• No results found

Vloeibare biomassa

In document Eindadvies basisbedragen SDE+ 2019 (pagina 50-56)

verbranding en vergassing van

8.2 Gehanteerde prijzen voor verbranding en vergassing van biomassa

8.2.1 Vloeibare biomassa

Uit de bevindingen eerder dit jaar blijkt dat de prijs van vloeibare oliën sterk kan variëren af- hankelijk van herkomst, type en gebruik. Uit de analyse die eerder dit jaar uitgevoerd is blijkt dat voor gerealiseerde projecten dierlijke vetzuren gecontracteerd kunnen worden voor tegen een prijs van rond de 500 €/t (intern tarief). Wanneer we rekening houden met een prijs van 500 €/t, en tevens de afgelopen vijf jaar beschouwen via een vijfjarig gemiddelde, levert dit een prijs van 554 €/t. Dit ligt op een vergelijkbare prijs die via overige bronnen verkregen is (Reuters, 2018). Hierbij wordt er gerekend met een stookwaarde van 39 GJ/t. Voor plantaardige oliën is er een goed ontwikkelde internationale markt. De prijzen voor deze oliën liggen echter hoger dan de prijs voor dierlijke vetten. Pyrolyse-olie is niet meege- nomen in deze analyse.

Alle bovengenoemde bedragen zijn zonder accijns, maar per 1 juli 2017 is de accijnsvrijstel- ling op vloeibare biomassa voor verwarmingsdoeleinden opgeheven. In het advies van vorig jaar is gesteld dat de betrokken bedrijven waarschijnlijk het lage accijnstarief van zware stookolie gaan betalen (€36,40 per ton) op basis waarvan een aanpassing van het basisbe- drag in de SDE+ is doorgevoerd. Echter, diverse partijen hebben aangegeven dat het hoge tarief van €489,81 per 1000 liter (of €583 per ton bij 0,84 kg/liter) voor halfzware olie en gasolie wordt toegepast (Belastingdienst, 2018). Hierbij zijn de classificaties gebaseerd op een onderzoek van het douanelaboratorium uit 2007. Gezien de ontwikkelingen sinds 2017 zou het volgens een aantal bedrijven logisch zijn de classificatie te herzien, maar de douane heeft aangegeven dit niet te willen doen.

Om een level playing field te creëren, wordt echter net als vorig jaar geadviseerd het lage accijnstarief van zware stookolie te hanteren. Het lage accijnstarief vertegenwoordigt een bedrag van 0,0364 €/kg, ofwel 36,4 €/t. Daaruit volgt een netto biomassaprijs van 590 €/t.

8.3 Biomassavergassing (≥95% biogeen)

Een bio-SNG-centrale voor groengasproductie door vergassing bestaat uit drie onderdelen: vergassings-, gasreinigings- en gasopwaarderingsinstallatie. In de vergassingsinstallatie wordt vaste biomassa omgezet in gasvormige brandstof, syngas genoemd. In de gasreini- gingsinstallatie worden onzuiverheden uit het gas verwijderd. Tenslotte wordt het gas opge- waardeerd tot aardgaskwaliteit (bio-SNG) waarna het als hernieuwbaar gas in het aardgas- net gevoed kan worden.

De referentie-installatie heeft een vermogen van 21 MWth output aan hernieuwbaar gas. Dit

is gelijkgesteld aan de schaal van vorig jaar. Er wordt hierbij uitgegaan van een grootschalig commercieel project. Het energetisch rendement van vergassing naar bio-SNG is gesteld op 65%. Dit rendement is eveneens gelijkgesteld aan het advies van vorig jaar en wordt beves- tigd door recente bevindingen. Hogere rendementen lijken op langere termijn wel haalbaar. De installatie kan in haar eigen warmtebehoefte voorzien; wel is de inkoop van elektriciteit voor eigen verbruik meegenomen. Er wordt uitgegaan van een relatief laag aantal van 7500 vollasturen per jaar omdat de combinatie van een houtvergasser en een gasopwaardering-in- stallatie zorgt voor een complexe productie-installatie. De investeringskosten worden gelijk- gesteld aan het advies van vorig jaar en bepaald op 3250 €/kW output. Dit bedrag omvat vergassing, reiniging, opwaardering en invoeding in het gasnet. De O&M-kosten zijn verlaagd van 285 €/kW output naar 195 €/kW output, dat 6% van de investering is. Zie tabel 8.3 voor de technisch-economische parameters. In tabel 8.4 is het basisbedrag weergegeven.

Tabel 8.3: Technisch-economische parameters vergassing van biomassa (≥95% bi- ogeen) en B-hout

Parameter Eenheid Advies SDE+ 2019 Advies SDE+ 2019

B-hout

Referentiegrootte [MW input] 32 32

Vollasturen [uur/jaar] 7500 7500

Investeringskosten [€/kW output] 3250 3250

Vaste O&M-kosten [€/kW output] 195 195

Energie-inhoud substraat [GJ/t] 9 13

Tabel 8.4: Overzicht subsidieparameters Biomassavergassing (≥95% biogeen) en B-hout (≥95% biogeen)

Eenheid Advies SDE+ 2019 (≥95% biogeen

Advies SDE+ 2019 B-hout

Basisbedrag SDE+ 2019 [€/kWh] 0,113 0,086

Looptijd subsidie [jaar] 12 12

Basisprijs SDE+ 2019 [€/kWh] 0,013 0,013

Voorlopig correctiebedrag 2019 [€/kWh] 0,019 0,019

Berekeningswijze correctiebedrag TTFHHV

8.4 Ketel op vaste of vloeibare biomassa 0,5 - 5 MW

th

De referentie-installatie voor de vermogensklasse 0,5 - 5 MWth is een heetwaterketel met

een verbrandingsrooster waar snoei- en dunningshout (houtsnippers) ingezet worden als re- ferentie-brandstof. Er is rekening gehouden met investeringen die nodig zijn voor rookgas- reiniging in het kader van het Activiteitenbesluit. Zo is er voor installaties >1 MWth een

stoffilter meegenomen. Uitgaande van de verruiming van de NOx-emissie-eis van installaties

met een vermogen tussen 1 en 5 MWth in het activiteitenbesluit is er geen DeNOx-installatie

benodigd voor deze categorie.

Om de categorie (beide vermogensklassen) zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij het me- rendeel van de projecten is het aantal veronderstelde vollasturen gezet op 3000 uur. Uit het kostenbevindingsonderzoek blijkt dat deze vollasturen niet altijd gehaald worden. Echter, er zijn ook projecten die meer vollasturen halen. Als gemiddeld aantal vollasturen is 3000 uur genomen.

Het referentievermogen voor de ketel 0,5-5 MW wordt gezet op 950 kWth output. De investe-

ringskosten voor deze ketels waren vorig jaar 480 €/kWth output. Uit recente projecten viel

af te leiden dat een deel van de kosten in de 480 €/kWth buiten de scope van de referentie-

case vielen (bijvoorbeeld drogers, aanvullend leidingwerk of onvoorziene kosten). Daarom wordt het investeringsbedrag dit jaar verlaagd naar 415 €/kWth output. De vaste O&M-kos-

ten worden verlaagd van 28 naar 25 €/kWth output, terwijl de variabele O&M-kosten ver-

hoogd worden van 0,0019 naar 0,0030 €/kWth output. Daarmee zijn in het advies de kosten

voor verbruiksmiddelen en as-afzet overgeheveld van vaste O&M-kosten naar variabele O&M-kosten.

Tabel 8.5 geeft de technisch-economische parameters voor ketels op vaste biomassa. In ta- bel 8.6 zijn het basisbedrag en enkele andere subsidieparameters weergegeven.

Tabel 8.5: Ketels op vaste biomassa 0,5-5 MWth

Parameter Eenheid Advies SDE+

2018

Advies SDE+ 2019

Thermisch outputvermogen [MWoutput] 0,95 0,95

Vollasturen warmteafzet [uur/jaar] 3000 3000

Investeringskosten [€/kWoutput] 480 415

Vaste O&M-kosten [€/kWoutput] 28 25

Variabele O&M-kosten [€/kWoutput] 0,0019 0,0030

Tabel 8.6: Overzicht subsidieparameters Ketel op vaste of vloeibare biomassa, 0,5- 5 MWth

Eenheid Advies SDE+

2018

Advies SDE+ 2019

Basisbedrag SDE+ 2019 [€/kWh] 0,055 0,053

Looptijd subsidie [jaar] 12 12

Basisprijs SDE+ 2019 [€/kWh] 0,029 0,019

Voorlopig correctiebedrag 2019 [€/kWh] 0,029 0,026

Berekeningswijze correctiebedrag ( TTFLHV + EB + ODE ) / gasketelrendement

8.5 Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MW

th

Net als in het vorige advies wordt uitgegaan van een referentie-installatie die bestaat uit een snoeihout-gestookte stoomketel. De installatie is ingeschaald als basislastvoorziening en niet als pieklastvoorziening en er wordt daarom verondersteld dat deze installatie relatief veel vollasturen maakt.

De installatie heeft een referentiegrootte van 10 MWth output. Het snoeihout wordt ontvan-

gen en opgeslagen in bunkers (voorraad voor enkele dagen tot een week). Het hout wordt vervolgens getransporteerd naar een verbrandingsrooster waar het verbrand wordt voor het opwekken van stoom. De warmte wordt geleverd aan nabijgelegen industrie of middels een warmtewisselaar overgedragen aan een warmtenet. In aanvulling op deze referentie-installa- tie is rekening gehouden met investeringen in het kader van het Activiteitenbesluit. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat door toepassing van een SNCR-installatie de NOx voldoende gere-

duceerd kan worden. Daarnaast is rekening gehouden met kosten voor aanvullende biomas- saopslag en stoffilters. Tenslotte ziet men in de praktijk dat civiele werken nodig zijn, inclusief funderingen en gebouw. De mechanische en civiele werken zoals hierboven ge- noemd vertegenwoordigen voor de meeste projecten een investeringsbedrag van maximaal 640 €/kWth output.

Vaste O&M-kosten bevatten onder meer kosten voor asafzet, vaste kosten voor (uitbesteed) onderhoud en tevens 0,5 fte aan loonkosten voor bedrijfsvoering. Op basis van de bevindin- gen de vaste O&M-kosten gelijk gehouden aan dat van vorig jaar, te weten 52 €/kWth output.

De variabele O&M kosten worden gelijkgesteld aan vorig jaar op 0,0043 €/kWhth output.

In deze categorie is het mogelijk om warmtelevering of stoomlevering te realiseren met een ketel op vaste biomassa ter vervanging van een gasgestookte WKK. Daarom is voor deze ca- tegorie het aantal vollasturen op 7000 uur per jaar gesteld.

Een overzicht van de technisch-economische parameters voor ketels op vaste biomassa (≥5 MW) is weergegeven in tabel 8.7. In tabel 8.8 zijn het basisbedrag en enkele andere subsi- dieparameters weergegeven.

Tabel 8.7: Technisch-economische parameters voor Ketel op vaste of vloeibare bio- massa, ≥5 MWth

Parameter Eenheid Advies SDE+ 2018 Advies SDE+ 2019

Thermisch outputvermogen [MWoutput] 10 10

Vollasturen warmteafzet [uur/jaar] 7000 7000

Investeringskosten [€/kWoutput] 850 640

Vaste O&M-kosten [€/kWoutput] 52 52

Variabele O&M-kosten [€/kWhoutput] 0,0043 0,0043

Energie-inhoud brandstof [GJ/t] 9,0 9,0

Brandstofprijs [€/t] 50 45

Tabel 8.8: Overzicht subsidieparameters Ketel op vaste of vloeibare biomassa, ≥5 MWth

Eenheid Advies SDE+ 2018 Advies SDE+ 2019

Basisbedrag SDE+ 2019 [€/kWh] 0,051 0,047

Looptijd subsidie [jaar] 12 12

Basisprijs SDE+ 2019 [€/kWh] - 0,013

Voorlopig correctiebedrag 2019 [€/kWh] - 0,019

Berekeningswijze correctiebedrag 90% x TTFLHV

De benodigde subsidie voor de productie van hernieuwbare warmte is afhankelijk van de hoeveelheid geleverde warmte. Het basisbedrag is hierboven berekend voor een enkel aantal vollasturen. Dit aantal vollasturen is echter niet voor alle projecten haalbaar. Net als vorig jaar wordt daarom voor de onderhavige categorie een warmtestaffel geadviseerd. Binnen de warmtestaffel wordt het basisbedrag berekend voor een verschillend aantal vollasturen. De methodiek die hiervoor gebruikt wordt is vrijwel gelijk aan de methodiek die geadviseerd is in de najaarsnotitie warmtestaffel (PBL, 2018). De kostenparameters (investeringskosten, vaste O&M-kosten, variabele O&M-kosten) nemen lineair toe met het aantal vollasturen, waarbij de technisch-economische parameters voor de kleine ketel (bij 3000 vollasturen) en grote ketel (bij 7000 vollasturen) als referentiepunten genomen worden.

Tabel 8.9 toont de uitwerking voor de warmtestaffel. De waarde die correspondeert met de referentie-installatie in het advies zonder warmtestaffel, is in de tabel geaccentueerd.

Tabel 8.9: Technisch-economische parameters en basisbedragen binnen de geadvi- seerde warmtestaffel voor de SDE+-2019 voor de categorie Ketel op vaste of vloei- bare biomassa, ≥ 5 MWth Vollasturen Basisbedrag [€/kWh] Investeringskosten [€/kW output] O&M-kosten vast [€/kW output] O&M-kosten variabel [€/kWh] 3000 0,053 415 25 0,0030 3500 0,051 443 28 0,0032 4000 0,050 471 32 0,0033 4500 0,049 499 35 0,0035 5000 0,048 528 39 0,0037 5500 0,048 556 42 0,0038 6000 0,047 584 45 0,0040 6500 0,047 612 49 0,0041 7000 (ref) 0,047 640 52 0,0043 7500 0,046 668 55 0,0045 8000 0,046 696 59 0,0046 8500 0,046 724 62 0,0048

8.6 Ketel op B-hout

Vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat is het verzoek gekomen om een ca- tegorie door te rekenen om op kostenefficiënte wijze B-hout in warmte om te zetten. Partijen hebben aangedragen dat met een vergassingstechniek de warmte geproduceerd kan worden met relatief weinig luchtemissies. Een ketel op B-hout produceert warmte echter tegen la- gere kosten, waarbij wel voldaan wordt aan de algemeen landelijk geldende regels voor luchtemissies. De ketel die is doorgerekend heeft een schaalgrootte gelijk aan de bestaande BEC’s (Biomassa Energie Centrales). Voor de brandstofprijs is 0 €/t verondersteld, wat in de huidige markt zelfs aan de hoge kant lijkt te zijn voor vrijkomende B-houtstromen.

Tabel 8.10: Technisch-economische parameters voor Ketel op B-hout

Parameter Eenheid Advies SDE+ 2018 Advies SDE+ 2019

Thermisch outputvermogen [MWoutput] - 30

Vollasturen warmteafzet [uur/jaar] - 7000

Investeringskosten [€/kWoutput] - 875

Vaste O&M-kosten [€/kWoutput] - 52

Variabele O&M-kosten [€/kWhoutput] - 0,0043

Energie-inhoud brandstof [GJ/t] - 13,0

Brandstofprijs [€/t] - 0

In tabel 8.10 staan de technisch-economische parameters. In tabel 8.11 is te zien dat het basisbedrag iets hoger ligt dan het voorlopig correctiebedrag 2019.

Tabel 8.11: Overzicht subsidieparameters Ketel op B-hout

Eenheid Advies SDE+ 2018 Advies SDE+ 2019

Basisbedrag SDE+ 2019 [€/kWh] - 0,030

Looptijd subsidie [jaar] - 12

Basisprijs SDE+ 2019 [€/kWh] - 0,013

Voorlopig correctiebedrag 2019 [€/kWh] - 0,019

In document Eindadvies basisbedragen SDE+ 2019 (pagina 50-56)