• No results found

Verwerking bijzondere persoonsgegevens

In document Gegevensuitwisseling GGZ in de Wlz (pagina 35-38)

In artikel 9 AVG staat dat de verwerking van bijzondere persoonsgegevens

verboden is, tenzij er aan één van de in lid 2 van dat artikel genoemde voorwaarden is voldaan. In artikel 22 e.v. van de UAVG zijn deze voorwaarden nader uitgewerkt. In het kader van de samenwerking in het zorg- en veiligheidsdomein zijn de volgende algemene uitzonderingen op het verbod om bijzondere persoonsgegevens te verwerken relevant:

de betrokkene heeft uitdrukkelijke toestemming gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens voor een of meer bepaalde doelen, behalve indien in Europese of nationale wetgeving is bepaald dat het verwerkingsverbod niet door de betrokkene kan worden opgeheven;

de verwerking is noodzakelijk ter bescherming van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon indien de betrokkene fysiek of juridisch niet in staat is zijn of haar toestemming te geven;  de verwerking heeft betrekking op persoonsgegevens die door de

betrokkenen kennelijk openbaar zijn gemaakt;

 de verwerking is noodzakelijk om redenen van zwaarwegend algemeen belang.

Gezondheidsgegevens

Naast de algemene uitzonderingen zijn er een aantal specifieke uitzonderingen per categorie van bijzondere persoonsgegevens. In het kader van de

gegevensuitwisseling in een samenwerkingsverband zijn met name de volgende uitzonderingen voor het verwerken van gezondheidsgegevens van belang (artikel 30 UAVG):

 Scholen mogen gezondheidsgegevens verwerken wanneer dit noodzakelijk is voor de speciale begeleiding van leerlingen of het treffen van bijzondere voorzieningen in verband met hun gezondheid;

 Een reclasseringsinstelling, bijzondere reclasseringsambtenaren, de Raad voor de Kinderbescherming en gecertificeerde instellingen mogen

gezondheidsgegevens verwerken voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de aan hen opgedragen wettelijke taken;

 Hulpverleners en instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening mogen gezondheidsgegevens verwerken indien dit noodzakelijk is voor de goede behandeling of verzorging van de betrokkenen.

8.6 Beroepsgeheim

Vrijwel alle beroepskrachten die werkzaam zijn in het zorg- en veiligheidsdomein hebben een beroepsgeheim. Dit beroepsgeheim is neergelegd in verschillende wetten en verdragen. Kern van het beroepsgeheim is dat de beroepskracht

toestemming van zijn of haar cliënt nodig heeft om informatie over hem of haar met anderen uit te wisselen. De bedoeling van het beroepsgeheim is om de drempel tot de hulpverlening zo laag mogelijk te houden.

In een aantal gevallen mag een beroepsgeheim doorbroken worden:  Met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene;

 Voor het delen van gegevens met anderen die rechtstreeks bij de

behandeling zijn betrokken, als het gaat om gegevens die noodzakelijk zijn voor de door de vervanger te verrichten werkzaamheden;

 Bij een wettelijk meldrecht;  Bij een conflict van plichten.

Het zal geregeld voorkomen dat het vragen van toestemming niet mogelijk is of dat de betrokkene weigert om toestemming te geven voor het verstrekken van zijn of

Definitief | Gegevensuitwisseling GGZ in de Wlz | 25 november 2019

haar persoonsgegevens aan een ontvanger of de betrokkene zijn of haar toestemming later intrekt.

In een aantal (uitzonderings-)situaties is een hulpverlener bevoegd om zijn of haar beroepsgeheim te doorbreken en ook zonder toestemming gegevens te verstrekken.

Wettelijk meldrecht

Wanneer een hulpverlener grote zorgen heeft over een betrokkene, dan heeft hij het recht om dit te melden. Het is daarbij noodzakelijk dat er een afweging gemaakt wordt. We kennen de volgende wettelijke meldrechten:

 Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk geweld (Veilig Thuis): bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld (artikel 5.2.6 WMO). Men kan pas melden als de stappen uit de Meldcode

Kindermishandeling en Huiselijk Geweld zijn doorlopen;

 Raad voor de Kinderbescherming: wanneer dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken van de Raad voor de Kinderbescherming zoals een onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel (artikel 1:240 BW);

 Verwijsindex Risicojongeren (artikel 7.1.2.1 Jw).

Conflict van plichten

De essentie van een conflict van plichten is dat de hulpverlener dient te zwijgen op grond van zijn of haar geheimhoudingsplicht, maar dat hij of zij zich tegelijkertijd (moreel) verplicht kan voelen om derden informatie te verschaffen om gevaar af te wenden. Het is in die gevallen noodzakelijk dat er een belangafweging wordt gemaakt, waarbij de volgende criteria moeten worden afgewogen:

 bij het niet-doorbreken van het beroepsgeheim ontstaat naar alle waarschijnlijkheid ernstige schade voor de betrokkene of een ander;  er is geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het te

verwachten gevaar af te wenden;

 het is vrijwel zeker dat door de doorbreking van het beroepsgeheim schade aan de betrokkene of anderen kan worden voorkomen of beperkt;

 de hulpverlener verkeert in gewetensnood door het handhaven van zijn of haar zwijgplicht;

 de hulpverlener heeft alles in het werk gesteld om toestemming van de betrokkene te krijgen om informatie te verstrekken aan derden.

Al deze criteria moeten van toepassing zijn voordat het (medisch) beroepsgeheim doorbroken mag worden.

Om de geheimhoudingsplicht te doorbreken moet er dus naast een grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 6 AVG, eveneens een grond voor de doorbreking van de geheimhoudingsplicht zijn.

8.7 Toestemming

Bij het spreken over de regels over het omgaan met privacy, bij het omgaan met het beroepsgeheim en bij hulpverlening wordt geregeld de term toestemming gebruikt. De term toestemming heeft echter verschillende betekenissen en heeft andere consequenties, een en ander is afhankelijk van de context waarin er over toestemming gesproken wordt. In deze paragraaf wordt kort stilgestaan bij de verschillende wijzen waarop en de verschillende contexten waarin de term toestemming gebruikt kan worden.

8.7.1 Toestemming als grondslag voor gegevensverwerking

Een van de grondslagen uit de AVG op grond waarvan persoonsgegevens kunnen worden verwerkt is toestemming van de betrokkene. Persoonsgegevens mogen dan worden verwerkt als de betrokkene hiervoor toestemming heeft gegeven. Om te

Definitief | Gegevensuitwisseling GGZ in de Wlz | 25 november 2019

spreken van geldige toestemming, moet de toestemming aan een aantal voorwaarden voldoen, zie hierboven in paragraaf 8.4.1.

Deze grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens zal in het zorg- en veiligheidsdomein nauwelijks een rol spelen. In een rapport uit 20168 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens geconcludeerd dat er van vrije toestemming in het sociaal domein vaak geen sprake zal zijn. Er is immers in de meeste gevallen sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen de betrokkene en de instantie/organisatie die om de toestemming vraagt. Daarbij zal het weigeren van toestemming voor de gegevensverwerking veelal (negatieve) gevolgen hebben voor de betrokkene.

8.7.2 Toestemming voor het doorbreken van het beroepsgeheim

Zoals in paragraaf 8.6 uiteengezet hebben vrijwel alle beroepskrachten in het zorg- en veiligheidsdomein een beroepsgeheim.

Dit beroepsgeheim verhindert in beginsel dat inlichtingen worden verstrekt aan derden. In een aantal gevallen mag een beroepsgeheim doorbroken worden:

 Met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene;

 Voor het delen van gegevens met anderen die rechtstreeks bij de

behandeling zijn betrokken, als het gaat om gegevens die noodzakelijk zijn voor de door de vervanger te verrichten werkzaamheden;

 Bij een wettelijk meldrecht;  Bij een conflict van plichten;

 Indien er een specifieke wettelijke verplichting dan wel bevoegdheid is. Toestemming kan dus een grond zijn waarop een beroepsgeheim doorbroken kan worden en de beroepskracht gegevens kan verstrekken aan derden.

8.7.3 Toestemming voor (vrijwillige) hulpverlening

Veel hulpverlening in het zorg- en veiligheidsdomein vindt plaats op vrijwillige basis. Denk daarbij aan hulpverlening door een wijkteam, in het kader van de ggz, door een jeugdhulpaanbieder, door slachtofferhulp.

Basis voor het starten van deze hulpverlening is de toestemming van de

betrokkene. Het is in veel gevallen de betrokkene die een hulpvraag heeft en zich daarvoor (vrijwillig) wendt tot de daartoe geschikte instantie.

De toestemming voor het starten van de hulpverlening dient onderscheiden te worden van de toestemming voor het verstrekken van gegevens aan derden, al dan niet met doorbreking van het beroepsgeheim.

Het feit dat een betrokkene instemt met de hulpverlening betekent dus niet dat deze toestemming ook de grondslag is voor de bijbehorende verwerking (zoals het uitwisselen) van persoonsgegevens. Daarvoor moet er immers sprake zijn van vrije, specifieke en op informatie berustende toestemming. En als dat niet mogelijk is moet er dus een andere grondslag uit artikel 6 van de AVG zijn.

8.8 Drang

In het sociaal domein wordt geregeld de term ‘drang’ genoemd. Onder drang verstaan we vrijwillige hulpverlening waarbij sprake is van intensivering van de hulp middels een actieve, indringende en soms confronterende aanpak, bijvoorbeeld omdat hulp wordt vermeden of afgewezen. Het is van belang voor ogen te houden dat drang feitelijk vrijwillige hulpverlening, ondersteuning en/of begeleiding is waar betrokkenen toestemming voor moeten geven. De betrokkene kan niet gedwongen worden om mee te werken.

Als een betrokkene dan echter nog steeds niet wil meewerken c.q. de hulp weigert, dan is de enige mogelijkheid om de hulpverlening op te schalen naar hulpverlening

Definitief | Gegevensuitwisseling GGZ in de Wlz | 25 november 2019

binnen een gedwongen kader, maar er moet dan wel een noodzaak zijn tot onvrijwillige zorg.

Daarmee is de fase van drang voorbij. Betrokkene heeft ook rechten binnen het gedwongen kader. Die rechten zijn bijvoorbeeld vastgelegd in de Wet BOPZ.

Drang en bemoeizorg heeft geen betrekking op het feitelijk verlenen van hulp – er is immers nog geen hulp - maar heeft betrekking op het toeleiden naar hulp. Zij vormt als zodanig onderdeel van de taken van het College in het kader van de Wmo artikel 1.2.1 a, en in het geval van jeugdigen de Jeugdwet artikel 2.3. Drang kan ook alleen toegepast worden door partijen die daartoe door het College van B&W zijn aangewezen. De grondslag voor de gegevensverwerking is dat geval artikel 6 lid e van de AVG: noodzakelijk voor de uitoefening van openbaar gezag.

In document Gegevensuitwisseling GGZ in de Wlz (pagina 35-38)