• No results found

VONNIS VAN 10/11/2008 DOOR DE CORRECTIONELE RECHTBANK VAN IEPER

Vonnis van de Correctionele Rechtbank van Ieper van 10/11/2008:

“(…) Oorlogsmunitie zoals in casu te relateren aan WO1, valt wel degelijk onder de definitie van archeologisch patrimonium, meer bepaald van archeologisch monument, zoals voorzien in artikel 3 van het archeologiedecreet. Oorlogsmunitie is immers conform art 3.2 uit zijn aard ‘een voorwerp van menselijk bestaan hetwelke getuigenis aflegt van een tijdperk waarvoor opgravingen of vondsten een betekenisvolle bron van informatie is’. De oorlogsperiode 1914-1918 maakt onmiskenbaar een dergelijk relevant tijdperk uit in de wereldgeschiedenis en de aard van de gebezigde munitie is daarvoor een indicatief element.”

Het vonnis dateert van voor de inwerkingtreding van het Onroerenderfgoeddecreet en maakt gebruik van de definities van het archeologiedecreet van 30/06/1993. Het hanteert als belangrijk principe de term “getuigenis afleggen van”. Deze omschrijving komt niet meer voor in de nieuwe definitie van archeologie, waar de klemtoon ligt op “betekenisvolle bron van informatie”.

BIJLAGE 4: CONSULTATIERONDE

De directe aanleiding voor de opmaak van dit document was de nood vanuit het veld (politie, archeologen, parket) voor concretere richtlijnen hoe te handelen bij de vondst van menselijk skeletmateriaal. Het tot voor kort meest gebruikte document hierbij was het Vademecum “Omgaan met bodemvondsten en opgravingen WO1”, uitgegeven in 2002/2004 door de provincie West-Vlaanderen, in opdracht van gouverneur Breyne.

Anderhalf decennium later is niet alleen de wetgeving op meerdere vlakken gewijzigd, ook heeft de manier waarop met bodemvondsten uit de Eerste Wereldoorlog wordt omgesprongen een sterke wending

genomen, waarbij de archeologie van WO1 een volwaardige discipline is geworden. Dit alles maakt dat het Vademecum aan een grondige herwerking toe was.

Omdat de problematiek van menselijk skeletmateriaal zich niet beperkt tot West-Vlaanderen heeft het agentschap Onroerend Erfgoed hierop het initiatief genomen om deze richtlijn op te maken, in

samenspraak met gouverneur Decaluwé.

Deze richtlijn kwam tot stand na een lange en uitgebreide consultatieronde van volgende actoren: - Carl Decaluwé, Gouverneur van de provincie West-Vlaanderen

- Marie-Christine Durieu, Procureur des Konings in Ieper

- Vicky Boerjan, FOD Binnenlandse zaken (federale diensten van de gouverneur) - Frank Debrock, hoofdcommissaris politie, provinciaal verbindingsambtenaar - Erik Wauters, beleidsadviseur gerechtelijke politie

- Luc Vercaigne, commissaris lokale politie arro Ieper - Luc Verweirder, inspecteur lokale politie arro Ieper - Mario Dujardin, inspecteur lokale politie arro Ieper - Didier Pontzeele, Dienst Oorlogsgraven

- Karl-Heinz Voigt, Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge - Richard Nichol, Commonwealth War Graves Commission - Barry Murphy, Commonwealth War Graves Commission - Sarah Camerlynck, Commonwealth War Graves Commission - Steve Arnolds, Commonwealth War Graves Commission - Django Maekelberg, Commonwealth War Graves Commission - Pierre Lemaire, Ambassade van Frankrijk in België (DPMA)

13.3 BIJLAGE 3: STAPPENPLAN VOOR DE POLITIEDIENSTEN BIJ DE

MELDING VAN EEN VONDST VAN MENSELIJK SKELETMATERIAAL

Dit document is een hulpmiddel voor personeelsleden van de lokale politie. Stap voor stap wordt uitgelegd wat je moet doen als er een oproep binnenkomt in de meldkamer of dispatching over een vondst van menselijk skeletmateriaal, gesitueerd in Vlaanderen.

Deze tekst is een samenvatting van de richtlijn “Procedures bij de vondst van menselijk skeletmateriaal”. Bij onduidelijkheden of discussies consulteer je best deze volledige richtlijn, terug te vinden als bijlage 2 van het afwegingskader ‘Omgaan met menselijke resten bij archeologisch onderzoek in Vlaanderen’ op

https://oar.onroerenderfgoed.be/reeks/AKOE.

STAPPENPLAN

1. Bij elke melding ga je ter plaatse.

2. Als dit nog niet gebeurd is, laat je de (graaf)werken staken ter hoogte van de vondst.

3. Je laat het menselijk skeletmateriaal zo veel mogelijk ongemoeid, je gaat dus niet over tot inzameling.

4. Je maakt een pv op, samen met een gedetailleerde fotografische opname. Je noteert volgende zaken:

- Gaat het om meerdere beenderen samen, in anatomisch verband?

- Zie je restanten van kledij, medaillons, … die in verband gebracht kunnen worden met het menselijk skeletmateriaal?

- Zie je structuren (in steen, hout of metaal) of grondsporen (verkleuringen) die in verband kunnen gebracht worden met het menselijk skeletmateriaal?

- Werden de resten aangetroffen op een logische plaats, bijvoorbeeld een oud kerkhof of slagveld?

5. Je maakt een inschatting ter plaatse. Is er een archeoloog aanwezig op het terrein, betrek deze dan bij de inschatting:

➢ Zijn er indicaties voor een verdacht (recent) overlijden? Volg A.

➢ Zijn er indicaties dat het om een oorlogsslachtoffer gaat? Vind je restanten van kledij, wapens of medailles, insignes of andere militaria? Doet de geografische locatie vermoeden dat het om een oorlogsslachtoffer gaat? Volg B.

➢ Zijn er geen verdachte indicaties en wijst niets op een oorlogsslachtoffer? Lijkt het om oud

skeletmateriaal te gaan? Volg C.

➢ Zijn er geen specifieke indicaties en gaat het om een zeer kleine hoeveelheid los menselijk

A. Bij een verdacht overlijden:

Je verwittigt onmiddellijk het parket en bewaakt de locatie tot het parket overneemt. Oordeelt het parket na onderzoek dat het toch om een oude vondst gaat, dan meld je deze vondst bij het agentschap Onroerend Erfgoed (stap C).

B. Bij een oorlogsslachtoffer:

Oorlogsslachtoffers zijn gesneuvelden uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Gaat het om menselijk skeletmateriaal uit oudere conflicten, volg dan stap C.

1. Gaat het om een oorlogsslachtoffer, dan meld je de vondst meteen bij het agentschap Onroerend Erfgoed én bij de Dienst Oorlogsgraven (War Heritage Institute). Gaat het om een vondst bij een archeologisch onderzoek in uitvoering, dan neem je enkel contact op met de Dienst Oorlogsgraven.

2. Als het niet om een lopend archeologisch onderzoek gaat, dek je de vondst fysiek af en markeer je de locatie met veiligheidslint. Je brengt de verantwoordelijken van het terrein/de werken mondeling op de hoogte.

De formele bergingsbevoegdheid ligt nu bij het agentschap Onroerend Erfgoed. Zij zal de eigenaar of zakelijkrechthouder op de hoogte brengen en de coördinatie van de verdere procedure op zich nemen.

3. Als het om een archeologisch onderzoek gaat, wordt het menselijk skeletmateriaal geborgen door de archeologen die met het onderzoek belast zijn.

C. Geen specifieke indicaties:

1. Je meldt de vondst meteen bij het agentschap Onroerend Erfgoed. Je hoeft echter geen melding te doen als het om een archeologisch onderzoek in uitvoering gaat, onder leiding van een erkend archeoloog.

2. Behalve bij een lopend archeologisch onderzoek, dek je de vondst fysiek af en markeer je de locatie met veiligheidslint. Je brengt de verantwoordelijken van het terrein/de werken mondeling op de hoogte.

De formele bergingsbevoegdheid ligt nu bij het agentschap Onroerend Erfgoed. Zij zal de eigenaar of zakelijkrechthouder op de hoogte brengen en de coördinatie van de verdere procedure op zich nemen.

D. Los verspreid skeletmateriaal in zeer kleine hoeveelheid:

Je neemt het skeletmateriaal in beslag en draagt het over aan de gemeentelijke diensten die bevoegd zijn voor begraafplaatsen. Doet de geografische locatie vermoeden dat het om een oorlogsslachtoffer gaat, dan neem je contact op met de Dienst Oorlogsgraven en draag je de vondsten aan hen over. Twijfel je over de ouderdom van het skeletmateriaal, neem dan altijd contact op met het agentschap Onroerend Erfgoed om de vondst te melden.