• No results found

5.2 Energiesystemen

5.2.2 Vleeskuikens

5.2.2.1 Algemeen

Uit vergelijkend verteringsonderzoek van het voormalige COVP-DLO te Beekbergen is gebleken dat de voederwaarde van vet voor vleeskuikens lager is dan voor volwassen hanen. Ook bij an- dere grondstoffen bleken verschillen te bestaan in OE-waarde voor vleeskuikens en volwassen hanen, zij het dat deze verschillen over het algemeen wat beperkter zijn. Dit heeft in 1990 voor het eerst geleid tot de invoering van een aparte OE waardering voor vleeskuikens (CVB-reeks nr.1, 1990) (tot de editie van de Veevoedertabel 2011 aangeduid als OEslk; sindsdien als OEvlk). In de tabel gepubliceerd in 1990 waren de resultaten verwerkt van het verteringsonderzoek dat het COVP-DLO had uitgevoerd met grondstoffen die in de praktijk de hoofdbestanddelen vormen van de mengvoeders voor deze diercategorie. In de praktijk waren er echter twijfels over de waardering voor verschillende voedermiddelen. Dit heeft in de negentiger jaren van de 20e eeuw

geleid tot omvangrijk funderend onderzoek, gericht op het formuleren van een eenduidig protocol voor verteringsonderzoek bij vleeskuikens. Na gereed komen van dit protocol is van een groot aantal voedermiddelen de fecale nutriëntenverteerbaarheid bepaald. In de editie van de Veevoe- dertabel 2011 zijn de resultaten van een viertal projecten naar de verteerbaarheid van voeder- middelen voor vleeskuikens geïmplementeerd ten behoeve van een betere OEvlk schatting van de betreffende voedermiddelen. In deze tabel werd tevens afgestapt van de OEslk formule die in 1990 werd geïntroduceerd, en werd overgegaan op een OEvlk formule met dezelfde energeti- sche coëfficiënten als in de OEpl formule (zie 5.2.2.3.1). Een derde wijziging die met ingang van de editie van de Veevoedertabel 2011 werd geïntroduceerd betreft de berekening van de ver- teerbare koolhydraatfractie (zie 5.2.2.3.2).

5.2.2.2 Verteerbaarheden

De verteringscoëfficiënten zijn afkomstig van onderzoek met jonge vleeskuikens dat in opdracht van CVB volgens het CVB verteringsprotocol voor fecaal verteringsonderzoek bij vleeskuikens is uitgevoerd. In dit onderzoek werd steeds de verteerbaarheid van de organische stof (OS), ruw eiwit (RE), ruw vet (RVETh) en – in veel gevallen ook – van zetmeel bepaald.

De onderzochte voedermiddelen werden steeds geanalyseerd op DS, RAS, RE, RVETh, RC, SUI en ZETam.

5.2.2.3 Energiewaarde

5.2.2.3.1 Omzetbare energiewaarde verteerbaar ruw eiwit

Tot en met de editie van de Veevoedertabel 2007 werd voor de berekening van de OEslk waarde van voedermiddelen gebruik gemaakt van de volgende formule:

[F.P21] OEslk (MJ/kg) = (15,56 x VRE + 38,83 x VRVETh + 17,32 x VOKh) / 1000 of

[F.P22] OEslk (kcal/kg) = (3,72 x VRE + 9,28 x VRVETh + 4,14 x VOKh) / 1000 Met de gehalten aan VRE, VRVETh en VOKh in g per kg

Deze formule is het resultaat van een multiple regressieanalyse op de uitkomsten van een COVP-DLO onderzoek, uitgevoerd in de jaren tachtig van de 20e eeuw, naar de voederwaarde van 15 belangrijke grondstoffen. In dit onderzoek werd de verteerbaarheid van RE, RVETh en OK alsook de OE waarde (gecorrigeerd naar N-evenwicht) bepaald. In het regressiemodel werden als verklarende variabelen de hoeveelheden verteerbaar ruw eiwit, ruw vet en koolhydraten op- genomen.

Daarbij bleek dat de coëfficiënten voor verteerbaar vet en verteerbare koolhydraten niet wezenlijk verschilden van de coëfficiënten die in een overeenkomstig onderzoek met volwassen hanen werden vastgesteld.

Sinds de introductie van bovenstaande OEslk formule is er discussie geweest over de juistheid van de energetische coëfficiënt voor VRE in deze formule. Dit vanwege het feit dat deze fysiolo- gisch niet verklaarbaar is. Uitgaande van een bruto energiewaarde voor eiwit van 23,6 MJ/kg, een volledige metabolisering van eiwit tot water, kooldioxide, urinezuur (en ureum), een volledige uitscheiding van urinezuur (en ureum) via de excreta en een ‘naar RE omgerekende bruto ener- giewaarde van urinezuur‘ van 5,6 MJ/kg, dient de OE-coëfficiënt voor eiwit ca. 18 MJ/kg te be- dragen. Er is ook geen enkele reden waarom de OE waarde voor verteerbaar eiwit bij een volle- dige metabolisering bij vleeskuikens zou afwijken van die bij hanen en leghennen.

Bij een multipele regressie op de resultaten van de verschillende in opdracht van CVB uitgevoer- de onderzoeken naar de verteerbaarheid en OE waarde van voedermiddelen bij vleeskuikens, alsook een regressieanalyse op de totale dataset, toonde aan dat in deze regressies steeds een hogere energetische coëfficiënt werd verkregen dan de 15,56 die in [F.P20] staat. Ook moet wor- den opgemerkt dat deze coëfficiënt steeds onder de 18,03 bleef, wat de energetische coëfficiënt

voor VRE in de OEpl formule is.

Hoewel voor dit laatste geen bevredigende verklaring werd gevonden, is besloten in de nieuwe OEvlk formule voor VRE te rekenen met een energetische waarde van 18,03 MJ/kg.

Bij het bepalen van de vetverteerbaarheid werd zowel in voer als excreta ruw vet geanalyseerd na voorafgaande zure hydrolyse. Voor de OEvlk berekening moet dus altijd gewerkt worden met RVETh.

5.2.2.3.2 Nieuwe indeling van de koolhydraatfractie t.b.v. OEvlk berekening

Wat betreft de koolhydraatfractie werd in het verleden altijd uitgegaan van een verwaarloosbare verteerbaarheid van de ruwe celstoffractie (VCRC = 0), en werd alleen gerekend met de verteer- baarheid van de overige koolhydraten. Echter, binnen verschillende partijen van één en dezelfde grondstof varieert het aandeel zetmeel, suiker en vezelcomponenten. Van de genoemde soorten koolhydraten hebben zetmeel en suikers een (heel) hoge verteerbaarheid, terwijl die van de ve- zelfractie zeer laag tot verwaarloosbaar zal zijn. Het werken met een vaste verteringscoëfficiënt voor de OK fractie betekent echter dat met de variatie in de samenstelling van de OK fractie geen enkele rekening wordt gehouden.

Aanvankelijk was het plan van CVB om de koolhydraatfractie, naar analogie van de werkwijze bij varkens, op te splitsen in een zetmeel (ZET), suiker (SUI) en niet zetmeel polysacchariden fractie (NSP). Bij pluimvee is de NSP fractie echter laag verteerbaar. Bovendien is de (V)NSP fractie een berekende fractie, wat betekent dat alle (vooral analytische) fouten hierin cumuleren. Ten derde is de factor 6,25, waarmee het geanalyseerde N gehalte in een voedermiddel wordt omge- rekend naar het RE gehalte, voor veel voedermiddelen te hoog. Dit impliceert dat in de RE fractie feitelijk een deel van de NSP fractie wordt meegenomen. Vooral bij eiwitrijke voedermiddelen kan dit aanzienlijk zijn. Om genoemde redenen is van deze optie afgezien.

De SUI fractie in voedermiddelen bestaat uit enzymatisch verteerbare en fermentatief afbreekba- re suikers. Bij analyse van de excreta van dieren gevoerd met een relatief SUI rijk voer kon hierin vrijwel geen SUI meer worden aangetoond, hetgeen duidt op een hoge verteerbaarheid. Ook van via het voer verstrekte zetmeel werden slechts enkele procenten in de excreta teruggevonden. Hierbij werden alle glucose-equivalenten in de excreta als onverteerbaar zetmeel aangemerkt. Het is echter de vraag of de fermentatieproducten, die in de caeca ontstaan bij microbiële afbraak van fermenteerbare suikers en van ileaal niet verteerd zetmeel, wel volledig worden geabsor- beerd dan wel dat een deel ervan via de excreta wordt uitgescheiden. Daarnaast zal er in de caeca enige fermentatie plaatsvinden van (vooral water oplosbare componenten in de) NSP frac- tie. Op grond van deze overwegingen is besloten de verteerbaarheid van de koolhydraatfractie als volgt te definiëren:

[F.P23] VC(ZET+SUI) = {(ZET+CF_Di*SUI) – (VOS–VRE–VRVETh)} / (ZET+CF_Di*SUI)*100%

5.2.2.3.3 Aanwezigheid van fermentatieproducten in voedermiddelen voor pluimvee

Uit analyses van maïsglutenvoer en tarweglutenvoer is gebleken dat in deze voedermiddelen, en met name in de eerste, aanzienlijke gehalten aan melkzuur kunnen voorkomen. Daarnaast ko- men sporen aan azijnzuur voor. Het is gewenst bij de berekening van de energiewaarde van voedermiddelen waarin fermentatieproducten aanwezig zijn hiermee rekening te houden. Gelet op zeer de geringe hoeveelheid azijnzuur wordt dit opgeteld bij het gehalte aan melkzuur. De omzetbare energiewaarde van melkzuur wordt afgeleid van het ATP-leverend vermogen van melkzuur ten opzichte van zetmeel. Dit resulteert in een OEvlk waarde van melkzuur van 14,55 MJ/kg.

5.2.2.3.4 Nieuwe OEvlk formule

Bovenstaande betekent dat de OEvlk formule als volgt wordt aangepast: [F.P24] OEvlk (MJ/kg) =

of

[F.P24] OEvlk (kcal/kg) =

(4,31 x VRE + 9,28 x VRVETh + 4,14 x V(ZET + SUI) + 3,48*MZ) / 1000 Met de gehalten aan VRE, VRVETh, V(ZET + SUI) en MZ in g per kg

5.2.2.4 Rekenregels voor het berekenen van VRE, VRVETh en V(ZET + SUI)

Voor alle voedermiddelen, waar voor vleeskuikens een OEvlk waarde wordt vermeld, zijn formu- les ontwikkeld voor het berekenen van de benodigde gehalten aan de fecaal verteerbare compo- nenten VRE, VRVETh en V(ZET + SUI). Deze schattingsformules zijn voor de meeste voeder- middelen het resultaat van statistische analyse (zgn. regressieanalyse) aan datasets van verte- ringsproeven van individuele voedermiddelen of gecombineerde datasets van verwante voeder- middelen. Voor enkele voedermiddelen waren onvoldoende of geen verteringsproeven beschik- baar voor een statistische analyse. In die gevallen is de verteerbaarheid gebaseerd op de gemid- delde waarden van één of een beperkt aantal waarnemingen. Voor enkele incidenteel voor vleeskuikens gebruikte voedermiddelen, waarvoor geen gegevens uit verteringsonderzoek be- schikbaar waren, werd de verteerbaarheid ingeschat door het betreffende voedermiddel wat be- treft chemische samenstelling en andere kenmerken te vergelijken met verwante voedermiddelen waarvan wel voldoende verteringscijfers van vleeskuikens beschikbaar waren.

Bij het afleiden van de schattingsformules is steeds onderzocht door welke andere componenten de verteerbaarheid van een bepaalde component wordt bepaald.

Bij het afleiden van formules voor verteerbaar ruw eiwit (VRE) is ook steeds rekening gehouden met een basaal endogeen fecale uitscheiding van 9,7 g RE/kg DS.

Door de verteerbare gehalten (bijv. VRE), berekend met de bovenbedoelde products-pecifieke rekenregels, te delen door het bruto nutriëntgehalte en te vermenigvuldigen met 100 (bij VRE/RE*100) wordt de verteringscoëfficiënt voor de betreffende nutriënt (bijv. VCRE) verkregen. Op de productbladen is op deze manier de verteringscoëfficiënt voor RE, RVET en V(ZET + SUI) berekend die behoort bij de gemiddelde chemische samenstelling zoals die op het productblad is vermeld.

De verteerbaarheid van zuivere vetten is sterk afhankelijk van de vetzuursamenstelling. Uit on- derzoek, uitgevoerd in opdracht van CVB, bleek de verteerbaarheid van het vet (VCRVET) goed te voorspellen met de volgende formule:

[F.P24] VCRVET (%) = 96,1 - 0,3746*(C16:0 + C18:0)

Waarin (C16:0 + C18:0) in procenteenheden binnen de totale hoeveelheid vetzuren.

Voor dierlijke producten (diermeel, vismeel) wordt er, net als bij de waardering van deze pro- ducten bij andere diersoorten, van uitgegaan dat de OKh fractie in deze producten grotendeels een artefact is. Vaak wordt bij deze producten een negatieve waarde voor OKh berekend. Dit wordt veroorzaakt door de omrekening van het geanalyseerde N-gehalte naar het RE-gehalte (RE = 6,25*N), omdat voor deze producten de factor 6,25 niet correct is. In alle systemen waar voor de energiewaardeberekening met een OKh fractie wordt gerekend, werd tot nu toe de VCOKh van dierlijke producten gelijk gesteld aan de VCRE.

Aangezien in het geactualiseerde OEvlk systeem bij de berekening van het VRE-gehalte, en daardoor ook bij de daaruit berekende VCRE, bij vleeskuikens rekening wordt gehouden met een fecale basaal endogene uitscheiding van 9,7 g RE/kg DS mag echter de voor dierlijke producten berekende VCRE niet langer zonder meer gebruikt worden voor de berekening van de VOKh fractie. Dit zou nl. leiden tot een dubbeltelling van de basaal endogene uitscheiding.

Daarom is bij vleeskuikens voor de volgende werkwijze gekozen. Er wordt een gecombineerde (VRE + VOKh) fractie berekend: (VRE + VOKh) = a*(RE + OKh) - 9,7 (met alle gehalten in de

DS), waarbij a = gestandaardiseerde verteerbaarheid van het betreffende dierlijke product. Van daaruit wordt een gecombineerde VC(RE+OKh) berekend: VC(RE + OKh) = (VRE + VOKh)/(RE + OKh)*100.

Op de productbladen van de dierlijke producten staat daarom bij VCRE de waarde voor VC(RE + OKh) vermeld.