• No results found

Vitale maatschappelijke organisaties7.2

In document Op zoek naar de kracht van de samenleving (pagina 103-106)

Het traditionele christen-democratische beginsel van ‘soevereiniteit in eigen kring’ houdt niet alleen een bescherming van de vrijheid van maatschappelijke kringen en organisaties in, maar óók een opdracht tot (het nemen van) verantwoordelijkheid. Maatschappelijk organise ren is niet vrijblijvend. Van een maatschappelijke organisa-tie mogen we verwachten:

dat de organisatie een visie heeft, bestaande uit een gezamenlijke ambitie en –

gedeelde waarden: het moet gaan om een ‘geïnspireerde organisatie’; dat de organisatie maatschappelijk ingebed is (een ‘gewortelde organisatie’); –

dat de organisatie een beeld heeft van waar ze mee bezig is (bijvoorbeeld: wat is –

op de kwaliteit van de eigen activiteiten en dienstverlening (‘activiteiten op orde’);

dat de organisatie, denkend vanuit haar ambitie, de menselijke waardigheid en –

de menselijke maat, kritisch durft te kijken naar haar schaal, haar interne organi-satie en hoe ze daarbij omgaat met betrokkenen (de ‘juiste schaal’).

Problemen met de legitimiteit van maatschappelijke organisaties moeten dus vooral langs de lijnen van de inhoud aangepakt worden en niet zomaar via het sleutelen aan de vorm. Hieronder werken we verschillende aspecten uit in aanbevelingen.

Geïnspireerde organisaties

Een maatschappelijke organisatie kan niet zonder een bepaalde gezamenlijke –

ambitie, die is ingebed in een gedeelde visie en waarden: een ‘normatief kom-pas’, een ‘eigen verhaal’.

Voor een maatschappelijke organisatie is het van groot belang om, in wisselwer-–

king met hun (steeds veranderende) omgeving, bezig te blijven met de eigen missie en waarden oriëntatie, om te voorkomen dat hun missie verwatert of niet (meer) overeenkomt met de verwachtingen van de betrokkenen.

Gewortelde organisaties

De christen-democratie wil maatschappelijke organisaties de ruimte geven, maar die verant woordelijkheid kunnen ze alleen afdoende waarmaken als ze voldoende maatschappelijk zijn ingebed. Een gebrek aan draagvlak en betrokkenheid maakt een maatschappelijke organi satie immers kwetsbaar. In verschillende sectoren is dit probleem urgent: tal van organisaties richten zich steeds meer op de overheid en/of de markt en raken steeds losser van hun achterban.

Daarom doen we de volgende aanbevelingen:

Maatschappelijke organisaties dienen zich te realiseren dat de betrokkenen –

samen mede vorm geven aan de organisatie (en haar ambitie): meedoen is méér dan consumeren. Zulke participatie is derhalve iets anders dan het behartigen van een eigen deelbelang door een belanghebbende.

Met het oog daarop is het cruciaal voor een maatschappelijke organisatie om de –

discussie en dialoog met betrokken (voice) goed te organiseren, zowel voor het bereiken van draagvlak als voor het organiseren van tegenspraak. Nieuwe tech-nologische ontwikkelingen bieden hiervoor nieuwe mogelijkheden.

Een maatschappelijke organisatie moet

aanspreekbaar zijn voor betrokkenen (en

de over heid) op haar functioneren. Leg als organisatie uit wat je doet, hoe je dat doet, voor wie en waarom. Anders gezegd, hoe je concreet inhoud geeft aan je maatschap pelijke ambitie. Dat is wezenlijker dan te laten zien via welke vormen je de governance hebt georganiseerd.

Institutionele waarborgen voor goed toezicht en het afleggen van verantwoor-–

cruciaal dat de gemeenschap van betrokkenen (gebruikers, sympathisanten, donateurs, etc.) verbonden blijft met het bestuur van en toezicht op de maat-schappelijke organisatie.

In het bijzonder bij stichtingen (een veelvoor komende rechtsvorm voor maat-–

schappelijke organisaties) is dit een punt van aan dacht, omdat een stichting geen leden kent. Voor sommige maatschappelijke organisaties met een stich-tingsvorm is het een goed idee om een ‘ver gadering van deelnemers’ in te stel-len, bestaande uit personen die de maatschap pelijke missie van de organisatie bewaken vanuit een brede visie op de betrokken belan gen, niet vanuit afzonder-lijke deel belangen die met elkaar ‘in onderhandeling’ gaan.154

Wezenlijk is dat de ‘normatieve keuzes’ bij een maatschappelijke orga nisatie niet –

over gelaten worden aan technocraten, maar dat het debat daarover plaats-vindt in een orgaan waar betrokkenen zitting in hebben (zoals een algemene leden vergadering, de genoemde ‘vergadering van deelnemers’ of een raad van toezicht).

Bij het rekruteren van bestuursleden en leden van raden van toezicht moet –

(weer) een centrale plaats toe worden gekend aan betrokkenheid bij de (gemeen-schap rond de) maat(gemeen-schappelijke organisatie (in plaats van om vooral te letten op de professionele expertise van de betreffende personen). Dat is te meer van belang omdat zulke maat schappelijke bestuursfuncties goede leerscholen voor burgerschap zijn.

Activiteiten en dienstverlening op orde

Voor maatschappelijke organisaties is het van groot belang om een beeld te hebben van wat men eigenlijk wil bereiken. Bijvoorbeeld voor een school: wat vindt men goed onderwijs en hoe wil men dat leveren? Daarom bevelen we aan:

Organisaties moeten een eventueel ‘productdenken’ ombuigen naar een dialoog –

over wat het ‘product’ echt inhoudt: bij maatschappelijke dienstverlening draait het vaak om een relatie waarbinnen de dienst zijn vorm krijgt. Bij andere maat-schappelijke organisaties gaat het vooral om participatie. We moeten dan ook van productdenken naar ‘relatie-‘ of ‘participatiedenken’.

Houd daarbij rekening met de verwachtingen van de dienstverleners (de ‘profes-–

sionals’ of vrijwilligers), de gebruikers, en andere betrokkenen.

Verder moet er een eind komen aan het ‘smalsporig doelmatigheidsdenken’: het –

maat schappelijk doel van de maatschappelijke organisatie moet voorop staan. Doelmatigheid kan nooit het hoogste doel zijn.

De juiste schaal

Maatschappelijke organisaties moeten de dialoog met de betrokkenen aangaan –

over de juiste schaal voor hun instellingen en hun (bestuurlijke) organisatie. Een

belangrijke vraag daarbij is hoe je de maatschappelijke inbedding organiseert op het niveau van de organisatie èn van de instellingen.

Vanuit het subsidiariteitsbeginsel is het goed om, bij een grotere organisatie, –

eraan te werken dat ook de afzonderlijke instellingen of organisatiedelen’ zelf goed zijn ingebed in de relevante gemeenschap van betrokkenen, waarbij deze de koers mede (kunnen) bepalen.

Eén organisatie hoeft

niet te betekenen: één uniforme structuur of identiteit.

Laat ruimte voor verschillen binnen de organisatie. Schaalvergroting hoeft dan geen uniformering te betekenen, maar er kan ruimte blijven voor pluriformiteit. Elimineer perverse prikkels voor schaalvergroting.

Vitale sectoren

In document Op zoek naar de kracht van de samenleving (pagina 103-106)