• No results found

Visie respondenten branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

Dit hoofdstuk bevat specifieke onderzoeksresultaten voor de branche WMD. De resultaten zijn gebaseerd op gesprekken met betrokken partijen en op publicaties. Aanbieders in de branche vormen de belangrijkste bron van informatie. Omdat met een beperkt aantal aa n-bieders gesproken is, is het beeld mogelijk niet representatief. Vanwege de grote verschillen tussen aanbieders, zal ook niet iedere aanbieder zich erin herkennen. In het hoofdstuk is achtereenvolgen aandacht voor:

1 Algemene introductie van de branche 2 Meest ingrijpende maatregelen

3 Verwachtingen van het gemeentelijk beleid 4 Verwachte verandering in de vraag naar diensten 5 Wijze van voorbereiding en samenwerking 6 Concurrentie

7 Effecten voor werknemers

8 Effecten voor instellingen en de branche.

7.1 Introductie van de branche

De branche Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening stelt zich ten doel burgers en buurt-bewoners te helpen hun eigen kracht aan te spreken, zodat zij maatschappelijk kunnen meedoen en zelfredzaam zijn. Ook wordt beoogd de sociale omgeving van mensen en buur-ten te versreken.

Het ondersteuningsaanbod

De branche biedt opbouwwerk, maatschappelijk werk, jongerenwerk, schuldhulp, sociaal raads-liedenwerk, maatschappelijke opvang, ouderenwerk, peuterspeelzaalwerk, vluchtelingenwerk en asielopvang, advies en informatie, activering en ontmoeting, begeleiding, hulpverlening en ondersteuning van vrijwilligers.

De maatschappelijke ondernemers ondersteunen participatie van burgers, informele netwerken en de vorming van sociale verbanden op lokaal niveau. Ook richt de branche zich op het voor-komen van sociale uitsluiting en uitval binnen de arbeidsmarkt en het onderwijs, alsmede (so-ciale) overlast en spanningen die kunnen leiden tot botsingen in de samenleving en geweld in gezinnen en buurten.

Voor dit rapport hebben interviews plaatsgevonden met organisaties met een breed pakket aan dienstverlening en advisering (brede welzijnsorganisaties) en organisaties in de maatschappe-lijke opvang. In het kader volgt een uitgebreide beschrijving van de maatschappemaatschappe-lijke opvang.

Maatschappelijke opvang

De maatschappelijke en vrouwenopvang kan ten dele tot de branche WMD worden gerekend en ten dele tot de branche GGZ. De instellingen leveren zowel maatschappelijke ondersteuning als AWBZ zorg.

De maatschappelijke opvang en vrouwenopvang leveren tijdelijke opvang en langdurende zorg aan mensen die door een combinatie van problemen hun huis hebben moeten verlaten of dreigen te moeten verlaten. De-ze mensen kunnen die problemen meestal niet op eigen kracht oplossen. De opvang helpt deDe-ze mensen weer op weg naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan door het bieden van korte of meer langdurige (cr

i-86

sis)opvang, wonen, zorg en begeleiding. Doorgaans is er sprake van complexe problematiek op meerdere gebieden. In veel gevallen betreft het mensen met een psychische stoornis (waaronder verslaving), een verstandelijke beperking en/of somatische stoornissen. De maatschappelijke opvang biedt deze mensen een op de hulpvraag afgestemd aanbod. Ze werkt daarvoor samen met onder andere de GGZ, verslavingszorg, MEE, verstandelijke gehandicaptenzorg, jeugdzorg, algemeen maatschappelijk werk, reclassering, wonin g-corporaties, justitie en sociale zaken. De financiering van opvang en zorg is voor ongeveer 50% afkomstig uit de Wmo, en voor de andere 50% uit de Awbz.

Werkgelegenheid

De (ontwikkeling van de) werkgelegenheid in de branche WMD is als volgt beknopt te beschrij-ven:

 De omvang van de werkgelegenheid in de WMD is in 2012 zo’n 46.000 FTE.

 Het aandeel van de branche WMD in de werkgelegenheid in de totale sector zorg en WJK bedraagt in 2012 ruim 5 procent (in FTE).

 De jaarlijkse groei van het aantal FTE’s in de WMD ligt in de periode 2 009 tot en met 2012 tussen de -5,9 en 0,7 procent.

 In vergelijking tot andere branches is de gemiddelde leeftijd van de werknemers hoog.

Het aandeel 55-plussers neemt sterk toe.1

7.2 Meest ingrijpende maatregelen

Met de drie transities (AWBZ, Jeugdzorg en Participatiewet) wordt een groot aantal taken overgeheveld van hogere overheden naar gemeenten. Deze overheveling gaat gepaard met bezuinigingen. Het zijn juist deze bezuinigingen die de instellingen binnen het WMD zorgen baren, vooral omdat het nog onduidelijk is waar de bezuinigingen zullen neerslaan. Voor het brede welzijnswerk geldt echter dat er ook duidelijke kansen zijn (zie §7.4).

Veel van de voorgenomen maatregelen treffen de maatschappelijke opvang, omdat juist hier tal van maatregelen samenkomen, zoals de overheveling van beschermd wonen, bege-leiding, dagbesteding, persoonlijke verzorging en de beperking van de contracteerruimte in de AWBZ. Gemeenten worden verantwoordelijk voor meerdere taken, maar het is voor in-stellingen in de maatschappelijke opvang onduidelijk hoe gemeenten deze taken willen gaan oppakken en welke korting zij daarbij gaan doorvoeren. De ambulante AWBZ zorg zal met 25 procent worden gekort.

Voor jeugd en jongeren in de maatschappelijke opvang kunnen de decentralisaties een posi-tief effect hebben, omdat jeugdzorg en maatschappelijke opvang straks beide onder de ver-antwoordelijkheid van gemeenten gaan vallen. Er kan dan vanuit één domein passende zorg worden georganiseerd.

De positie van ‘beschermd wonen’ is nog onduidelijk. In het najaar zal worden besloten of deze functie onder de verantwoordelijkheid komt van alle gemeenten, de centrumgemeenten of dat deze wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. Zowel voor gemeenten als voor instel-lingen leidt deze onduidelijkheid tot onrust.

1 Bron: Panteia, Seor en Etil op basis van SSB, PGGM.

7.3 Verwachtingen omtrent gemeentelijk beleid

Er is een sterke relatie tussen gemeenten en welzijnsinstellingen. Gemeenten kopen diensten in bij WMD organisaties, soms op basis van een aanbestedingstraject. In de laatste jaren hebben gemeenten (sterk) bezuinigd op WMD organisaties. Als gevolg hiervan zijn er in de periode 2010-2012 tussen de 5.000 en 6.000 fte verdwenen1. Dit betekent dat tussen de 8.000 en 9.000 welzijnswerkers hun baan hebben verloren. Het aantal gedwongen ontslagen komt in deze periode op 2.249. Ook werden honderden buurtaccommodaties gesloten. Recent onderzoek laat zien dat de werkgelegenheidskrimp in 2013 en 2014 naar verwachting doorzet (zie kader).

Verwachte werkgelegenheidskrimp in WMD

In een onderzoek van Partners + Pröpper in opdracht van FCB wordt verwacht dat de werkgelegenheids-krimp in WMD (in 2012 -5,9 procent) zich in 2013 en 2014 voortzet (-3,2 procent respectievelijk -4,4 pro-cent). Daarmee komt de krimp in de periode 2012-2014 op gemiddeld 4,5 procent. Organisaties en mede-werkers staan voor een moeilijke opgave. De financiering staat onder druk en tegelijkertijd moeten ze ve r-anderen. Er moet meer werk binnengehaald worden als gevolg van de transities, minimaal 5 procent aan e x-tra werk werkzaamheden. Als welzijnsorganisaties geen exx-tra werkzaamheden kunnen verrichten na de x- tran-sities, dan wordt verwacht dat de autonome krimp doorzet. Gemeenten geven aan op de huidige werksoo r-ten verder te bezuinigen, ook na 2014. Opmerkelijk daarbij is dat ook bezuinigd wordt op ondersteuni ng van het vrijwilligerswerk, terwijl gemeenten tegelijkertijd mikken op meer vrijwillige inzet in het welzijnswerk.2

Voor de komende jaren lopen de verwachtingen over het gemeentelijk beleid uiteen. Men verwacht enerzijds vraag van gemeenten naar samenhangende arrangementen die erop ge-richt zijn om multi-probleem huishoudens te stabiliseren en duurzaam zelfstandig te laten wonen. Anderzijds verwacht men ook dat zich nieuwe concurrentie zal voordoen vanuit gro-tere aanbieders of consortia van aanbieders die gemeenten een samenhangend pakket aan diensten en zorg kunnen aanbieden.

7.4 Verwachte veranderingen in vraag naar diensten

De transities leiden tot een transformatie van het veld van zorg en welzijn. Er komt meer druk te liggen op de verhoudingen tussen burgers onderling en onderlinge zorg, en zorg moet dich-ter op de leefwereld van burgers georganiseerd worden (vermaatschappelijking). Gezien de diensten van het brede welzijnswerk levert dit kansen op voor de sector maar, zeker voor maatschappelijke opvang, ook risico’s.

Meer vraag naar brede welzijnswerk

De transformatie leidt tot een toenemende vraag naar het type diensten dat WMD leveren.

De respondenten verwacht meer vraag naar collectieve voorzieningen, zoals georganiseerd door het opbouwwerk, en meer ambulante begeleiding, zoals gezinscoaching, thuisbegeleiding en maatjesprojecten. Collectieve voorzieningen komen waar mogelijk in de plaats van individu-ele trajecten, maar naar verwachting blijft de vraag naar eerstelijns begindividu-eleiding bestaan. Deze voorzieningen zullen (deels) geschikt gemaakt moeten worden voor de nieuwe doelgroepen.

1 Uit het onderzoek ‘Participatie onder druk’ (Bureau Bartels, 2012) blijkt dat gemeenten vooral bezuinigen op collectieve voorzieningen en ontmoetingsactiviteiten voor de ‘minder zichtbare groepen’: o uderenwerk, jonge-renwerk, opbouwwerk, en andere collectieve voorzieningen zoals kinderwerk en peuterspeelzaalwerk. De inzet op overlast gevende hangjongeren en Maatschappelijke Opvang van dak- en thuislozen is nog buiten schot gehouden.

2 Onderzoek van Partners + Pröpper (juni 2013) in opdracht van FCB.

88

Als gevolg van de ontzorging neemt de vraag naar vrijwilligers toe. Het welzijnswerk heeft er-varing in het werven, begeleiden en behouden van vrijwilligers doordat zij hierin opdracht van gemeenten vaak een coördinerende functie in vervult. Er wordt meer vraag naar deze functie verwacht.

De inzet van de staatssecretaris op de oprichting en/of doorontwikkeling van sociale wijkteams kan ook gunstig zijn voor WMD organisaties. In pilots hebben WMD organisaties al deel aan dergelijke teams. Als deze ervaringen positief zijn, kunnen zij daar vanuit hun generalistische werkwijze in de toekomst ook voor gevraagd worden.

Daarnaast zijn er nog andere ontwikkelingen waardoor de vraag naar het brede welzijnswerk naar verwachting zal toenemen. Door het scheiden van wonen en zorg zullen mensen langer thuis blijven wonen en daardoor relatief meer gebruik maken van de diensten van WMD orga-nisaties. En ook de vergrijzing en de economische crisis leiden tot een toename van het aantal klanten.

Daar tegenover staat een toenemende concurrentie van (nieuwe) aanbieders binnen het brede sociaal domein.

Bezuinigingen binnen maatschappelijke opvang

Voor instellingen binnen de maatschappelijke opvang zijn deze kansen minder sterk aanwezig.

Zij bedienen een zware doelgroep die in veel gevallen klein van omvang is. Om die reden zullen zij minder snel een bijdrage leveren aan sociale wijkteams, maar worden zij eerder in deze teams als specialist ingevlogen als bijvoorbeeld huisuitzetting dreigt.

Instellingen voor maatschappelijke en vrouwenopvang hebben nu te maken met bezuinigingen in de Wmo. Deze worden deels veroorzaakt door bezuinigingen op het Gemeentefonds en deels ook door de invoering van nieuwe verdeelsleutels voor de decentralisatie uitkeringen maat-schappelijke opvang en vrouwenopvang. Men verwacht verdere bezuinigingen vanwege de kor-tingen waarmee de decentralisaties gepaard gaan.

7.5 Wijze van voorbereiding en samenwerking

De wijze waarop de instellingen zich voorbereiden op de veranderingen, verschilt sterk. De voorbereiding is afhankelijk van eerdere bezuinigingen (met een eventuele reorganisatie tot gevolg), (verwachtingen over) het gemeentelijke beleid en de kansen die men voor de eigen organisatie ziet. Een belemmering in de voorbereiding is dat sommige gemeenten in de over-gangsperiode (zeer) kortdurende contracten afsluiten met instellingen WMD. Contracten van een half jaar of een jaar komen voor. Dergelijke korte contracten belemmeren welzijnsinstel-lingen om een stabiel meerjarenbeleid te voeren.

Personeelsbeleid

De instellingen hebben in de afgelopen jaren al te maken gehad met bezuinigingen, waa r-door personeel is ontslagen en/of de flexibele schil kleiner is geworden. Vanwege de ondu i-delijkheid over het gemeentelijk beleid zijn instellingen nog voorzichtig in het aanbieden van vaste contracten.

Opleidingsbeleid

Instellingen, vooral binnen het brede welzijnswerk, nemen maatregelen om, met het oog op de transities, hun personeel bij te scholen. Hierbij gaat het vooral om kennis over de pro-blematiek van de nieuwe doelgroepen, hun ondersteuningsbehoefte en waar men terecht kan voor passende hulp/zorg. Ook worden zij getraind in het toepassen van Welzijn Nieuwe Stijl op deze nieuwe doelgroepen. Om over deze kennis te beschikken, verzorgen zij interne cursussen, intervisie en/of huren zij via detachering medewerkers van zorginstellingen in.

Samenwerking met andere aanbieders

Instellingen zowel binnen het brede welzijnswerk als de maatschappelijke opvang, zoeken samenwerking met andere partijen. De instellingen zoeken vooral samenwerking met colle-ga-organisaties, GGZ-instellingen, gehandicaptenzorginstellingen en thuiszorgorganisaties1. Daarnaast vindt ook samenwerking plaats met scholen, wijkcentra en bedrijfsleven om loca-ties te delen en/of inhoudelijk samen te werken.

Een aantal WMD organisaties maken onderdeel uit van een bredere zorginstelling. Zij zo e-ken de samenwerking niet extern, maar richten zich op een verdergaande en meer afge-stemde interne samenwerking binnen een concern.

Opzetten nieuw aanbod

Instellingen ontwikkelen nieuw aanbod om tegemoet te komen aan de veranderende vraag.

Nieuw en/of vernieuwd aanbod ontstaat door samenwerking met andere partijen, deelname aan pilots en experimenten en door het bestaande aanbod aan te passen aan de nieuwe eisen (nieuwe doelgroep, meer collectief, meer inzet van vrijwilligers).

Welzijnsinstellingen verschillen in de mate waarin zij zich profileren met (nieuw) aanbod.

Sommige gaan het gesprek met de gemeente aan en proberen hun meerwaarde duidelijk te maken. Andere instellingen zijn meer afwachtend, en gaan pas hun aanbod bepalen nadat de beleidskeuzen van de gemeente helder zijn. Naast inhoudelijke expertise en kennis is het goedkoper kunnen aanbieden van bepaalde diensten volgens welzijnsinstellingen een onder-deel van de meerwaarde.

Gebouwenbeheer

Binnen het brede welzijnswerk zijn in de afgelopen jaren al veel gebouwen afgestoten. Binnen de maatschappelijke opvang geldt dit minder. Naar verwachting moeten locaties voor bijvoor-beeld dagbesteding gesloten gaan worden. Instellingen onderzoeken op welke wijze zij met de exploitatie van de gebouwen om kunnen gaan.

7.6 Concurrentie

Concurrentie kan een bedreiging vormen voor WMD organisaties, vooral voor de brede wel-zijnsinstellingen. Zij zullen concurrentie ervaren vanuit AWBZ-aanbieders, vooral de thuis-zorg. Voor de maatschappelijke opvang geldt dat zij een specifieke doelgroep bedienen met een aanbod op maat, waardoor concurrentie in mindere mate zal spelen dan bij brede wel-zijnsinstellingen.

Verschillende factoren zijn bepalend voor de mate waarin welzijninstellingen concurrentie zullen ervaren. Bijvoorbeeld de vraag of gemeenten (maatschappelijk) gaan aanbesteden of subsidierelaties aangaan. Bij aanbesteden kan het lastig zijn voor welzijnsinstellingen om hun marktaandeel te behouden en/of te vergroten. Zeker nadelig is het voor de sector als blijkt dat gemeenten zorg en dienstverlening vooral bij de huidige AWBZ-zorgaanbieders willen inkopen omdat zij ervaring met en kennis over de nieuwe doelgroepen hebben.

De huidige relatie tussen de gemeente en de welzijnsinstelling is hierbij belangrijk. Als de welzijnsinstelling een goede gesprekspartner van de gemeente is en er sprake is van onde r-ling vertrouwen, is de kans groter op het behoud van de samenwerking.

1 Participatie onder druk, Bureau Bartels, 2012

90

Een belangrijke kracht van welzijnsinstellingen is dat zij bepaalde voorzieningen goedkoper kunnen aanbieden dan aanbieders. Als voorbeeld wordt bijvoorbeeld thuisbegeleiding g e-noemd1. Sommige welzijnsinstellingen gebruiken dit gegeven om zich te profileren.

7.7 Effecten voor werknemers

In de afgelopen jaren zijn door de bezuinigingen al veel ontslagen gevallen, en ook nu is de toekomst voor medewerkers niet zeker. Ondanks cursussen en intervisie is de verwachting dat niet alle medewerkers in de veranderingen mee kunnen gaan, en dat er op termijn afscheid van hen genomen zal moeten worden. Medewerkers zien weinig kansen op de markt en daar-door is de arbeidsmobiliteit laag.

Heroriëntatie beroepsgroepen

Er vindt een heroriëntatie plaats van de huidige beroepsgroepen binnen het sociale werk, waarbij in toenemende mate een overlap ontstaat tussen voorheen gescheiden beroepsgroe-pen2. Er ontwikkelen zich mengvormen waarbij de ene professional meer vanuit het perspectief van het individu en zijn netwerk (individuele hulp- en dienstverlening) acteert, terwijl de ande-re meer vertande-rekt vanuit het perspectief van het collectief en de samenleving (samenlevingsop-bouw).

Vraag naar verschillende functieniveaus

Binnen het brede welzijnswerk werkt vooral hoger opgeleid personeel (HBO, HBO plus). Naar verwachting zal het werk op dit niveau behouden blijven. Binnen de maatschappelijke opvang kijken sommige instellingen naar mogelijkheden tot functiedifferentiatie, waarbij bepaalde ta-ken worden overgenomen door lager opgeleid personeel (om zo te komen tot lagere tarieven).

Een dergelijke functiedifferentiatie kan volgens de instellingen alleen binnen collectieve voor-zieningen.

Aan de vraag naar lager opgeleid personeel kan worden voldaan door werklozen met een re-levante opleiding in te zetten. Men verwacht dat hiervoor voldoende personeel te vinden is.

Men verwacht verder dat op aanpalende terreinen zoals administratieve ondersteuning veel personeel nodig zal zijn.

Veranderingen in de inhoud van het werk

De inhoud van het brede welzijnswerk zal veranderen. Zo zal er gewerkt moeten worden met nieuwe doelgroepen. Ook moeten de medewerkers kunnen signaleren en agenderen en weten naar welke andere partijen zij klanten door kunnen verwijzen. Samenwerken met andere par-tijen wordt in toenemende mate van belang. En meer dan voorheen worden de medewerkers een ‘visitekaartje’ van de organisatie, die in het kader van samenlevingsopbouw soms ook moeten ‘solliciteren’ om met wijkbewoners aan de slag te kunnen gaan.

Voor de maatschappelijke opvang geldt niet dat zij te maken krijgen met nieuwe doelgroepen, wel moeten sommige medewerkers meer ervaring opdoen met Welzijn Nieuwe Stijl en in som-mige gevallen samenwerken binnen multidisciplinaire teams.

1 Tarieven voor individuele begeleiding variëren van 45-90 euro per uur. Welzijnsinstellingen vallen in het goedkopere segment, maar aanbieders kunnen hun tarieven korten door met lager geschoold personeel te gaan werken. Belangrijke vraag hierbij is hoe gespecialiseerd de gemeente wil dat de begeleiding is.

2 Sprinkhuizen, A., M. Scholte (red.) 2012, De sociale kwestie hervat – De Wmo en sociaal werk in transitie, Bohn Stafleu van Loghum

Veranderingen in de arbeidsvoorwaarden

Het werk zal in toenemende mate ambulant plaatsvinden. Medewerkers krijgen hun eigen dos-siers en kunnen zelf hun werk plannen. Voor medewerkers die werkzaam waren binnen collec-tieve voorzieningen, betekent dit een grote wijziging. Zij krijgen hun eigen klanten, moeten hun eigen uren inplannen en zelfstandig problemen (bijvoorbeeld een agressieve klant) oplossen.

7.8 Effecten voor de instellingen en de branche Brede welzijnswerk

De drie transities worden als een kansrijke ontwikkeling gezien voor de WMD. De WMD or-ganisaties vinden over het algemeen dat de transities goed aansluiten bij de bestaande kennis en expertise binnen hun sector. Zij hebben onder meer ervaring met het versterken van de eigen kracht van burgers, het coördineren van vrijwillige inzet en het organiseren van collectieve voorzieningen. Zij zien de transitie dan ook als kans om bestaande activite i-ten uit te breiden, nieuwe activiteii-ten te ontplooien en nieuwe cliëntgroepen te bedienen en zo hun positie op het lokale speelveld te verstevigen.

Of deze kansen ook daadwerkelijk tot groei leiden, is niet duidelijk. Het kan zijn dat de hu i-dige bezuinigingen op het welzijnswerk worden doorgezet. Het is ook mogelijk dat op korte termijn lichte groei plaatsvindt, door een toename van het aantal cliënten. Instellingen zul-len dan met hetzelfde personeel meer werk moeten doen, waardoor de werkdruk zal toen men. Op termijn, wanneer gemeenten ervaring hebben opgedaan met de nieuwe doelgro e-pen, kan een sterkere groei plaatsvinden. Het brede welzijnswerk zal wel moeten concurre-ren met de huidige AWBZ-aanbieders.

Medewerkers in de subbranche zijn vooralsnog weinig mobiel. Het imago van het werk zal mogelijk verbeteren doordat het welzijnswerk ook zwaardere doelgroepen gaat bedienen.

Maatschappelijke opvang

Ook de maatschappelijke opvang kan getroffen worden door de bezuinigingen. Ook deze subbranche is in grote mate afhankelijk van gemeentelijke keuzen. Sommige gemeenten bezuinigen, anderen investeren tot wel 25 procent aan extra gelden. Over het geheel geno-men is er binnen de MO eerder kans op afname van het personeel dan toename. Veel maa t-regelen treffen de maatschappelijke opvang, want zij bieden beschermd wonen, extramurale begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleeghuisbedden. De verwachting is dat locaties MO (inloopcentra en dagbesteding) zullen worden gesloten, ook zullen programma’s dagb e-steding worden gestopt. De dure 24-uurs voorzieningen, crisisdiensten en nachtopvang zul-len worden afgebouwd. Een en ander zal meer worden uitgebreid of omgebouwd tot bege-leid wonen, waarbij er alleen verpleging overdag is en voor ’s nachts voor een ander type beveiliging wordt gekozen.

Ook de maatschappelijke opvang kan getroffen worden door de bezuinigingen. Ook deze subbranche is in grote mate afhankelijk van gemeentelijke keuzen. Sommige gemeenten bezuinigen, anderen investeren tot wel 25 procent aan extra gelden. Over het geheel geno-men is er binnen de MO eerder kans op afname van het personeel dan toename. Veel maa t-regelen treffen de maatschappelijke opvang, want zij bieden beschermd wonen, extramurale begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleeghuisbedden. De verwachting is dat locaties MO (inloopcentra en dagbesteding) zullen worden gesloten, ook zullen programma’s dagb e-steding worden gestopt. De dure 24-uurs voorzieningen, crisisdiensten en nachtopvang zul-len worden afgebouwd. Een en ander zal meer worden uitgebreid of omgebouwd tot bege-leid wonen, waarbij er alleen verpleging overdag is en voor ’s nachts voor een ander type beveiliging wordt gekozen.