• No results found

Bepaling maatregelenpakket per soort

5.9.1 Nachtzwaluw en Roodborsttapuit

Nachtzwaluw en Roodborsttapuit broeden met name binnen het habitattype Droge heide, in de winterperiode zijn ze afwezig. Zowel de Nachtzwaluw als de

Roodborsttapuit zijn insecteneters. Een verschil tussen de soorten is wel dat de Nachtzwaluw een groot activiteitsgebied heeft. De Nachtzwaluw haalt zijn voedsel deels buiten het habitattype Droge heide (boven bos en landbouwgebied). De Roodborsttapuit is vrijwel geheel afhankelijk van het insectenaanbod in het habitattype Droge heide.

Op de Sallandse Heuvelrug is het areaal Droge heide de afgelopen jaren uitgebreid. Het beheer is de afgelopen periode gericht geweest op vergroten van de

structuurvariatie en voorkomen van dichtgroeien van de heide: een combinatie van op kleine schaal toegepaste maatregelen als (o.a.) branden, maaien, plaggen, verwijdering van bos opslag en (druk-) begrazing. Voorafgaand aan die periode (jaren 80 en 90) is ingezet op het tegengaan van vergrassing door grootschalig te maaien en te plaggen. Vergrassing is momenteel geen probleem op de Sallandse Heuvelrug als gevolg van de verlaging van de S-depositie en de grootschalige ingrepen. Vergroting van het heideareaal en verbetering van de structuur van de heide heeft geleid tot een positieve ontwikkeling in aantallen van beide soorten. Het aantal territoriale mannetjes op de Sallandse Heuvelrug tussen 2004 en 2012 is voor de Nachtzwaluw bijna verdubbeld en voor de Roodborsttapuit bijna verdriedubbeld. Fluctuaties in de aantallen kunnen voorkomen als gevolg van de voedselsituatie in de overwinteringsgebieden. Tussen 2004 en 2012 is geen sprake geweest van een sterke invloed van de overwinteringsomstandigheden op de aantallen. Het beheer van de heide is zodanig geweest, dat effecten van N-depositie niet hebben doorgewerkt op de populatieomvang van Roodborsttapuit en Nachtzwaluw.

De Kritische Depositiewaarde die is opgegeven voor de Nachtzwaluw en de Roodborsttapuit [Broekmeijer et al., 2012] is gelijk aan die van het habitattype Droge heide, namelijk 1.071 mol N/ha/jr. Verzuring van de heide als gevolg van N- depositie en voorheen S-depositie heeft geleid (en leidt nog steeds) tot een verlaging van de zuurgraad van de bodem (pH). Een te zure bodem waarin basen zijn uitgeloogd leidt tot het afsterven van de bodemfauna en verschuivingen in de nutriëntenhuishouding van heideflora en –fauna (verschuiving in de N/P

verhouding). Dat kan vervolgens doorwerken naar hogere trofische niveaus in de voedselpiramide, waaronder de insectenetende vogels. Als de verlaging van de zuurgraad doorzet is het mogelijk dat de voedselbeschikbaarheid voor beide soorten afneemt en de populaties kleiner worden. Dit zal waarschijnlijk in wat mindere mate

gelden voor de Nachtzwaluw, die gedeeltelijk ook in minder verzuurde biotopen buiten de heide, zijn voedsel zoekt.

Beide soorten zijn via structuurvariatie en zuurgraad gekoppeld aan het habitattype Droge heide. De maatregelen die worden voorgesteld om het habitattype Droge heide in stand te houden verbeteren de structuurvariatie en zuurgraad van de bodem. De maatregelen werken daarmee in positieve zin door op de

populatiegrootte van de Nachtzwaluwen en Roodborsttapuiten.

Geconcludeerd kan worden dat een verbetering van het habitattype Droge heide een positief effect heeft op de aanwijzingssoorten Nachtzwaluw en Roodborsttapuit. De maatregelen voor de soorten komen overeen met maatregelen ter verbetering van de Droge heide. Voor de maatregelen wordt verwezen naar de uitwerking van de droge heide.

5.9.2 Korhoen

Niet alle maatregelen voor de Korhoen zijn PAS-maatregelen, omdat deze

maatregelen al onderdeel zijn van lopende programma’s en financieringen. Omdat deze maatregelen en de PAS-maatregelen in samenhang wel noodzakelijk zijn voor het behoud van de soort zijn de maatregelen wel opgenomen in onderstaande tekst en in de maatregelentabel.

Maatregelen t.b.v. behoud

7a- Verwijderen 93 ha bos op tussen Holterheide en Helhuizen om de verbinding tussen heide en agrarisch gebied (met o.a. extensieve akkers van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten en Groen Blauwe hoofdstructuur) te maken. Deze maatregel heeft daarnaast een positieve bijdrage aan de fauna in het habitattype Droge heide. Typische faunasoorten van de heide profiteren van een aangrenzende voedselrijkere en extensief beheerde component (herstel gradiënt).

7b- Bosomvorming noordelijk deel heide (75 ha) (is al genoemd onder ‘maatregelen t.b.v. behoud’ van habitattype Droge heide)

7c- In de oostelijke randzone tussen het N2000 gebied Sallandse Heuvelrug en de Zunasche heide is 28 ha aangemerkt met de bestemming zeer extensieve

akkers/graslanden. Deze extensivering dient de doelen voor Korhoen en Droge heide. In overleg met de huidige particuliere eigenaren zal bekeken worden welke oplossing voor alle partijen de beste is.

7d- In Zunasche heide foerageergebieden inrichten met een omvang van circa 97 ha in de Landinrichting Rijssen (moerassen, bloemrijke graslanden, aanliggende

akkers). De landinrichting Rijssen, waarin de Zunasche heide ligt, loopt volop en er wordt in het proces nadrukkelijk rekening gehouden met het Korhoen. Deze maatregel heeft daarnaast een positieve bijdrage aan de fauna in de habitattypen Droge en Vochtige heide. Typische faunasoorten van de heide profiteren van een aangrenzende voedselrijkere en extensief beheerde component. Dit is onderdeel van de Landinrichting Rijssen en daarmee geen PAS-maatregel.

7e- Afronding onderzoek naar sleutelfactor Korhoen kuikenoverleving. Jarenlange monitoring van de korhoenpopulatie op de Sallandse Heuvelrug geeft aan dat de voornaamste oorzaak voor het stagneren van de groei van de korhoenpopulatie ligt in de jongenfase. Er komen te weinig jongen groot.

Dit wordt veroorzaakt door de samenstelling van het aanbod aan insecten, (mogelijk) in combinatie met andere factoren: inteelt, klimaatverandering en de samenstelling van plantaardig voedsel (micronutriënten).

Om de precieze oorzaak te kunnen achterhalen en om meer inzicht te krijgen in het terreingebruik van de kuikens en hennen (waar houden de hennen met kuikens zich bij voorkeur op, en wat is de reden daarvan?), dient aanvullend veldonderzoek plaats te vinden, zodat vervolgens gerichte maatregelen genomen kunnen worden in het terrein. Dit onderzoek is in 2011 gestart en heeft al bruikbare informatie

opgeleverd.

7f- Versterken Korhoenpopulatie (meest geschikte methode op basis van ervaringen bijplaatsing Sallandse Heuvelrug 2012 en 2013). Het aantal Korhoenders is

onrustbarend laag. Een populatie met een zo geringe omvang is zeer kwetsbaar voor incidenten (tijdelijk ongunstige weersomstandigheden, predatie). Daarnaast is er de kans op negatieve gevolgen van inteelt. De resultaten van bijplaatsing op de Sallandse Heuvelrug in 2012 en 2013 hebben resultaat opgeleverd. De korhoenders doen mee aan de balts en blijven grotendeels in het gebied. De bijplaatsing heeft geleid tot een hogere genen-diversiteit en een lichte vergroting van de populatie. In 2013 (september) zijn zelfs circa 5 jongen groot geworden op de Sallandse

Heuvelrug met minimaal 1 Zweedse ouder.

Het bijplaatsen van korhoenders dan wel uitwisseling van eieren met een andere populatie is wenselijk als tijdelijke overbruggingsmaatregel. Effecten van alle maatregelen ter verbetering van het leefgebied hebben een paar jaar de tijd nodig alvorens de kwaliteit aanzienlijk verbeterd.

De inzichten wat betreft het vermengen van populaties is de laatste jaren

veranderd. Op basis van DNA-onderzoek is de IUCN-grouse specialist Group minder terughoudend in het uitwisselen van individuen tussen verschillende populaties. De populaties zijn genetisch meer verwant dan eerder verondersteld. De beheerders en provincie onderhouden contact hierover met de IUCN-grouse specialist group (adviseur).

Maatregelen t.b.v. realisatie doelen

7g- Bosomvorming westflank. De populatieontwikkeling van het Korhoen wordt op de voet gevolgd. De maatregel wordt op basis hiervan evt. bijgesteld. Deze maatregel heeft daarnaast een positieve bijdrage aan de fauna in de habitattypen Droge en Vochtige heide.

7h- Akkers en graslanden (minimaal 20 ha) ten westen van het N2000-gebied worden geschikt gemaakt als foerageergebied voor het Korhoen (extensieve akkerbouw, graslanden niet/beperkt bemesten: deelname op vrijwillige basis).

7i- Overtoom-Middelveen (ingericht gebied, en directe omgeving zie ook PAS- gebiedsanalyse Borkeld) wordt gebruikt door Korhoen als foerageergebied en stapsteen richting Borkeld (vorming satellietpopulatie). Deze maatregel is uitgewerkt in beheerplan de Borkeld (t.b.v. habitattype Zure vennen en Vochtige heide) en daarom geen PAS-maatregel.

7j- Afronding bosomvorming nabij Holterheide (36 ha)

7k- Westflank, zuidelijk deel (3,12 ha) intensieve akker beheren als extensieve akker t.b.v. foerageergebied Korhoen. Opnemen in Ecologische hoofdstructuur en is daarmee geen PAS-maatregel, deze wordt gefinancierd door SNL gelden.

5.9.3 Kamsalamander

5.10 Relevantie van uitwerking voor andere habitattypen en natuurwaarden