• No results found

Eerste toneel

LATINUS, THYRENUS

LATINUS

1155 WAt jaagt u dus verbaast, Thyrenus, van de straaten?1155 THYRENUS

Ik zag een menigte van burgers en soldaaten Te zamenrotten en al twistende en verdeelt,1157 By troepen rennen naar Saturnus prachtig beeldt.1158

De voetsters vloogen, met de teedre zuigelingen, 1160 Die, uitgehongert, aan haar drooge borsten hingen,

Door 't weenent oog gelaaft, het marktveldt op en neêr.

De krygsknecht schudde 't hoofdt, en kneusde zwaardt of speer,1162 Noch rookende van bloet, aan d' uitgehouwe steenen.1163

De stramme gryzaart kroop met waggelende beenen, 1165 En, hangende aan den stok, begaf zich in 't gedrang.

Ik zag de maagdeschaar, met opgekrabde wang,1166 En losgeknoopte vlecht, den blanken boezem scheuren,1167 En om haar broeders doodt of waarden bruigom treuren. Een zet zich op den voet van 't beeldt, en spreekt: hoort toe, 1170 Myn medeburgers, die, gezweept door d'yzre roe

Des oorlogs, zwanger van ontelbre zwarigheden, De purpre striemen noch voelt smarten aan uw leden:

1155 dus verbaast: zo ontsteld.

1157 Te zamenrotten: te hoop lopen.

1158 naar Saturnus prachtig beeldt: nl. op de markt.

1162 schudde 't hoofdt: ten teken van tegenzin in de voortzetting van de strijd; het zijn alleen de

Latijnse soldaten die in opstand komen, niet de Rutuliërs onder Turnus; kneusde: verbrijzelde. 1163 aan d'uitgehouwe steenen: nl. van het voetstuk van het genoemde beeld.

1166 opgekrabde: opengekrabde.

Wat heeft de felle twist, daar Latium van waagt,1173

Ons bloet en zweet gekost, en 't dor gebeent geknaagt! 1175 Hoe klinkt de naare galm der vaderlooze weezen1175

Langs d'onbevolkte straat en velden, die voor dezen Van menschen krielden, toen dit ryk in ruste en vreê Den glans der morgenzon verwelkoomde uit de zee! Men ziet op 't krygstoneel de woede en wreetheidt kroonen. 1180 De gryze moeder stort op haar vermoorde zoonen,

Daar zy, van brein berooft, en razende om hun doodt, De vruchtbaarheidt vervloekt (ô gruwel!) van haar schoot. Men ziet den akkerman in 't bloet zyn vruchten teelen, En 't kouter dryven door geraamte en bekkeneelen, 1185 Dien d'eer van 't lykaltaar door 't nootlot wierdt benydt.

Wat brengtge al rampen voort, verslindende oorlogstydt! Ontwapent uw gemaal, ô vrouwen, op de straaten, Onthelmt de blanke kruin, ontgespt de harnasplaaten, Eer 't opgevloekt geweldt uw bruiloftsbanden scheurt,1189

1190 En gy by 't smookent hout de stuivende asch betreurt. Verfoeit met my den kryg, mishandelde onderdaanen,1191 En helpt uw landtgenoot den weg tot vrede baanen. Men heeft al lang genoeg om Turnus zaak gestreên. Hy hanthaaf zyn belang, indien 't hem lust, alleen. 1195 Men laat hem lyf om lyf met prins Eneas vechten,

En door den tweestrydt om de bruidt den twist beslechten. Hier zwygt hy. ieder stemt zyn voorslag. het gerucht1197 Der aangegroeide schaar verspreit zich door de lucht. Veel krygsliên werpen op den grondt hun wapens neder, 1200 En kruissen zinneloos de straaten heen en weder:

Daar Drances 't oproer styft, die, uit den ouden haat,1201

Den vroomen Turnus scheldt als oorzaak van al 't quaadt.1202

1173 waagt: siddert.

1175 naare: droevige.

1189 opgevloekt: door vervloekingen en bezweringen opgeroepen.

1191 mishandelde: geplaagde.

1197 stemt: stemt in met.

1201 Drances: Latijns burger, tegenstander van een huwelijk van Turnus met Lavinia.

1202 vroomen: dit woord drukt waarschijnlijk, tegenover de beschuldiging van Drances, uit, dat

Turnus vrij is van schuld; het kan ook nog iets bevatten van de oude betekenis ‘moedig, dapper’.

Tweede toneel

LATINUS, TURNUS, THYRENUS

LATINUS

ACh! Turnus, moet ik u in dezen staat ontmoeten!

TURNUS

De zaak is my bekent, gy zult my heden groeten 1205 Als overwinnaar van den trotsen Frygiaan,1205

Of in den tweestrydt om uw dochter zien vergaan. Het oproer heeft my niet tot dat besluit gedreven.1207

Myn moedt heeft my voorlang die pligten voorgeschreven. Ik zal uw volk niet meer opoffren aan 't gevaar.

1210 My deert het ongeval der afgestrede schaar. Ik kan myn eigen recht bepleiten met den degen.

LATINUS

O edelmoedig prins: ach! mogt ik u beweegen, En myn Lavinia verbannen uit uw zin.

Gy hangt uw leven aan die dodelyke min.1214

1215 't Ontbrak nooit Latium aan uitgekeurde vrouwen,1215

Van vorsten afkomst, waardt met koningen te trouwen: Verkies de schoonste tot uw troon- en echtgenoot. Indien Eneas zwaardt uw dierbaar bloet vergoot, En gy in 't lyfgevecht wierdt om de bruidt verslagen; 1220 Hoe zou gansch Ardea, met vader Daunus, klaagen!1220

Die braave koning wacht met ongedult zyn zoon, En stort zyn traanen om uw afzyn voor den troon.

1205 Frygiaan: Trojaan, naar de Kleinaziatische streek Frygië.

1207 Vergelijk echter regel 1349-51. 1214 dodelyke: noodlottige.

1215 uitgekeurde: voortreffelijke.

1220 Ardea: Turnus' vaderstad, de hoofdplaats der Rutuliërs, gelegen ten zuiden van Latinus' rijk; Daunus: Turnus' oude vader.

Geef hem geen oorzaak om uw ongeval te wreeken Aan bloetverwanten, en de vrientschap af te breeken.1224 TURNUS

1225 Kent gy den vorst, die my heeft voortgeteelt, niet meer? Hy zou my vloeken, zo ik keerde zonder eer;

Als een lafhartigen my lasteren en haaten, En eeuwig uit zyn gunst en koninklyke staaten Verbannen, als een zoon, die, eer- en moedeloos,1229 1230 Een schandig leven voor de braafste doodt verkoos:

Die zyn doorluchtig huis, gekroont met lauwerbladen, Zo snoodt onteerde door verfoejelyke daaden. 't Is waar, dat my de vorst met ongedult verwacht; Maar niet in zulk een staat. de plegtigheidt, de pracht, 1235 En eeretekens zyn bereidt om ons t' ontfangen.

Men ziet de vlaggen aan de tempeltranssen hangen. De zegepoorten staan op markt en straat geplant; Daar ik met myn prinses zou treeden handt aan handt Naar 't opgepronkt paleis, door duizent kunstenaaren, 1240 In vroeger eeuw, gesticht op marmere pilaaren.

En zou dat feestsieraadt, dat denkbeeldt van myn lof1241

Getuige strekken van myn schande in Daunus hof? Uw dochter moet met my zich naar myn ryk begeeven, Of ik om haare min voor uwe muuren sneeven.

LATINUS

1245 Dat gy dit lyfgevecht ontgaat, zal nooit uw naam En heldenroem, zo lang verheerlykt van de Faam, Bevlekken. Turnus moedt is ons te klaar gebleeken. De naneef zal met lof van uwe daaden spreeken,1248 Zo lang de morgenzon Auzonië bestraalt:

1224 Aan bloetverwanten: nl. aan Latinus zelf, immers Daunus' zwager.

1229 moedeloos: zonder moed.

1241 dat denkbeeldt van myn lof: het feest-sieraad gaf een ‘idee’, een afschaduwing van Turnus'

roem.

1250 Maar hooger magt houdt hier uw dapperheidt bepaalt.1250

Het zyn de Goden die Eneas voordeel geeven, Zyn min begunstigen en d'uwe wederstreeven.

Wie voor het nootlot zwicht, verwaarloost nooit zyn eer. Gy legt, op dat bevel, alleen de wapens neer.

TURNUS

1255 Hoe wil de vorst dat ik myn vyandt zal gelooven, Wiens looze geest, om my Lavinia t'ontrooven, Dat nootlot heeft verdicht? ô neen! de trouwe min Staat door den wil der Goôn gewortelt in myn zin: En zouden zy die vlam in myn gemoedt ontsteeken,1259 1260 Om, als een straf, daar door myn lyden aan te queeken?

Dat heb ik nooit verdient. doorzoek myn handel vry,1261

En tel de dagen van myn leven op een ry,

Gy zult'er geen, bevlekt met snoode feiten, vinden.

LATINUS

Gy zegt: Eneas zoekt onze oogen te verblinden, 1265 En door verdichtselen, van 't listig brein gesmeedt,

In slaap te wiegen. neen, gy zyt verdoolt. ik weet D' omstandigheden van die groote zaaken nader,1267 Door 's priesters spelling en 't Orakel van myn vader. Maar ik, bewogen door de bloetverwantschap, en1269-76 1269 1270 Uw trouwe diensten, daar ik aan verschuldigt ben,

Heb reukeloos my zelf in veel gevaar gestoken,1271

Het opgerecht verbondt en vorstlyk woordt gebroken,1272 De godtspraak dwaas veracht, en myn beschooren zoon,1273

1250 houdt hie uw dapperheidt bepaalt: stelt hier een grens aan uw dapperheid.

1259 die vlam: vgl. de aantekening bij regel 99.

1261 myn handel: mijn doen en laten.

1267 omstandigheden: alles wat met die groote zaaken verband houdt.

1269-76 Vergelijk Aeneïs, XII, 30-36.

1269 de bloetverwantschap: nl. met Turnus.

1271 reukeloos: roekeloos, onbedacht.

1272 Het opgerecht verbondt: nl. met Eneas.

Als vyandt, aangetast, tot nadeel van de kroon,1274

1275 Tot ramp der burgery en myn Latynsche helden, Wier bloet den Tyber noch bepurpert en de velden. En zal ik in dien staat, zo doodlyk voor myn ryk, Myn bloetvriendt Turnus noch beweenen; en zyn lyk,1278 In plaats van lauren, met cipressebladen sieren,

1280 En, voor de zege, by 't altaar zyn uitvaart vieren?1280 TURNUS

Vergeldt gy zo myn dienst, ô vorst, dat gy de kracht En zenuw van uw ryk, in Turnus arm, veracht?1282 Die vuist, die Pallas velde, en duizent onderdaanen Van prins Evanders hof, Arkaders en Trojaanen,1284 1285 In 't bloedig veldtgevecht ontwapende, en door 't staal

Vernielde: die helmet en harnas van metaal, En gulde beukelaars, waar meê de ridders pronken, Tot zegetekens aan uw muuren heeft geklonken: Zou die den handel nu vergeeten van 't geweer,1289

1290 En d'aangebore kracht verliezen, daar myn eer En liefde loopt gevaar? ô neen! verban uw vreezen: Ik vind my meer gehart, ja sterker dan voordezen. Sta my den tweestrydt toe: dat eisch ik voor myn loon Der diensten, door dit zwaardt beweezen aan uw troon. 1295 Gy zult Eneas ook hier door vernoeging geeven.

LATINUS

Wel aan, ik zal uw eisch niet langer wederstreeven:

Maar stem den strydt door dwang. ik heb myn pligt betracht.1297

1274 aangetast: aangevallen.

1278 bloetvriendt: bloedverwant.

1280 voor: in plaats van.

1282 zenuw: spier, hier fig., dus: spierkracht.

1284 Arkaders: Evander was uit Arcadië in Griekenland afkomstig; zijn onderdanen evenzo.

1289 den handel ... van 't geweer: de wapenhandel, het hanteren der wapens.

O gryze Daunus! roem van uw aaloudt geslacht! Ik roep de Goden tot getuigen, die ons hooren, 1300 Dat ik onschuldig blyf, zo Turnus gaat verloren!

Gebliksemt Latium! en gy, gedreigde wal!1301

Uw heil verheft zich, maar door uw beschermers val! Thyrenus, breng terstont myn volk het vredeteken. Beveel het vechtperk voor de vorsten af te steeken 1305 In 't aanzien van de poort. de priesterlyke schaar1305

Tree straks in 't kerkgewaadt naar buiten, met altaar1306

En offerschaalen en gewyde wierookvaten. Stel al de vaanen van myn ruiters en soldaaten1308 En lyfstaffieren in slagorde op 't ruime veldt.1309

THYRENUS

1310 Ik volg des konings last. en gy, kloekmoedig heldt, Die ons in hoogen noodt verpligtte door uw daaden, De hemel kroone u met de zege en lauwerbladen.

Derde toneel

LATINUS, TURNUS

LATINUS

Ik zal den tweestrydt zelf aanschouwen; ieders recht, Gelyk een vorst betaamt, hanthaven in 't gevecht,

1315 En naar de plaats, tot spoedt der plegtigheidt, vertrekken.1315

Gy kunt Eneas, als hy komt, de zaak ontdekken,1316 En volgen. ô besluit! ô kracht van liefde en bloet!1317

O Godtspraak! ach! wat storm verwektge in myn gemoedt!

1301 Gebliksemt: door onheilen getroffen; wal: hier: stad, nl. Laurentum.

1305 In 't aanzien van: dicht bij.

1306 straks: onmiddellijk.

1308 vaanen: vendels, troepenafdelingen met een eigen vaandel.

1309 lyfstaffieren: lijfwachten.

1315 tot spoedt: ter bespoediging.

1316 ontdekken: meedelen.

1317 ô besluit! ô kracht van liefde en bloet!: Latinus' innerlijk wordt in beroering gebracht door

twee tegengestelde krachten: enerzijds door het hem bekende besluit van het noodlot, anderzijds door zijn genegenheid voor Turnus als bloedverwant.

TURNUS

Gewenschte dag! ik groet uw zegenryke straalen: 1320 Gy zult myn glori en myn min zien zegepraalen!

Ik zoek Eneas.

Vierde toneel

AMATE, TURNUS

AMATE

PRins, vertoef, en meld aan my,

De reden die ons volk beweegt tot muitery. Wat wil dit straatgerucht? dat kan ik niet beseffen.

TURNUS

Wat oproer, koningin? uw volk wil my verheffen 1325 Ten allerhoogsten top van glori en geluk,

En wacht van Turnus arm het grootste meesterstuk.

AMATE

Hoe zoekt men myn gedult door duistre taal te tergen?1327 Of wilt gy deze zaak voor uw vriendin verbergen?

TURNUS

Ik bidt, verstoor u niet.

AMATE

Geef my dan klaar bescheidt.

TURNUS

1330 O ja! het is uw volk, dat voor myn welvaart pleit.1330

Uw burger zoekt met kracht myn huwlyk voort te zetten,1331 En 't feest te vieren, dat Latinus wil beletten.

1327 men: beleefdheidsvorm voor ‘gij’.

1330 welvaart: geluk.

AMATE

Men dank den hemel, die zich voegt aan onze zy.

TURNUS

Ik sta noch dieper in de gunst der burgery.

1335 Men wil door my 't gevolg der krygselenden stuiten,1335

En met myn strydtbren arm den oorlogstempel sluiten.1336 Zo wordt myn luister van uw onderdaan vergroot.1337 AMATE

Maar door wat middel? spreek.

TURNUS

Door prins Eneas doodt.

AMATE

En met uw lyfgevaar? myn vreugdt verkeert in vreezen. 1340 Ontga dien strydt, myn zoon; ai, laat ik u beleezen.1340

Gy weet dat u myn hart, gelyk een moeder, mint: Dat hart zou breeken, zo myn allerwaardste vrindt

Door 't Frygiaansch geweer wierdt in 't gevecht verslagen.1343 Verkort myn leven niet door 't korten van uw dagen.

1345 Gy zyt de hoop en troost van onzen ouden dag.1345-7

Uw schouder onderschraagt den troon. ons ryksgezag Wordt noch gehanthaaft, maar alleen door uw vermogen.

Prins, spaar u zelf voor ons, voor 't ryk, en droog myn oogen.

TURNUS

Hoe keert men 't oproer der gemeente, die den gloedt1349 1350 Des oorlogs blusschen wil in een van beider bloet,

En den verwinnaar aan Lavinia verbinden? Maar hoe!1352

1335 't gevolg: de voortzetting.

1336 Vergelijk de aantekening bij regel 136. 1337 van: door.

1340 beleezen: bepraten, tot andere gedachten brengen.

1343 't Frygiaans geweer: het Trojaanse wapen.

1345-7 Vergelijk Aeneïs, XII, 57-9. 1349 gemeente: burgerij.

Vyfde toneel

ENEAS, TURNUS, AMATE, ACHATES

ENEAS

MYn heer, ik dacht den koning hier te vinden, En 't antwoordt op myn eisch te hooren, nu de tydt1353-4 Van zyn beraadt alreê verscheenen is.1354

TURNUS

Gy zyt

1355 Van pas gekomen, schoon de vorst vertrok naar buiten, Om in zyn naam met my het ryksverbondt te sluiten. Gy eischt Lavinia, prins, van haar vaders handt. Zy wordt u toegestaan, en door dien bruiloftsbandt De magt vereenigt van Trojaanen en Latynen. 1360 Zo zal de vredezon Auzonië beschynen,

En gansch Rutulië, door oorlog afgemat,1361 Zich vleien in de rust op 't veldt of in de stadt.

ENEAS

Achates, breng terstont Askaan die blyde maaren.

TURNUS

O neen! vertoef, ik zal my nader openbaaren. 1365 Gy kunt de ryksprinses, die gy begeert, myn heer,

Bezitten, maar gy moet haar winnen door 't geweer.1366 Wanneer myn lykhout rookt omtrent uw echtaltaaren,1367

Kuntge onbeschroomt met haar ten tempel treên en paaren. De tweestrydt zal den twist beslechten voor de poort. 1370 Hier hoort gy myn besluit en vorst Latinus woordt.

Hy zal ons lyfgevecht aanschouwen voor zyn tenten.

1353-4 nu de tydt Van zyn beraadt alreê verscheenen is: vergelijk regel 768; ook bij de opvoering

ligt er ongeveer een uur tussen regel 768 en 1353 (eenheid van tijd!). 1354 verscheenen: verstreken, voorbij.

1361 Rutulië: Turnus' rijk.

1366 door 't geweer: met de wapens.

ENEAS

Achates, ga, bezorg, dat al myn regementen, Geschaart in orde, by prins Turnus benden staan. 'k Beveel den offerdienst der Goden aan Askaan.

ACHATES

1375 Vaarwel, doorluchte prins, wy zullen u verwachten, Om zege smeeken, en eerbiedig 't offer slachten.

Zesde toneel

ENEAS, AMATE, TURNUS

ENEAS

O dappre vyandt! die in moedt voor niemant zwicht, Gy hebt my nooit voorheen, maar heden dier verpligt. 't Schynt of de drift van haat, in myn gemoedt bestreden,1379 1380 Begint te flaauwen door uw edelmoedigheden.

Maar 'k moet die tederheidt weêrstreeven in myn zin. Twee zaaken dwingen my, de vrientschap en de min. Gy wilt de schoone bruidt, die my de Goden schonken, Van my vervreemden en door uwe liefde ontvonken. 1385 Gy hebt myn waarden vrient, dien jongen oorlogsheldt,

Evanders erfgenaam, tot myn verdriet, gevelt.

'k Moet door uw val myn min verzeekren, tot een teken Dat ik het nootlot eere; en Pallas lykasch wreeken; Ja, met myn weêrwil u vervolgen tot de doodt. 1390 En gy, door wie myn bruidt het levenslicht genoot,

Vorstin, die my verpligt tot onderdanigheden Door haar geboorte, leen uw oor aan myn gebeden: Indien de tweestrydt my gelukt, en deze handt

Het leven eindigt, van uw vriendt en bloetverwant, 1395 Dien gy met moedermin begunstigt; laat uw tooren

Myn daadt niet vloeken noch myn bruiloftsvreugd verstooren. Ik sta gedwongen naar zyn lyf. myn schoone bruidt,

Uw dochter, wet myn zwaardt door 't hemelsche besluit. Zy zal u Turnus door Eneas arm ontrukken.

AMATE

1400 Sta af. die vleiery zal nimmer u gelukken.1400

Gy kent Amate niet noch haar verwoeden zin.1401 Ik ben vergiftigt van uw grootste vyandin.1402

Die Priaams afkomst heeft verdelgt: wiens wrok, aan 't blaaken,1403 De Grieksche toorsten stak in uw aaloude daken;

1405 Die golf en wolk ontroerde, en Trojes rampgenoot1405

Met u zo lang vervolgde, en donderde op uw vloot Met onweêrwinden en gepreste zeeorkaanen: Die, lachende om uw klagt en uitgestorte traanen, Den bliksem slingerde in uw zeilen op den vloedt: 1410 Die Godtheidt heeft haar haat gedrukt in myn gemoedt.

Gy hebt dien haat, barbaar, door 't moorden van myn maagen, Noch daaglyks aangequeekt, ons volk door oorlogsplaagen Geteistert, en 't gebiedt van Latium ontrust,

Zo dra gy landde met uw vloot aan deze kust: 1415 En meent gy dat ik u, als bruidegom, zal groeten,

Als koning Turnus legt verslagen voor uw voeten? Wacht in Lavinia, verdoolde prins, uw straf.1417

'k Zal haar met steek op steek vermoorden op zyn graf, En op myn wraakaltaar tot zyn verzoening slachten.

1400 Sta af: blijf op een afstand; hier houd op!

1401 haar verwoeden zin: haar door hartstochten gedreven gemoed.

1402 van: door.

1403 wiens: wier.

1405 ontroerde: in beroering bracht; Trojes rampgenoot: Amate bedoelt Eneas' tochtgenoten.

TURNUS

1420 Verwerp dat opzet, zo verwoedt, uit uw gedachten.1420

Gy zoudt myn bleeke schim ontrusten door dat feit. Verhoor een minnaars beê, die voor haar onschult pleit. Indien Eneas my in 't lyfgevecht zal dooden,

Getuigt myn nederlaag het hoog besluit der Goden; 1425 Dan blykt de spelling, die myn liefde houdt verdacht:1425

Laat dan Lavinia, tot roem van haar geslacht, Van elk verheerlykt, naar haar vaderlyke zeden,1427

Gelyk een koningsbruidt, met hem ten tempel treeden. Ik eisch geen rougewaadt, geen jammerklagt, of druk. 1430 Verheug u in den roem van 't ryk, en zyn geluk.

AMATE

Doorluchte ziel, wat tong kan u naar waarde looven! Deze edelmoedigheidt gaat alle deugdt te boven.

Die u den grootsten schat, het leven, rooft door 't zwaardt, Dien schenkt gy na de doodt uw hoogste goedt op aardt. 1435 Maar overweeg; ik heb de maagt aan u gegeeven,

Op dat gy, door de trou met haar vereent, zoudt leeven. Uw doodlyk nootlot stelt haar weêr in myne magt:1437 Te meer, nu gy haar schenkt aan hem, van elk veracht; Van Goôn en mensch gevloekt, van windt en zee bestreden.

ENEAS

1440 't Is waar, wy hebben veel na Trojes val geleden: Maar of der Goden vloek, dien gy aan my verwyt, Verzoent is, of vervolgt, zal blyken uit den strydt.1442

AMATE

Schoon u dit lyfgevecht rechtvaardigde in elks oogen; Ik zal uw bruiloftsfeest, dat zweer ik, nooit gedoogen.

1420 verwoedt: door razernij ingegeven; afgrijselijk.

1425 Dan komt de voorspelling uit, die ik in mijn liefde wantrouw. 1427 verheerlykt: toegejuicht.

1437 Uw doodlyk nootlot: uw dood, als het noodlot die bepaald heeft.

1445 Keer vry verwinnaar: ik zal juichen, als uw handt1445

Haar zegetekens op myn dochters lykbus plant.1446 Wanneer Eneas op haar grafzerk zyn laurieren Besproeit met traanen, zal Amate zegevieren.

Verwacht dien gruwel van een moeder, die, verwoedt,1449

In document Lukas Rotgans, Eneas en Turnus · dbnl (pagina 82-96)