• No results found

VERWACHTINGEN OVER HET ‘NIEUWE’ AUTEURSBEELD

In document De nieuwe schrijver (pagina 34-40)

Het zal u ontgaan zijn, maar binnen de literaire wereld woedt op dit moment een discussie over hoe de literatuur weer maatschappelijk relevant gemaakt kan worden. Doen romans en verhalen er nog toe? Literatuur wordt, vreest men, niet langer gezien als een vorm van kunst, iets wat diepte geeft aan het menselijk bestaan, maar eenvoudig als een vorm van vermaak, of veel erger, iets voor een kleine groep fijnproevers, die het met elkaar heel gezellig hebben, maar die hun kennis en inzichten op geen enkele manier meer weten over te brengen buiten hun eigen groep. In de dag- en weekbladen worden de recensies van boeken korter en schaarser. Op televisie verschijnen weliswaar regelmatig schrijvers, maar je kunt niet zeggen dat met hen beschouwelijke gesprekken worden gevoerd over hun worsteling met het bestaan; meestal blijft het bij de vraag of ze wat ze hebben geschreven echt hebben meegemaakt. Of, als ze een prijs hebben gewonnen, wat ze met het geld gaan doen.

Bas Heijne, ‘Kortzichtigheid’127

Als we columnist Bas Heijne mogen geloven, verkeert de Nederlandse literatuur op dit moment in een crisis. Deze crisis gaat over de vermeende opkomst van een andere of nieuwe literatuuropvatting. De discussies in kwaliteitskranten, waar ik in de inleiding al wat voorbeelden van gaf, liegen er niet om: door velen wordt gevreesd dat de literatuur van verheven kunstvorm tot ordinair vermaak is afgegleden, óf nog slechts voor een culturele elite waarde heeft. Uiteraard heeft zo’n veranderd cultureel klimaat gevolgen voor schrijvers, zoals Heijne ook aangeeft.

Om mijn verwachtingen over een nieuw auteursbeeld te onderbouwen, kan ik niet zomaar afgaan op dit soort opiniestukken en discussies in de media. Die

verwachtingen moeten gefundeerd worden door wetenschappelijk onderzoek. Dat is lastig, omdat wetenschap altijd een bepaalde vertraging met zich meebrengt:

onderzoek naar actuele ontwikkelingen is daardoor simpelweg schaars. Daar komt nog bij dat mijn studie juist een bijdrage wil leveren aan het onderzoek naar

ontwikkelingen die op dit moment gaande zijn. Ik begeef me dus op relatief

onontgonnen terrein, waardoor er nu eenmaal weinig reuzen zijn op wier schouders gesteund kan worden.

Mijn verwachtingen over het nieuwe auteursbeeld zijn dan ook grotendeels gebaseerd op één onderzoek: de literatuursociologische studie ‘Classificatie in het culturele en literaire veld 1975-2000. Diversificatie en nivellering van grenzen tussen

127

culturele genres’ van Kees van Rees, Susanne Janssen & Marc Verboord.128 In dit onderzoek wordt aan de hand van empirische gegevens beschreven hoe het

Nederlandse culturele klimaat zich de afgelopen decennia ontwikkeld heeft en wat de gevolgen van die ontwikkelingen waren voor het literaire veld. Dit onderzoek is voor mij bruikbaar, omdat veranderingen van het literaire veld doorwerken op de positie van romanauteurs en het auteursbeeld, zoals ik heb uitgelegd in het eerste

hoofdstuk. Om verwachtingen te kunnen uitspreken over een mogelijk nieuw auteursbeeld is informatie over dit soort culturele klimaatverandering dus onontbeerlijk.

De formulering van mijn verwachtingen begint daarom met een beschrijving van vier brede culturele ontwikkelingen die het Nederlandse literaire veld de

afgelopen decennia veranderd hebben. Vervolgens laat ik zien wat voor gevolgen die veranderingen (kunnen) hebben voor de positie van de auteur. Voor dit gedeelte baseer ik mij grotendeels op het werk van Van Rees, Janssen en Verboord. Tot slot zal ik mijn verwachtingen uitspreken over de mogelijke consequenties van deze ontwikkelingen voor het auteursbeeld.

De eerste ontwikkeling die zich volgens Van Rees, Janssen en Verboord de afgelopen decennia heeft voorgedaan is repertoireverbreding van het culturele

aanbod.129 Daarmee wordt bedoeld dat de diversiteit binnen het aanbod van

culturele uitingen vanaf de jaren zeventig is toegenomen. Er kwam meer aandacht voor uitingen die eerder als low- of middlebrow aangemerkt werden, zoals fotografie,

popmuziek en film.130 Deze repertoireverbreding had twee belangrijke gevolgen voor

het literaire veld. Ten eerste ging literatuur een minder prominente plaats innemen

binnen de Nederlandse cultuur, ten gunste van andere cultuuruitingen.131 Dat zien

we bijvoorbeeld weerspiegeld in de ruimteverdeling van de culturele bijlagen van kranten; er wordt minder aandacht besteed aan Nederlandse literatuur dan

voorheen, ten gunste van andere genres en cultuuruitingen.132 Een tweede gevolg is

dat de cultuurconsumptie van met name hogeropgeleiden meer ‘omnivoor’ is

geworden. Dat wil zeggen dat zij zich niet langer beperken tot highbrowcultuur, maar

128

Rees, K. van, Janssen, S. & Verboord, M. ‘Classificatie in het culturele en literaire veld 1975-2000. Diversificatie en nivellering van grenzen tussen culturele genres’. In: Dorleijn, G.J. & Rees, K. van (red.) De

productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000 Nijmegen: Vantilt, 2006, pp. 239-283.

129

Van Rees, Janssen & Verboord: 248, 282.

130

Van Rees, Janssen & Verboord: 247-248.

131

Van Rees, Janssen & Verboord: 247-248, 280.

132

daarnaast ook voorheen als ‘lager’ aangemerkte vormen van cultuur consumeren.133 De positie van literatuur binnen het culturele veld is door repertoireverbreding dus veranderd: zij werd één van de vele mogelijke cultuuruitingen, in plaats van een exclusieve.134

De repertoireverbreding ging samen met een tweede ontwikkeling:

democratisering.135 Die democratisering behelsde niet alleen de emancipatie van ‘lagere’ culturele uitingen, die dankzij de repertoireverbreding meer serieuze

aandacht kregen.136 Het gaat ook om een toegenomen diversiteit in de samenstelling

van het schrijversbestand. Er is ruimte ontstaan voor meer en andere soorten

schrijvers om literair werk te publiceren. Vrouwen, allochtonen en mensen die niet uit

de culturele elite afkomstig zijn kunnen tegenwoordig ook auteur worden.137 Het

schrijversbestand is dus gedemocratiseerd, waardoor het auteurschap niet langer voorbehouden is aan de conservatieve blanke man. Een groot nadeel van het grotere aantal auteurs is dat er ook meer concurrentie is; niet alleen van schrijvers, maar door de repertoireverbreding ook van andere cultuurproducenten. Dat maakt de

kans op succes voor een individuele auteur kleiner.138

In samenhang met de repertoireverbreding en democratisering zijn de traditionele hoog-laagonderscheidingen binnen het culturele veld anders gaan functioneren. Beleidsmakers en cultuurconsumenten hebben andere opvattingen gekregen over de waarde van literatuur en de plaats van literatuur binnen de cultuur. Er is volgens Van Rees, Janssen en Verboord niet direct sprake van een verlies aan legitimiteit van literatuur, maar wel van een “afzwakking van de traditionele

hiërarchische scheidslijnen tussen deze en andere sectoren”.139 Deze derde

ontwikkeling noemen zij nivellering. Die nivellering doet zich niet alleen voor op het niveau van de culturele uitingen zelf, maar ook bij de waardetoekenning aan die uitingen.140 De serieuze literaire kritiek kreeg namelijk in toenemende mate

concurrentie van andere classificatoren die gebruikmaakten van toegankelijker media dan de kranten. Consumenten kregen hierdoor toegang tot veel meer kanalen voor

133

Van Rees, Janssen & Verboord: 281, 279.

134

Van Rees, Janssen & Verboord: 247-248, 280-282; Vaessens: 11, 38, 119.

135

Van Rees, Janssen & Verboord, 248, 282; Vaessens: 40.

136

Van Rees, Janssen & Verboord: 282.

137

Van Rees, Janssen & Verboord: 277-278; Het is natuurlijk de vraag in hoeverre zij met name door de literaire kritiek op dezelfde manier behandeld worden als de traditionele mannelijke auteur.

138

Van Rees, Janssen & Verboord: 276; Vaessens: 119.

139

Van Rees, Janssen & Verboord: 281.

140

informatie over en beoordelingen van kunst, waardoor de invloed van de literatuurkritiek relatief gezien afnam.141 Er zijn dus meer verschillende

beoordelingsinstanties die zeggenschap hebben gekregen over de waarde van

literatuur. Daarbij werd het statusverschil tussen een oordeel van de serieuze literaire kritiek en een oordeel via een ander kanaal kleiner. Omdat er minder consensus bestaat onder de verschillende classificatoren, zijn culturele classificaties minder invloedrijk geworden.142 Toch blijft de serieuze literatuurkritiek volgens Van Rees, Janssen en Verboord nog steeds één van de belangrijkste classificatoren binnen het literaire veld vanwege haar grote invloed op andere actoren binnen het veld:

omdat recensies in topperiodieken aanzienlijke impact hebben op de

waarneming en waardering van het aanbod door alle andere partijen binnen dat veld, waaronder collega-critici in minder prominente bladen

(consensusvorming), redacteuren bij uitgeverijen en literaire tijdschriften (selectie en vervolgpublicaties), literaire agenten, auteurs (zelfwaardering en productiviteit), boekhandelaren en openbare bibliotheken (selectie voor aanschaf en display), peer reviewers (bij de uitvoering van literatuurbeleid), en, ten slotte, de consument.143

De aandacht van de literatuurkritiek blijkt zich echter steeds meer te hebben versmald tot een kleine bovenlaag van goed verkopende auteurs. Daardoor is de

kloof tussen bestsellerauteurs en slecht verkopende auteurs groter geworden.144

Gezien de invloed van de kritiek op het gehele literaire veld heeft dit gevolgen voor

de overlevingskansen van (beginnende) auteurs.145

De vierde ontwikkeling, waar in het journalistieke debat veel over geklaagd wordt, is commercialisering.146 De commercialisering van het literaire veld

manifesteert zich met name op twee vlakken die invloed hebben op de positie van auteurs. Ten eerste zijn uitgeverijen, die een grote rol spelen voor de loopbaan van schrijvers, commerciëler geworden. De meeste uitgeverijen zijn tegenwoordig opgenomen in enorme mediaconcerns en richten zich meer op verkoopcijfers dan

141

Van Rees, Janssen & Verboord: 268-271; Vaessens: 44.

142

Van Rees, Janssen & Verboord: 243, 270.

143

Van Rees, Janssen & Verboord: 271.

144

Van Rees, Janssen & Verboord: 269, 276-277.

145

Van Rees, Janssen & Verboord: 271.

146

voorheen.147 Het belang van bestsellers is voor de uitgeverijen groter geworden en daarom wordt er meer geïnvesteerd in debutanten. De kans dat deze auteurs

meerdere werken mogen publiceren is echter kleiner geworden.148 Er worden meer

titels uitgebracht, maar de houdbaarheidsduur van boeken is afgenomen. Men gaat sneller over tot verramsjing of zelfs vernietiging bij tegenvallende verkoopcijfers.149 De commercialisering van de uitgeverijen heeft dus een directe invloed op de kansen van auteurs. Ten tweede is de waardetoekenning aan literatuur commerciëler

geworden, wat een indirecte invloed heeft op de status van de auteur. Uitgeverijen en distributeurs, die zich bezighouden met de materiële productie van literatuur,

kregen meer invloed op de symbolische productie.150 Door bijvoorbeeld het instellen

van commerciële literaire prijzen, het publiceren van bestsellerlijsten en het bevorderen van literaire nevenactiviteiten van auteurs wisten uitgevers en

distributeurs de waardetoekenning aan literatuur te beïnvloeden.151 De meeste

auteurs dragen door middel van lezingen, optredens in de media en signeersessies bij aan hun eigen marketing, op aandringen van hun uitgeverij. Daarmee komen ze tegemoet aan de toegenomen interesse van lezers voor de persoon van de

auteur.152 De macht om de waarde van literatuur te bepalen is al met al meer bij

materiële producenten komen te liggen dan voorheen. Daarbij zijn materiële en

symbolische productie sterker met elkaar verweven geraakt.153

De gevolgen van deze vier culturele ontwikkelingen voor de auteur doen zich in mijn ogen voornamelijk voor op drie vlakken. Het eerste is de financiële positie van auteurs. Het lijkt erop dat auteurs afhankelijker zijn geworden van commerciële factoren dan voorheen. Commerciële instituties als uitgeverijen en distributeurs hebben namelijk meer invloed gekregen op de waardetoekenning aan literatuur. Door de grotere concurrentie en het commerciële uitgeefbeleid waarbij potentiële bestsellers elkaar snel afwisselen, hebben beginnende auteurs minder kans op een literaire carrière. Een ander gevolg van de commercialisering is een groter verschil tussen de financiële situatie van bestsellerauteurs en slecht verkopende auteurs. Waarschijnlijk worden deze ontwikkelingen beschreven danwel bekritiseerd in de

147

Van Rees, Janssen & Verboord: 254-255.

148

Van Rees, Janssen & Verboord: 255.

149

Van Rees, Janssen & Verboord: 277.

150

Van Rees, Janssen & Verboord: 241, 249, 270-271.

151

Van Rees, Janssen & Verboord: 241, 265, 268.

152

Van Rees, Janssen & Verboord: 268.

153

romans in mijn corpus. Mogelijk leiden ze tot een andere invulling de bepaling van literaire waarde, die meer gebaseerd zal zijn op verkoopcijfers dan op (elitaire) esthetische kenmerken.

Ten tweede hebben de ontwikkelingen invloed op de functie die literatuur toebedeeld krijgt en de rol die de schrijver daarin speelt. Repertoireverbreding heeft ervoor gezorgd dat literatuur één van vele mogelijke cultuuruitingen is. Daarmee verliest zij mogelijk haar traditionele verheven status. Door nivellering is het begrip literatuur opgerekt; werken die eerder als lectuur omschreven werden, worden nu onder het kopje literatuur geschaard.154 Er bestaan hierdoor grotere verschillen binnen het literaire aanbod. Die verschillen leiden waarschijnlijk tot een verbreding van de functie van literatuur. Waar die eerder voornamelijk in termen van esthetiek gedefinieerd werd, zouden van oorsprong ‘lagere’ waarden als herkenning,

verwerking en vermaak nu ook met literatuur geassocieerd kunnen worden. De wensen van het grote publiek spelen waarschijnlijk een belangrijkere rol voor de invulling van de functie van literatuur. Mogelijk komt er door verbreding van de functie van literatuur ruimte voor diversere invullingen van de rol van de schrijver.

Ten derde hebben de ontwikkelingen gevolgen voor de maatschappelijke positie van de auteur. Door de democratisering van het schrijverschap kunnen meer verschillende mensen auteur worden; niet alleen vrouwen en bijvoorbeeld

allochtonen, maar ook mensen uit ‘lagere’ sociale milieus. Door de grotere diversiteit van het auteursbestand ontstaat er mogelijk een minder eenduidig auteursbeeld, waarbinnen veel meer verschillende ‘types’ bestaan. Daarbij wordt de verheven positie van de auteur waarschijnlijk minder vanzelfsprekend. Ik verwacht dat het traditionele auteursbeeld door deze ontwikkelingen aan invloed verloren heeft.

Mijn verwachtingen over het nieuwe auteursbeeld kunnen gevat worden in drie thema’s, die als uitgangspunt gebruikt zijn voor de benadering van het corpus:

Het nieuwe auteursbeeld

1. Auteur en financiën: commerciële factoren belangrijker;

2. De functie van literatuur: verlies van verheven status, functieverbreding; 3. De maatschappelijke positie van auteurs: verlies van verheven status, grotere diversiteit.

154

In document De nieuwe schrijver (pagina 34-40)