vernoemde eindtermen en in de eindterm basisgeletterdheid 2.3 (De leerling neemt deel aan mondelinge en schriftelijke interactie in functie van doelgerichte communicatie). 4.2.3 Verwerking

In de verwerking van de excursie gaan de leerlingen in de klas creatief aan de slag. Ze gebruiken hiervoor het materiaal dat ze verzamelden op de begraafplaats om zo eerst tot een collage en nadien ook tot een echte ontwerptekening te komen. Hierbij wordt heel duidelijk gewerkt aan eindterm 16.7 (De leerlingen creëren artistiek werk vanuit een afgebakende opdracht en de eigen verbeelding).

In een volgende fase bekijken de leerlingen in kleine groepen elkaars werk en proberen ze een bepaald ontwerp te linken aan een persoon. Vervolgens verklaart de leerlingen hoe hij/zij tot dit ontwerp gekomen is. Zo komen ten slotte de eindterm 16.9 (De leerlingen tonen hun artistieke werk aan de hand van elementaire presentatietechnieken) en 16.10 (De leerlingen reflecteren aan de hand van aangereikte criteria over hun artistiek product en proces en over dat van medeleerlingen) aan bod.

Tijdens de verwerking wordt eveneens gewerkt aan verschillende eindtermen uit sleutelcompetentie 2 (Competenties in het Nederlands). Eindterm 2.7 (A)/2.6 (B) (De leerlingen drukken zich op een creatieve manier uit) kan geïntegreerd worden in de creatieve opdracht. Grafmonumenten bevatten immers vaak grafspreuken of opschriften. De leerlingen kunnen tijdens het ontwerpen aangemoedigd worden niet alleen na te denken over de vormgeving

40 maar ook over een originele spreuk of opschrift. Daarnaast kunnen de eindtermen 2.8-2.10 (A)/2.7-2.9 (B), die reeds hierboven beschreven werden, zowel gelinkt worden aan de gesprekken in kleinere groepen als aan het afsluitende reflectiegesprek.

Ten slotte zijn in deze fase enkele eindtermen aanwezig uit sleutelcompetenties die als aanvullend worden beschouwd. Het betreft eindterm 5.4 (De leerlingen demonstreren in informele en formele relaties geschikte sociale vaardigheden) en eindterm 7.2 (De leerlingen gaan respectvol en constructief om met individuen en groepen in een diverse samenleving.°). Vooral tijdens de gesprekken in kleinere groepen is het de bedoeling dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar in gesprek gaan en zich houden aan bepaalde afspraken of leefregels. Deze gesprekken zijn immers persoonlijk en er wordt dan ook best afgesproken dat de leerlingen de inhoud van het gesprek zoveel mogelijk voor zichzelf houden. Zo ontstaat een vertrouwelijke context, waarin iedere leerling op een veilige manier zijn of haar verhaal kan delen.

4.3 Conclusie

Dit hoofdstuk heeft aangetoond dat er tijdens een klas- of schoolbezoek aan een Brusselse begraafplaats veel meer eindtermen ingezet kunnen worden dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Het vergt weliswaar een open blik en wat creativiteit van de leerkracht, gids of begeleider.

In het voorbeeldproject dat hier omschreven werd, zijn niet alle eindtermen uit de selectie in vorige hoofdstukken opgenomen. Desalniettemin komen eindtermen uit vijf verschillende

GERELATEERDE DOCUMENTEN