• No results found

Vervolgsucces en extern rendement

Niet alleen in het onderwijs bestaan er verschillen in prestaties naar geslacht, herkomstgroep en opleidingsniveau van ouders. Ook bij de overgang tussen sectoren en de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt vinden we verschillen. Deze paragraaf bespreekt achtereenvolgens verschillen in de

onderwijspositie van PO schoolverlaters, verschillen in de inkomenssituatie van VO-gediplomeerden en de verschillen in de kans op een uitkering/geen inkomen, de kans op een vast contract indien werkend en het salaris van MBO-, HBO- en WO-uitstromers (gediplomeerd en ongediplomeerd).

De gepresenteerde kansen en salarissen voor MBO-, HBO- en WO-uitstromers zijn gecorrigeerd voor persoons-, opleidings- en baankenmerken. De onderwijspositie en inkomenssituatie van respectievelijk PO schoolverlaters en VO schoolverlaters betreffen beiden ongecorrigeerde verdelingen.

5.5.1 Onderwijspositie PO schoolverlaters

Jongens stromen vaker af naar een lager niveau en blijven vaker zitten in het VO dan meisjes, zo blijkt uit Figuur 5.16 en Figuur 5.17. De jongens die wel nominaal het VO doorlopen gaan gemiddeld naar een lager vervolgniveau dan meisjes.

Zowel onder jongens als meisjes met een vmbo k- of vmbo gl/tl-advies is er een verschuiving van de lagere MBO-niveaus naar MBO-3 en MBO-4 opleidingen. Bij jongens is die verschuiving duidelijker zichtbaar. Onder jongens en meisjes met een havo-advies of een vwo-advies is er nauwelijks een verschuiving in positie 4,5 jaar later zichtbaar. Jongens (met name met een vmbo-advies) stromen eerder dan meisjes in op de arbeidsmarkt.

Figuur 5.16 Positie 4,5 jaar na schooladvies groep 8 PO, uitgesplitst naar geslacht en

vmbo b-advies jongens 2010 vmbo b-advies jongens 2011 vmbo b-advies jongens 2012 vmbo b-advies meisjes 2010 vmbo b-advies meisjes 2011 vmbo b-advies meisjes 2012 vmbo k-advies jongens 2010 vmbo k-advies jongens 2011 vmbo k-advies jongens 2012 vmbo k-advies meisjes 2010 vmbo k-advies meisjes 2011 vmbo k-advies meisjes 2012 vmbo gl/tl-advies jongens 2010 vmbo gl/tl-advies jongens 2011 vmbo gl/tl-advies jongens 2012 vmbo gl/tl-advies meisjes 2010 vmbo gl/tl-advies meisjes 2011 vmbo gl/tl-advies meisjes 2012 havo-advies jongens 2010

vmbo/avo onderbouw havo bovenbouw vwo bovenbouw mbo 1-2 mbo 3-4 overig

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.17 Positie 6,5 jaar na schooladvies 2010 groep 8 PO, uitgesplitst naar

vmbo/avo onderbouw havo bovenbouw vwo bovenbouw mbo 1-2

mbo 3-4 hbo wo werknemer/zelfstandig

uitkering/geen inkomen overig

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Vmbo-geadviseerden met een niet-westerse migratieachtergrond zitten 4,5 jaar later vaker nog in de onderbouw of op het vmbo dan leerlingen zonder

migratieachtergrond. Dat betekent dat zij vaker het VO vertraagd doorlopen. Ook zitten ze vaker in de lagere MBO-niveaus en veel minder vaak in MBO-3 of MBO-4 opleidingen. De verschuiving van deelname aan MBO-1 en MBO-2 opleidingen naar MBO-3 en MBO-4 opleidingen vindt sterker plaats voor leerlingen zonder

migratieachtergrond met een vmbo gl/tl-advies. Van vwo-geadviseerden met een niet-westerse migratieachtergrond is een steeds groter deel in staat om ook in het vwo te blijven 4,5 jaar later.

6,5 jaar na ontvangst van het schooladvies blijkt dat vmbo gl/tl-geadviseerden met een niet-westerse migratieachtergrond vaker geen inkomen hebben of afhankelijk zijn van een uitkering. Ook zitten zij vaker in MBO-1 of MBO-2 opleidingen. Minder vaak nemen ze deel aan MBO-3 en MBO-4 opleidingen. Havo-geadviseerden zonder migratieachtergrond gaan vaker naar het HBO, vwo-geadviseerden zonder

migratieachtergrond vaker naar het WO.

Figuur 5.18 Positie 4,5 jaar na schooladvies groep 8 PO, uitgesplitst naar migratieachtergrond en adviesniveau

20%

vmbo b-advies zonder mig 2010 vmbo b-advies zonder mig 2011 vmbo b-advies zonder mig 2012 vmbo b-advies nw mig 2010 vmbo b-advies nw mig 2011 vmbo b-advies nw mig 2012 vmbo k-advies zonder mig 2010 vmbo k-advies zonder mig 2011 vmbo k-advies zonder mig 2012 vmbo k-advies nw mig 2010 vmbo k-advies nw mig 2011 vmbo k-advies nw mig 2012 vmbo gl/tl-advies zonder mig 2010 vmbo gl/tl-advies zonder mig 2011 vmbo gl/tl-advies zonder mig 2012 vmbo gl/tl-advies nw mig 2010 vmbo gl/tl-advies nw mig 2011 vmbo gl/tl-advies nw mig 2012 havo-advies zonder mig 2010 havo-advies zonder mig 2011 havo-advies zonder mig 2012 havo-advies nw mig 2010 havo-advies nw mig 2011 havo-advies nw mig 2012 vwo-advies zonder mig 2010 vwo-advies zonder mig 2011 vwo-advies zonder mig 2012 vwo-advies nw mig 2010 vwo-advies nw mig 2011 vwo-advies nw mig 2012

vmbo/avo onderbouw havo bovenbouw vwo bovenbouw mbo 1-2 mbo 3-4 overig

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.19 Positie 6,5 jaar na schooladvies 2010 groep 8 PO, uitgesplitst naar migratieachtergrond en adviesniveau

5%

vmbo b-advies zonder mig vmbo b-advies nw mig

vmbo k-advies zonder mig vmbo k-advies nw mig

vmbo gl/tl-advies zonder mig vmbo gl/tl-advies nw mig

havo-advies zonder mig havo-advies nw mig

vwo-advies zonder mig vwo-advies nw mig

havo bovenbouw vwo bovenbouw mbo 3-4 hbo

wo werknemer/zelfstandig uitkering/geen inkomen overig

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

De uitsplitsing naar opleidingsniveau van ouders laat grote verschillen zien in de positie 4,5 jaar na schoolverlaten PO. De kans op afstroom of vertraging is aanzienlijk groter voor leerlingen met laagopgeleide ouders. Dat geldt voor zowel vmbo gl/tl-, havo- als vwo-geadviseerden.

Kijkend naar de positie 6,5 jaar na ontvangen van het schooladvies dan valt op dat het verschil in deelname aan het WO tussen vwo-geadviseerden met hoog- en met laagopgeleide ouders groot is (55 procent versus 32 procent). Dit verschil is 7,5 jaar na ontvangen van het schooladvies waarschijnlijk kleiner, omdat dan de vertraagde leerlingen een WO-opleiding kunnen kiezen. Dit zijn vaker leerlingen met

laagopgeleide ouders.

Figuur 5.20 Positie 4,5 jaar na schooladvies groep 8 PO, uitgesplitst naar opleidingsniveau ouders en adviesniveau

19%22%

vmbo b-advies mbo 2 en lager opgeleid 2010 vmbo b-advies mbo 2 en lager opgeleid 2011 vmbo b-advies mbo 2 en lager opgeleid 2012 vmbo b-advies wo opgeleid 2010 vmbo b-advies wo opgeleid 2011 vmbo b-advies wo opgeleid 2012 vmbo k-advies mbo 2 en lager opgeleid 2010 vmbo k-advies mbo 2 en lager opgeleid 2011 vmbo k-advies mbo 2 en lager opgeleid 2012 vmbo k-advies wo opgeleid 2010 vmbo k-advies wo opgeleid 2011 vmbo k-advies wo opgeleid 2012 vmbo gl/tl-advies mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo gl/tl-advies mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo gl/tl-advies mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo gl/tl-advies wo opgeleid 2010 vmbo gl/tl-advies wo opgeleid 2011 vmbo gl/tl-advies wo opgeleid 2012 havo-advies mbo 2 en lager opgeleid 2010 havo-advies mbo 2 en lager opgeleid 2011 havo-advies mbo 2 en lager opgeleid 2012 havo-advies wo opgeleid 2010 havo-advies wo opgeleid 2011 havo-advies wo opgeleid 2012 vwo-advies mbo 2 en lager opgeleid 2010 vwo-advies mbo 2 en lager opgeleid 2011 vwo-advies mbo 2 en lager opgeleid 2012 vwo-advies wo opgeleid 2010 vwo-advies wo opgeleid 2011 vwo-advies wo opgeleid 2012

vmbo/avo onderbouw havo bovenbouw vwo bovenbouw mbo 1-2 mbo 3-4 overig Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.21 Positie 6,5 jaar na schooladvies 2010 groep 8 PO, uitgesplitst naar opleidingsniveau ouders en adviesniveau

6%

vmbo b-advies mbo 2 of lager…

vmbo b-advies wo opgeleid

vmbo k-advies mbo 2 of lager…

vmbo k-advies wo opgeleid

vmbo gl/tl-advies mbo 2 of lager…

vmbo gl/tl-advies wo opgeleid

havo-advies mbo 2 of lager opgeleid havo-advies wo opgeleid

vwo-advies mbo 2 of lager opgeleid vwo-advies wo opgeleid

havo bovenbouw vwo bovenbouw mbo 1-2

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

5.5.2 Inkomenssituatie VO schoolverlaters

Vrouwen studeren sneller dan mannen. Figuur 5.22 laat zien dat vrouwen 8,5 jaar na het behalen van hun havo- of vwo-diploma een stuk vaker werknemer zijn dan mannen. Mannen zijn vaker nog student. In de lagere vmbo-niveaus is het andersom: vrouwen studeren daar vaker door en mannen werken veel vaker 8,5 jaar na het behalen van hun diploma.

Mannen zijn vaker aan de slag als zelfstandige, zowel met een havo- als met een vwo-diploma. Zowel mannen als vrouwen zijn na hun VO-diploma vaker gaan emigreren. 4 jaar later, 12,5 jaar na het behalen van hun diploma, werken mannen even vaak als vrouwen. Vrouwen zijn iets vaker afhankelijk van een uitkering of hebben geen inkomen. Onder vwo-gediplomeerden is het verschil tussen mannen en vrouwen in aandeel zelfstandigen na 12,5 jaar verdwenen.

Opvallend is de kwetsbare positie van vrouwen die een vmbo b-diploma hebben gehaald. Veel van hen zijn 12,5 jaar na het verlaten van het vo afhankelijk van een uitkering.

Figuur 5.22 Positie 8,5 jaar na diploma VO, uitgesplitst naar geslacht en adviesniveau

vmbo b-diploma man 2004 vmbo b-diploma man 2008 vmbo b-diploma vrouw 2006

vmbo k-diploma man 2006 vmbo k-diploma vrouw 2004 vmbo k-diploma vrouw 2008 vmbo gt-diploma man 2004 vmbo gt-diploma man 2008 vmbo gt-diploma vrouw 2006

havo-diploma man 2006

werknemer/dga zelfstandig/overig actief uitkering

geen inkomen mbo-student hbo-student

wo-student student-overig geemigreerd

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.23 Positie 12,5 jaar na diploma VO, uitgesplitst naar geslacht en

werknemer/dga zelfstandig/overig actief uitkering

geen inkomen hbo-student wo-student

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond zijn 8,5 jaar na het behalen van hun diploma vaker afhankelijk van een uitkering of hebben geen inkomen dan studenten zonder migratieachtergrond. Ze zijn ook vaker nog studenten en veel minder vaak zijn ze werknemer in loondienst bij een Nederlands bedrijf. Het aandeel geëmigreerden is onder de groep met een niet-westerse migratieachtergrond ook groter. Over tijd zien we een afname van het aandeel vwo-gediplomeerden met een niet-westerse migratieachtergrond dat geen inkomen heeft of afhankelijk is van een uitkering. Die afname is onder andere vwo-gediplomeerden en onder

havo-gediplomeerden minder duidelijk zichtbaar.

Ook 12,5 jaar het behalen van het diploma is er een behoorlijk verschil in het aandeel gediplomeerden dat werknemer is bij een Nederlands bedrijf. Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond ontvangen vaker een uitkering of hebben geen inkomen. Dit geldt met name voor vmbo-b gediplomeerden. Ook zijn ze vaker geëmigreerd.

Figuur 5.24 Positie 8,5 jaar na diploma VO, uitgesplitst naar migratieachtergrond en

vmbo b-diploma zonder mig 2004 vmbo b-diploma zonder mig 2006 vmbo b-diploma zonder mig 2008 vmbo b-diploma nw mig 2004 vmbo b-diploma nw mig 2006 vmbo b-diploma nw mig 2008 vmbo k-diploma zonder mig 2004 vmbo k-diploma zonder mig 2006 vmbo k-diploma zonder mig 2008 vmbo k-diploma nw mig 2004 vmbo k-diploma nw mig 2006 vmbo k-diploma nw mig 2008 vmbo gt-diploma zonder mig 2004 vmbo gt-diploma zonder mig 2006 vmbo gt-diploma zonder mig 2008 vmbo gt-diploma nw mig 2004 vmbo gt-diploma nw mig 2006 vmbo gt-diploma nw mig 2008 havo-diploma zonder mig 2004 havo-diploma zonder mig 2006 havo-diploma zonder mig 2008 havo-diploma nw mig 2004 havo-diploma nw mig 2006 havo-diploma nw mig 2008 vwo-diploma zonder mig 2004 vwo-diploma zonder mig 2006 vwo-diploma zonder mig 2008 vwo-diploma nw mig 2004 vwo-diploma nw mig 2006 vwo-diploma nw mig 2008

werknemer/dga zelfstandig/overig actief uitkering

geen inkomen mbo-student hbo-student

wo-student student-overig geemigreerd

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.25 Positie 12,5 jaar na diploma VO, uitgesplitst naar migratieachtergrond en

werknemer/dga zelfstandig/overig actief uitkering

geen inkomen mbo-student hbo-student

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.26 laat zien dat VO-gediplomeerden met WO-opgeleide ouders langer over hun studie doen dan studenten met MBO-2 of lageropgeleide ouders. 8,5 jaar na het behalen van het VO-diploma is ongeveer driekwart van de groep met laagopgeleide ouders werknemers en ongeveer twee derde van de groep met hoogopgeleide ouders. Het verschil tussen de twee groepen is kleiner onder vmbo b-, vmbo k- en vwo-gediplomeerden. Gediplomeerden met hoogopgeleide ouders zijn iets vaker zelfstandige.

12,5 jaar na het behalen van het VO-diploma zijn gediplomeerden met laagopgeleide ouders nog steeds vaker werknemer dan gediplomeerden met hoogopgeleide ouders (Figuur 5.27). Minder vaak zijn zij zelfstandige of naar het buitenland geëmigreerd. Een uitzondering hierop vormen de leerlingen met een vmbo b-diploma op zak. De leerlingen met hoogopgeleide ouders werken vaker dan de leerlingen met lager opgeleide ouders.

Figuur 5.26 Positie 8,5 jaar na diploma VO, uitgesplitst naar opleidingsniveau ouders

vmbo b-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo b-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo b-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo b-diploma wo opgeleid 2004 vmbo b-diploma wo opgeleid 2006 vmbo b-diploma wo opgeleid 2008 vmbo k-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo k-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo k-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo k-diploma wo opgeleid 2004 vmbo k-diploma wo opgeleid 2006 vmbo k-diploma wo opgeleid 2008 vmbo gt-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo gt-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo gt-diploma mbo 2 en lager opgeleid…

vmbo gt-diploma wo opgeleid 2004 vmbo gt-diploma wo opgeleid 2006 vmbo gt-diploma wo opgeleid 2008 havo-diploma mbo 2 en lager opgeleid 2004 havo-diploma mbo 2 en lager opgeleid 2006 havo-diploma mbo 2 en lager opgeleid 2008 havo-diploma wo opgeleid 2004 havo-diploma wo opgeleid 2006 havo-diploma wo opgeleid 2008 vwo-diploma mbo 2 en lager opgeleid 2004 vwo-diploma mbo 2 en lager opgeleid 2006 vwo-diploma mbo 2 en lager opgeleid 2008 vwo-diploma wo opgeleid 2004 vwo-diploma wo opgeleid 2006 vwo-diploma wo opgeleid 2008

werknemer/dga zelfstandig/overig actief uitkering

geen inkomen mbo-student hbo-student

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.27 Positie 12,5 jaar na diploma VO, uitgesplitst naar opleidingsniveau ouders en adviesniveau

65%

vmbo b-diploma mbo 2 en lager opgeleid vmbo b-diploma wo-opgeleid

vmbo k-diploma mbo 2 en lager opgeleid vmbo k-diploma wo-opgeleid

vmbo gt-diploma mbo 2 en lager opgeleid vmbo gt-diploma wo-opgeleid

havo-diploma mbo 2 en lager opgeleid havo-diploma wo-opgeleid

vwo-diploma mbo 2 en lager opgeleid vwo-diploma wo-opgeleid

werknemer/dga zelfstandig/overig actief uitkering

geen inkomen mbo-student hbo-student

wo-student student-overig geemigreerd

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

5.5.3 Kans op uitkering/geen inkomen

Mannen hebben over het algemeen een kleinere kans om na de MBO-, HBO- of WO-studie in een situatie terecht te komen waarin ze geen inkomen ontvangen of afhankelijk zijn van een uitkering. De gunstigere positie van mannen loopt met de tijd op. In het MBO zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen het grootst. In het WO hebben vrouwen vlak na afstuderen een betere baankans, vijf jaar later is de situatie net omgedraaid.

De verschillen zijn groter als gekeken wordt naar herkomstgroepering. Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond hebben een fors grotere kans op geen inkomen of het ontvangen van een uitkering. Het verschil is voor MBO-uitstromers na vijf jaar ongeveer 10 procentpunt, voor HBO-uitstromers 7 procentpunt, WO-uitstromers 5 procentpunt.

Figuur 5.28 Verschillen tussen man en vrouw in gecorrigeerde kans op uitkering/geen inkomen

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.29 Verschillen tussen herkomstgroepen in gecorrigeerde kans op uitkering/geen inkomen

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Waar de verschillen tussen uitstromers naar herkomst behoorlijk zijn, speelt het opleidingsniveau van ouders minder een rol bij de kans op een baan, zo laat Figuur 5.30 zien. Sterker, binnen zowel MBO, HBO als WO is de kans op een uitkering of geen inkomen voor leerlingen met WO-opgeleide ouders het grootst.

Figuur 5.30 Verschillen tussen opleidingsniveau van ouders in gecorrigeerde kans op uitkering/geen

inkomen

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

5.5.4 Kans op vast contract indien werkend

Indien aan het werk dan zijn er weinig verschillen tussen mannen en vrouwen in de kans op een vast contract. Bij MBO zien we dat vrouwen licht in het voordeel zijn.

Ze hebben een iets grotere kans op een vast dienstverband. In het HBO en WO zijn de kansen op een vast dienstverband voor mannen en vrouwen 5 jaar na uitstroom gelijk.

Figuur 5.31 Verschillen tussen man en vrouw in gecorrigeerde kans op vast contract indien werkend

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Uitstromers met een niet-westerse migratieachtergrond hebben een kleinere kans op een vast dienstverband dan uitstromers zonder migratieachtergrond en met een westerse migratieachtergrond. Wederom is het verschil het grootste voor MBO-uitstromers. De verschillen lijken iets groter te zijn 5 jaar na uitstroom dan 1 jaar na uitstroom. Dat doet vermoeden dat afgestudeerden met een niet-westerse

migratieachtergrond ook minder snel doorstromen naar een vast dienstverband.

Ook in de kans op een vast dienstverband vinden we geen relatie met het opleidingsniveau van ouders.

Figuur 5.32 Verschillen tussen herkomstgroepen in gecorrigeerde kans op vast contract indien werkend

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.33 Verschillen tussen opleidingsniveau van ouders in gecorrigeerde kans op vast contract indien werkend

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

5.5.5 Bruto maandloon

De salarisverschillen tussen mannen en vrouwen zijn 1 jaar na uitstroom klein.

Mannen hebben na uitstroom uit het MBO en HBO een salarisvoordeel ten opzichte van vrouwen. Na uitstroom uit het WO zijn de salarissen tussen mannen en vrouwen na 1 jaar gelijk. Vijf jaar na uitstroom verdienen mannen echter meer, zowel na een MBO-, HBO-, als een WO-studie.

De verschillen naar herkomstgroep zijn na een MBO- en HBO-studie na 1 jaar klein maar lopen op als gekeken wordt naar het salaris 5 jaar na uitstroom. In het WO zien we direct een verschil tussen wat afgestudeerden met een niet-westerse migratieachtergrond verdienen en wat andere studenten verdienen. Dat verschil loopt ook op in de eerste jaren op de arbeidsmarkt.

Uitstromers met WO-opgeleide ouders zijn qua salaris in het voordeel op de arbeidsmarkt. Het verschil met andere studenten is echter zeer klein.

Figuur 5.34 Verschillen tussen man en vrouw in geschatte maandloon

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.35 Verschillen tussen herkomstgroepen in geschatte maandloon

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

Figuur 5.36 Verschillen tussen opleidingsniveau van ouders in geschatte maandloon

Bron: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het CBS

5.5.6 Representativiteit afgestudeerden met laagopgeleide ouders

In hoofdstuk 1 werd aangehaald dat van oudere studenten vaak het

opleidingsniveau van ouders ontbreekt. De kans dat die laagopgeleide ouders betreft is groter dan dat die hoogopgeleide ouders betreft (door het startmoment waarop men diploma’s is gaan registreren in verschillende onderwijsniveaus). De

representativiteit van afgestudeerden met laagopgeleide ouders is daarom mogelijk twijfelachtig.

De bron voor het opleidingsniveau van laagopgeleide ouders is vaak het UWV. Dit

De bron voor het opleidingsniveau van laagopgeleide ouders is vaak het UWV. Dit