• No results found

Vertrouwen op gedeelde waarden

In document A D CDA ontleed C (pagina 143-147)

De ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving aan het begin van de een­ entwintigste eeuw zijn enigszins vergelijkbaar met de situatie in de tweede helft van de negentiende eeuw. We leven ook nu in een tijd van grote veranderingen waarin veel oude zekerheden verdwijnen. In de negentiende eeuw kwam vanuit de samenleving een grote verandering op gang. Wat confessionelen hierin bij­ zonder maakte was dat zij de veranderingen, anders dan liberalen en socialis­ ten, niet in de eerste plaats economisch duidden.

Het ging de confessionelen om de waarden die ten grondslag lagen aan de samenleving: in die tijd nog veel meer dan nu nauw verbonden met het christelijk geloof en de eigen identiteit van de sociale groep. Ook de economi­ sche veranderingen werden door de confessionelen vanuit de Christelijke waarden beschouwd. Bij de omgang met de ‘sociale questie’ van die tijd – de vraag naar hoe solidariteit moest worden betracht met de omvangrijke en arme arbeidende klasse, die door de industrialisatie was ontstaan – vonden de con­ fessionelen houvast bij de hun vertrouwde christelijke begrippen agape en

charitas. Befaamd zijn de encycliek Rerum Novarum van paus Leo XIII uit 1891

en de ‘architectonische kritiek’ op de samenleving, die Abraham Kuyper in dat­ zelfde jaar op het eerste Christelijk­Sociaal Congres uitte.204 Ideeën als ‘subsi­ diariteit’ en ‘soevereiniteit in eigen kring’ stonden daarin centraal. De confessio­ nelen droegen de verantwoordelijkheid voor solidariteit niet over aan de staat. Ze zagen deze als een niet overdraagbare bijzondere verantwoordelijkheid van burgers, bedrijven en andere maatschappelijke organisaties, zoals kerken, wel­ zijnsorganisaties en arbeidersverenigingen.

Dat het de confessionelen om veel meer ging dan alleen maar de strijd om de verdeling van kapitaal of economische macht blijkt onder meer ook uit de strijd voor de vrijheid van onderwijs. In die strijd kwam men krachtig op voor het recht van burgers om zichzelf te organiseren. Dat geldt te meer wanneer het gaat om de morele waarden en innerlijke overtuigingen van mensen. Deze moeten worden beschermd tegen een al te opdringerige staat. De samenleving werd dus door de confessionelen gezien als een waardengemeenschap, waarin mensen gezamenlijk verantwoordelijk zijn, elkaar opzoeken en initiatief nemen. Dat is de basisfilosofie van wat nu de christendemocratie is. Dit leidt in

204 | Jan Jacob van Dijk, Raymond Gradus & Maarten Neuteboom, ‘Is de hulp aan de naaste in gevaar? Heroriëntatie op solidariteit’, in: Jan Jacob van Dijk, Raymond Gradus & Maarten Neuteboom, Solidariteit in crisis. (CDV Zomer 2011). Amsterdam: Boom, pp. 22­30.

deze tijd van grote maatschappelijke verandering tot een heel belangrijk basis­ principe: echte sociale innovatie wordt uiteindelijk niet door de overheid voort­ gebracht of op de markt gevonden, maar komt uit de samenleving zelf.

Om de ongekende veranderingen in de wereld op dit moment vreedzaam te kunnen verwerken is een sterke samenleving mogelijk. Is er geen levende, actieve samenleving, dan kan een gezond land niet bestaan. Neem bijvoor­ beeld het moderne Rusland. Het is onder het communisme een kleine eeuw beheerst geweest door een allesbepalende overheid die ieder maatschappelijk initiatief heeft gesmoord. Toen die overheid zich in de jaren negentig terugtrok ontstond een wildwest markteconomie waar zonder veel remmingen het recht van de sterkste geldt. Waarom? Omdat er geen zelfstandig functionerende sa­ menleving bestaat. Nederland heeft gelukkig wél een actieve samenleving, maar die is de afgelopen decennia wel steeds meer verdrongen. De grote vraag is waar en hoe we de kracht van de samenleving kunnen hervinden. De kracht van de samenleving komt voort uit de gedeelde waarden die mensen in hun leven van alledag belangrijk vinden. In de moderne samenleving lijkt het steeds moeilijker om gemeenschappelijke waarden te vinden maar dat is aan de oppervlakte. Onze westerse joods christelijke en humanistische waarden blijven de kracht van de Nederlandse samenleving bepalen. Persoonlijke ver­ antwoordelijkheid, wederzijds respect, medemenselijkheid en rechtvaardigheid zijn onlosmakelijk met onze samenleving verbonden. Die kracht kan opnieuw worden aangeboord wanneer de overheid terugtreedt en weer de ruimte aan de samenleving gaat geven die haar toekomt.

De samenleving, niet de overheid

Vanuit het besef dat waarden bepalend zijn voor ons handelen, en dus ook voor hoe de Nederlandse samenleving zich ontwikkeld, heb ik in het voorjaar van 2013 zeven op waarden gebaseerde principes gepresenteerd: (1) de sa­ menleving, niet de overheid; (2) een taak voor iedereen; (3) een eerlijke econo­ mie; (4) tegen de profiteurs; (5) de familie is ons fundament; (6) een zelfbewust Nederland verbonden met Europa en (7) de toekomst van onze kinderen.205

Het eerste en belangrijkste principe is dus: de samenleving, niet de over­ heid. Dit principe houdt in dat de rol van de overheid moet worden beperkt en het organiserend vermogen van de samenleving moet worden versterkt. Hoe zeer heden ten dage de visie op de maatschappij wordt beperkt tot een keuze voor óf de markt óf overheid blijkt wel uit de reacties van critici op dit principe. Die kritiek luidt dat het streven naar een kleinere overheid uitgaat van een libe­ raal marktprincipe. Maar de werkelijkheid is dat het erom gaat ruimte te bieden aan een veel meer door waarden gedreven samenleving. Daarmee is de keuze

205 | Sybrand Buma, #7 principes. Speech op het CDA­congres te Den Bosch, 1 juni 2013.

voor de samenleving – zoals ik ook in de vorige paragraaf heb beschreven – diepgeworteld in de christendemocratische traditie. De maatschappelijke orde­ ning waarvan de christendemocratie uitgaat, vloeit voort uit zijn mensbeeld. ‘Mensen zijn geroepen om in vrijheid en verantwoordelijkheid aan hun samen­ leven vorm te geven. Een samenleving die op “menselijke maat” is gesneden, is een samenleving waarin maatschappelijke instituties en verbanden mensen daarvoor de ruimte kunnen bieden en mensen daartoe kunnen toerusten.’206 Juist ook voor het instituut van de overheid geldt dus dat zij niet het begin, mid­ den en einde van alle dingen is, maar dat zij dienstbaar moet zijn aan mens en samenleving.

In feite is de christendemocratische samenlevingsvisie dus het tegenover­ gestelde van het liberale marktdenken. Het liberale individualisme leidt namelijk juist tot een grotere overheid. Initiatieven die mensen door steeds toenemend individualisme niet meer gezamenlijk oppakken kunnen door het veronachtza­ men van de kracht van het gezamenlijke alleen nog door de overheid worden opgepakt. Het moderne liberale marktdenken heeft paradoxaal genoeg dus juist een grote overheid nodig. We zien dat terug in het beleid van de huidige coalitie. Onder het huidige kabinet­Rutte II is de rol van de overheid nog groter geworden. Het aandeel van de overheid in de uitgaven groeit in deze kabinets­ periode door tot maar liefst 52 procent van ons BBP. De marktgeoriënteerde VVD en de vanuit de overheid denkende PvdA zijn dus ideologisch meer el­ kaars vriend dan elkaars vijand!

Op basis van de christendemocratische traditie moet de overheid de sa­ menleving dus weer de ruimte geven. Pas dan kan sociale en maatschappe­ lijke innovatie weer uit de samenleving zelf gaan komen. Net als industriële innovatie vaak in kleine, flexibele ondernemingen ontstaat, zijn het ook kleine en flexibele netwerken van mensen die sociale innovatie samen maken. En net zoals de overheid industriële innovatie niet zelf bewerkstelligt, maar onder­ steunt, moet de overheid sociale innovatie niet zelf willen doen, maar de samenleving er de ruimte voor geven.

Om dat gelijk maar concreet te maken een recent voorbeeld. Sinds 2008 is de kredietverlening aan het MKB sterk teruggelopen. Banken hebben minder mogelijkheden, maar MKB­ers willen blijven investeren. Na jarenlange discus­ sie en stilstand heeft een aantal ondernemers het heft in eigen hand genomen en een kredietunie opgericht. Een unie waarin ondernemers samen inleggen en samen investeringen financieren. Een prachtig en praktisch voorbeeld van wat de samenleving, en dus niet de overheid, zelf kan en doet. Maar uiteraard liepen deze ondernemers vast in het overheidsweb van wet­ en regelgeving, zowel vanuit Nederland als vanuit Brussel. Het CDA wil deze problemen ko­ mend jaar oplossen middels een initiatiefwet. Een wet die dus iets mogelijk

206 | Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Mens, waar ben je? Een verkenning van

gaat maken, ruimte gaat teruggeven aan de samenleving in plaats van verbie­ den en in de weg te lopen.

Wanneer de overheid sociale innovatie – zoals de afgelopen jaren te doen gebruikelijk – zelf ter hand neemt gaat het fout. Niet zelden leidt het tot geld over de schutting gooien of halfbakken resultaten. Zo zijn bijvoorbeeld miljar­ den euro’s aan sociale (stads)vernieuwing in het Grote Stedenbeleid over de balk gesmeten (met als laatste dieptepunt de Vogelaarwijkgelden). Als de sa­ menleving het overneemt, is de kans op succes veel groter. De wijk Wielepolle in Leeuwarden is daarvan een goed voorbeeld. In de eerste jaren van deze eeuw werd Wielepolle volgestopt met rijksgeld. Uiteraard werd de wijk ook een zogenaamde Kracht­ of Vogelaarwijk. Hulpverleners liepen in en uit, maar in de kern verbeterde er niets structureel. Uiteindelijk was op een goede dag het geld op en het resultaat nul. Het was aan de wethouder (zo is Den Haag dan ook wel weer) om het nieuws van onvermijdbare bezuinigingen te brengen. Zij ging naar de wijk met de volgende boodschap: ik moet bezuinigen, er is minder geld, maar als jullie zelf met goede voorstellen komen, dan gaan we het geld daaraan besteden.

Wat bleek? De buurt liet geen traan om het verdwijnen van de hulpverle­ ners en de opbouwprojecten. Wat de bewoners graag wilden was geld voor huiswerkbegeleiding voor hun kinderen. Om de kinderen van de straat te hou­ den en meer uit het onderwijs te halen. De wethouder heeft haar belofte ge­ stand gedaan en zorgde dat het geregeld werd. Voor het buurthuis was ook geen geld meer, maar dat was wel dringend aan onderhoud toe. De gemeente had daarvoor natuurlijk strikte regels over aanbesteding, maar de buurt vroeg om geld voor verf en kwasten om in de zomer zelf het werk te doen. De wet­ houder passeerde daarop de gemeentelijke bureaucratie en in de zomermaan­ den knapte de buurt zelf het buurthuis op. Dat is minder overheid, meer samen­ leving.

Maar dat is niet alles. Toen ikzelf na de zomer in Leeuwarden op werkbe­ zoek kwam waren de buurtgenoten trots als een pauw op wat ze zelf hadden bereikt. Hoe komt dat? Waar zit het verschil? Waarom mislukte het overheids­ beleid keer op keer en werkt de eigen aanpak van de buurt? De sleutel ligt in het eigenaarschap. De mensen in de buurt zijn zelf eigenaar geworden van de oplossing. De samenleving in de buurt had een probleem en wordt zelf eige­ naar van de oplossing. Deze persoonlijke verantwoordelijkheid legt de basis voor sterke wijken, krachtige buurten en een vitale samenleving. Tot slot zegt het ook iets over vertrouwen. Burgers zijn onderling nog steeds – veel vaker dan Haagse politici van een afstand vaak zien – in staat elkaar te vertrouwen. Helaas doen politiek en overheid veel te weinig om het vertrouwen van burgers in elkaar te benutten. Laat staan dat ze de omstandigheden durven te schep­ pen waarin mensen niet van de overheid afhankelijk worden gemaakt, maar op elkaar worden aangewezen, zodat onderling vertrouwen ook kan opbloeien

OVER DE BETEKENIS VAN DE C, D EN A

waar dat nu afwezig is. En dat is doodzonde. Want wanneer burgers samen­ werken ontstaat de beste maatschappelijke innovatie.

In document A D CDA ontleed C (pagina 143-147)