• No results found

Verzuring, verrijking en verdroging Actieve hoogvenen

4.3 Knelpunten en effectanalyse huidige activiteiten

4.3.7 Verzuring, verrijking en verdroging Actieve hoogvenen

Zie onder vorige knelpunten. Aanvullend daarop: doorsnijding van de voet van het Hellingveentje door aanleg van Heekweg Korhoen Onvoldoende omvang leefgebied

huidige populatie. Par. 4.3.8

Landbouw: intensivering landbouwgebied oost- en westzijde

Verstoring door recreatieve activiteiten Par. 4.3.8

- Het totaal van recreatieve activiteiten rond recreatieve structuren

- Ballonvaart <300 m leidt tot verstoring. Verstoring door inspectie van

leidingen buiten wegen en paden

In het broedseizoen kan verstoring optreden. Par. 4.2.9

Verzuring en verrijking door N- depositie. Par. 4.3.8

Landbouw, wegen, industrie: N-uitstoot N-depositie leidt tot onbalans in

nutriëntenhuishouding heidevegetatie. Dit zorgt voor verstoring voedselketen van heidefauna. Par. 4.3.8

Waarschijnlijk knelpunt (leemte in kennis), landelijk onderzoek hiernaar loopt en is opgenomen in H6 onder nader onderzoek.

Ontbreken van gradiënten Par. 4.3.8

Bosbouw: aanwezigheid bos op voormalige droge en vochtige heide

Eenvormige structuur Par. 4.3.8 Gevolg van bovengenoemde knelpunten verzuring en verrijking (Landbouw, wegen, industrie: N-uitstoot) en natuurbeheer (beperkt kleinschalig heidebeheer) Nachtzwaluw Verzuring en verrijking door N-

depositie. Par. 4.3.3

Landbouw, wegen, industrie: N-uitstoot N-depositie leidt tot onbalans in

nutriëntenhuishouding heidevegetatie. Dit zorgt voor verstoring voedselketen van heidefauna. Par. 4.3.3

Waarschijnlijk knelpunt (leemte in kennis), landelijk onderzoek hiernaar loopt

opgenomen in H6 onder nader onderzoek

Ontbreken van gradiënten Par. 4.3.3

Bosbouw: aanwezigheid bos op voormalige droge en vochtige heide

Habitattypen en soorten

Knelpunten met verwijzing naar de toelichtende paragraaf

Sector, activiteit en locatie

Eenvormige structuur Par. 4.3.3 Gevolg van bovengenoemde knelpunten verzuring en verrijking (Landbouw, wegen, industrie: N-uitstoot) en natuurbeheer (beperkt kleinschalig heidebeheer) Roodborst-

tapuit

Verzuring en verrijking door N- depositie. Par. 4.3.3

Landbouw, wegen, industrie: N-uitstoot N-depositie leidt tot onbalans in

nutriëntenhuishouding heidevegetatie. Dit zorgt voor verstoring voedselketen van heidefauna. Par. 4.3.3

Waarschijnlijk knelpunt (leemte in kennis), landelijk onderzoek hiernaar loopt

opgenomen in H6 onder nader onderzoek

Ontbreken van gradiënten Par. 4.3.3

Bosbouw: aanwezigheid bos op voormalige droge en vochtige heide

Eenvormige structuur Par. 4.3.3 Gevolg van bovengenoemde knelpunten verzuring en verrijking (Landbouw, wegen, industrie: N-uitstoot) en natuurbeheer (beperkt kleinschalig heidebeheer) Kamsalaman-

der

Onvoldoende leefgebied (poelen) Par. 4.3.12

Natuurbeheer: poelonderhoud Landbouw: intensivering landbouw waardoor poelen zijn

verwijderd/dichtgegroeid Mogelijke oorzaak: minder

voortplantingswateren door verdroging westflank (zie onder knelpunt ‘verdroging’ onder Zure vennen). Leemte in kennis

4.3.1 Verrijking en verzuring van Zure vennen en Vochtige heide

Ammoniak en andere verzurende en vermestende stoffen leiden tot te zure en voedselrijke omstandigheden. De kwaliteit van het habitattype zure vennen wordt negatief beïnvloed door stikstofdepositie. Runderen veroorzaken door de Eendenplas in te lopen verrijking door vertrapping waardoor een versnelde mineralisatie

plaatsvindt. Bij de Eendenplas is in het verleden bij uitbaggeren baggermateriaal niet voldoende afgevoerd. Uitspoeling van nutriënten uit dit materiaal zorgt nu voor verrijking.

Daarnaast treedt een verrijking op doordat de bebossing van het intrekgebied van de zure vennen een extra invang hebben van stikstof uit depositie en inwaai van bladeren. In hoofdstuk 5 wordt beschreven welke herstelmaatregel voor deze stikstofgevoelige habitats nodig is. Hierin worden concrete maatregelen voorgesteld.

4.3.2 Verdroging van Zure vennen en Vochtige heide

Er lagen vroeger meer zure vennen in vochtige laagtes. Door verdroging zijn die verdwenen, en treedt versnippering op. De exacte invloed van het

grondwatersysteem op de Eendenplas (westflank) dient middels een onderzoek in de eerste beheerplanperiode te worden uitgezocht, dit is nu nog een kennisleemte. De verbanden tussen gebruik van grondwater door sectoren en lokale omstandigheden voor vochtige heide dienen te worden onderzocht. Dit geldt voor:

 Landbouw: regionale drainagebasis is laag door de aanwezigheid van sloten, drainage en onttrekking t.b.v. beregening ten westen van het N2000-gebied.

 Drinkwaterwinning: onttrekken van grondwater uit watervoerend pakket t.b.v. drinkwatervoorziening

 Industriële onttrekkingen: onttrekken van grondwater uit watervoerend pakket t.b.v. diverse doelen

De tabel in paragraaf 3.2.6 geeft informatie over de geregistreerde grote grondwateronttrekkingen in en om de Sallandse Heuvelrug.

4.3.3 Verrijking en verzuring van Droge heide

Ammoniak en andere verzurende en vermestende stoffen leiden tot te zure en voedselrijke omstandigheden. Als gevolg van stikstofdepositie treedt onbalans in de nutriëntenhuishouding van de heidevegetatie op. Dit zorgt voor verstoring in de voedselketen van heidefauna, hiervoor is een landelijk onderzoek gaande (zie ook paragraaf 6.4).

Als gevolg van bovengenoemde knelpunten verzuring en verrijking en natuurbeheer (beperkt kleinschalig heidebeheer) ontstaat een eenvormige structuur. Het

ontbreken van gradiënten wordt in de hand gewerkt door de aanwezigheid van bos op voormalige droge heide. De kwaliteit van het habitattype droge heide wordt negatief beïnvloed door stikstofdepositie.

4.3.4 Verzuring Jeneverbesstruwelen

De Jeneverbesstruwelen bestaat overwegend uit oude struiken. De kenmerkende ondergroei ontbreekt. Door een beperkte zuurbuffercapaciteit van de bodem wordt de kieming van zaad belemmerd. Verjonging treedt hierdoor onvoldoende op en het areaal van struwelen neemt af. In jonge struwelen is het habitattype beter

ontwikkeld met veel levermossen, korstmossen en paddenstoelen. De exacte oorzaak van het achterblijven van verjonging is niet bekend, het is mogelijk dat er een relatie is met hoge N- en/of historische P-depositiewaarden. Hiernaar loopt momenteel landelijk onderzoek (leemte in kennis) Er wordt nader onderzoek naar gedaan, zie hoofdstuk 6.

4.3.5 Verrijking Jeneverbesstruwelen

Stikstofdepositie zorgt voor verrijking van de Jeneverbesstruwelen. Hierdoor ontstaat een dichte grasmat met slaapmossen. Dit leidt tot afname van de kwaliteit van Jeneverbesstruwelen.

4.3.6 Verzuring, versnippering en verrijking van Heischrale graslanden De verzuring van de bodem als gevolg van de uitloging van basen door

atmosferische depositie geeft een gebrek aan basen. Juist de aanwezigheid van basen in de toplaag van de bodem is belangrijk voor het voorkomen en de hoge kwaliteit van heischrale graslanden.

Vervanging van half verharde fietspaden door beton en asfalt en aangebrachte verbeteringen in het afstromingspatroon (kuilen, greppels) langs wegen werken verzuring in hand. Het basenrijk water kan door de verharding niet in de bodem trekken en stroomt dus te veel af in de bermen. Heischrale graslanden hebben kenmerkende soorten waarvan de zaadbank echter kortlevend is. Doordat op de Sallandse Heuvelrug er alleen relicten van dit habitattype aanwezig zijn langs wegen en paden is er geen sprake van vlakdekkende vegetaties meer. De relicten zijn onderling niet verbonden. Deze versnippering leidt eveneens tot een achteruitgang van de kwaliteit van de typische soorten. Onderhoud van bermen vindt plaats door klepelmaaien, de ruigte die daardoor ontstaat leidt tot een achteruitgang van de

kenmerkende soorten voor dit habitattype. Door gebruik van strooizout langs het noordelijk deel van de Toeristenweg kan het habitattype zich hier niet vestigen.

4.3.7 Verzuring, verrijking en verdroging Actieve hoogvenen

De kwaliteit van het habitattype actieve hoogvenen wordt negatief beïnvloed door stikstofdepositie. Door directe depositie van vermestende stoffen neemt het aandeel Pijpenstrootje in het hellingveentje toe. Daarnaast stroomt, als gevolg van uitloging van basen (verzuring) minder basenrijk grondwater toe vanuit het intrekgebied (freatisch systeem) naar het hellingveentje.

Verdroging speelt vooral in het hogere deel van het hellingveentje. Dit als gevolg van verdamping door bos en mogelijk de aanwezigheid van een waterput in het intrekgebied. Verdroging speelt ook aan de voet van het hellingveentje als gevolg van de aanwezigheid van greppels in dit deel van het veentje (waaronder de

greppels langs de van Heekweg). Mogelijk heeft ook de gegraven vijver een negatief effect op de grondwaterstand indien de slecht doorlatende laag bij de aanleg is beschadigd en daarmee de schijngrondwaterstand wordt gedraineerd.

Aanvullend speelt een rol dat de gradiënt bij de voet van het hellingveentje door aanleg van de van Heekweg is aangetast door de aanwezigheid van de weg. Ten slotte is de begrenzing van het bovenstroomse deel van het hellingveentje niet bekend. Het is goed mogelijk dat activiteiten/aanwezigheid van bos in dit deel van het lokale systeem een negatief effect hebben op de voeding van het hellingveentje.