• No results found

Verspreid over het onderzoeksterrein aange- aange-troffen Romeinse artefacten

van de site Walraversijde

3.3 Verspreid over het onderzoeksterrein aange- aange-troffen Romeinse artefacten

Marnix Pieters

Verspreid over het onderzoeksterrein zijn in de loop van de opgravingscampagnes 49 Romeinse archaeologica aangetroff en (fi g. 43: 3). Dit aantal is op zich niet groot, maar duidt weliswaar op een Romeinse activiteit in de omgeving. Het betreft behalve een bronzen as van Faustina Junior199, de echtgenote van Marcus Aurelius, vooral ceramiekfragmenten. Onder deze ceramiek-fragmenten bevinden zich zowel ceramiek-fragmenten van luxeaardewerk zoals terra sigillata200 (vondstnummers 100.2, 140.1, 162.7, 312.1, 596.3, 738.4, 741.4, 776.1, 922.1, 1255.2, 1276.1, 1301.6 (fi g. 47:1), 1451.1, 1516.1, 1873.1, 2348.34, 2660.1, 2663.1, 2844.1 en 3506.1) en Belgisch aardewerk (vondstnummers 14.1, 1257.11, 1662.45, 1948.2, 1987.1 en 2791.1) als fragmenten van op de draaischijf gevormd gewoon aardewerk (178.1, 1587.2, 1662.46, 1663.4, 1926.7, 2402.1 en 2582.1) en fragmenten van handgevormd aar-dewerk in prehistorische traditie (vondstnummers 765.4, 769.2, 811.1, 990.1 (fi g. 47: 2), 990.2, 1271.1, 1651.2, 1663.5 (fi g. 47: 15), 1926.2 (fi g. 47: 16), 2041.1, 2401.1, 2530.5, 2679.3, 3919.1). Daar-naast is een sterk gesleten fragment van een tegula aangetroff en (922.2).

Deze verspreide Romeinse artefacten kunnen op basis van de goed dateerbare elementen, terra sigillata, Belgisch aarde-werk en de munt, in de twee eerste eeuwen van onze tijdrekening worden gedateerd. Bij de terra sigillata domineren Drag. 18/31-vormen201. Onder de ceramiekvondsten in handgevormd aardewerk bevinden zich twee afgeronde fragmenten met een centrale perforatie (1926.2 (fi g. 47: 16) en 3919.1), te identifi ceren

als spinschijfj es, die naar textielfabricage verwijzen. Spinschijf-jes bevinden zich o.a. ook onder het vondstenmateriaal van de site Raversijde-strand202.

Deze vondsten zijn in belangrijke mate aangetroff en in de opvullingen van laatmiddeleeuwse veenwinningsputten (spoor-nrs. 69 & 619: 9 vondsten) en in de bovenste vullingen van het laatmiddeleeuwse grachtenstelsel tussen de gebouwen in de zone Raversijde 92-95 (13 vondsten). Ze komen verspreid over de ganse onderzochte zone voor, maar hoofdzakelijk in de sleuven 93/V, 93/VIII, 94/II, 96 I & II.

De aanwezigheid hiervan kan louter theoretisch op verschil-lende manieren worden verklaard. Zo kan het materiaal betref-fen dat in de onmiddellijke omgeving is blootgelegd bij het gra-ven van grachten, waterputten en vooral veenwinningsputten. Let wel: het archeologische team heeft tien jaar lang intensief en regelmatig tot op de veenlaag in de ondergrond van Raversijde in de onmiddellijke omgeving van de grachten, waterputten en veenwinningsputten gegraven en – op één fragment na – nooit Romeins materiaal gevonden. Dit betekent dat het materiaal in dit geval vermoedelijk ergens in de omgeving is opgegraven, maar wellicht niet in de zone die het VIOE sinds 1992 onder-zocht. Een tweede mogelijkheid is dat de inwoners van Walra-versijde dit materiaal tijdens bepaalde activiteiten op het toen-malige strand of zelfs in de netten aantroff en, en het bewust of onbewust (samen met andere dingen) naar de site meebrachten. Vermits de dorpsbewoners van Walraversijde gedwongen wer-den om zich aan het einde van de 14de eeuw en/of bij de aanvang van de 15de eeuw meer landinwaarts te vestigen als gevolg van zware kusterosie, is het dus heel goed mogelijk dat door deze

Fig. 46 Veenwinningsput

spoornr. 18 in grondplan en in doorsnede.

Peat extraction pit 18 in plan and in section.

199 De Buyser & Pieters 1994, 291: fi g. 16:1 en 292.

200 Het Romeinse aardewerk werd met het oog op datering bekeken door A. Vanderhoeven, waarvoor dank.

201 Dit is ook de vorm van een fragment met stempel gepubliceerd door dr. Luc Devliegher en gevonden te Raversijde (Devliegher 1960).

zelfde erosie op het huidige strand o.a. ook allerlei Romeinse

archaeologica aan de oppervlakte werden gebracht. Beide

hypo-thesen zijn ook gemakkelijk met elkaar combineerbaar, aange-zien er op het huidige strand van Raversijde ook aan veenwin-ning werd gedaan. Bovendien bevindt zich er een Romeinse bewoningssite203.

Het afgesleten karakter van een groot aantal ceramiekfrag-menten wijst erop dat ze slechts werden opgeraapt nadat ze waren afgerond, vermoedelijk ten gevolge van een transport door water. De aard van de vondsten doet vermoeden dat het enkel fragmenten betrof. Er er ook geen sprake van grotere stuk-ken of zelfs volledige stukstuk-ken die naar de site werden gebracht. Het feit dat de Romeinse archaeologica uit de opvulling van veenwinningsput spoornr. 606 (zie hieronder) allemaal frisse breukvlakken vertonen, lijkt erop te wijzen dat de afronding bij de verspreid aangetroff en fragmenten niet uit de Romeinse tijd zelf dateert, maar achteraf bijvoorbeeld tijdens de erosie van de kust tot stand is gekomen. Dit alles maakt zeer aannemelijk dat deze verspreid aangetroff en Romeinse archaeologica inderdaad afk omstig zijn van het strand of uit de visnetten. Het feit dat deze verspreide Romeinse vondsten in afgesleten toestand in de context van Walraversijde worden aangetroff en, impliceert ook dat een of meerdere Romeinse sites ter hoogte van Walraversijde reeds in de 15de eeuw door erosie werden aangetast.

Blijft nog de vraag waarom en hoe deze voorwerpen achter de duinen in de polders belandden. Het zou kunnen dat deze als speciale voorwerpen werden opgemerkt, opgeraapt en meege-bracht. Het feit dat terra sigillata oververtegenwoordigd lijkt onder de verspreid aangetroff en vondsten kan eventueel wel wij-zen op het bestaan van één of ander selectiemechanisme: natuur-lijk of antropogeen. Een van de terra sigillata-fragmenten (1301.6: fi g. 47: 1 en fi g. 48) vertoont immers een ingekrast kruis en is dus mogelijkerwijze als speelschijf hergebruikt. In deze hypothese is het kruis wel degelijk aangebracht na de afronding van het fragment. Doordat beide fenomenen (ingekrast kruis en

Fig. 48 Speelschijf in terra sigillata.

Samian ware gaming disc.

afronding) elkaar niet overlappen, kan dit op het stuk zelf niet worden vastgesteld. Het is evenwel mogelijk dat het een frag-ment van een terra sigillata-recipiënt betreft met een Romeins ingekrast eigendomsmerk dat achteraf werd afgerond. Het is niet uitgesloten dat de bewoners van het laatmiddeleeuwse Walraversijde vooral de meer blinkende fragmenten (in dit geval

203 Th oen 1987, 58.

Fig. 47 Verspreid over het

opgravingsterrein aangetroff en Romeinse artefacten.

Roman artefacts fr om across the excavated zones at Raversijde.

de terra sigillata) opraapten en meebrachten naar de zone achter de duinen. Terra sigillata vertegenwoordigt in de late middel-eeuwen en later niet alleen een ongewoon type ceramiek maar valt vermoedelijk ook veel beter op dan bijvoorbeeld grijs redu-cerend gebakken aardewerk. Dit zou er dan voor pleiten dat deze fragmenten eerder bewust meegebracht werden naar de site. Of er verder iets mee gedaan werd is weinig waarschijnlijk.

Behalve voor de munt en bovenvermeld terra sigillata-frag-ment met ingekrast kruis is er voor de 47 overige vondsten geen zo’n duidelijk argument dat pleit voor een bewust meebrengen van deze vondsten. Het lijkt dan ook aannemelijker dat deze voorwerpen onbewust op de site terechtkwamen. Dit mecha-nisme kan volledig aselect zijn waardoor de vondsten die achter de duinen belandden gewoon de procentuele samenstelling weerspiegelen van het materiaal dat vrijkwam en achterbleef op het strand of in de vooroeverzone. Het materiaal kan echter ook opgevist zijn bij het slepen van de visnetten door het ondiepe water en zo samen met de beoogde vangst naar de nederzetting achter de duinen meegebracht zijn.

De aanwezigheid van dit materiaal zou dus onrechtstreeks een argument kunnen zijn voor het gebruik van sleepnetten voor strand- en/of kustvisserij waarbij de garnaalvisserij onmiddellijk in beeld komt. Dit is een eerder onverwachte conclusie uit de aanwezigheid van verspreid archeologisch materiaal uit de Romeinse periode in de vullingen van de laatmiddeleeuwse structuren.

Op één plaats204 binnen het opgegraven areaal (sleuf 94/X), namelijk in de oostelijke zone van veenwinningsput spoornr. 606 (fi g. 43), werd een concentratie van 143 Romeinse ceramiek-fragmenten aangetroff en. Ondanks het feit dat deze vondsten zich duidelijk in een verzette context bevonden, namelijk in de opvulling van een laatmiddeleeuwse veenwinningsput, mag toch worden aangenomen dat een Romeinse bewoningssite in de onmiddellijke omgeving grondig werd verstoord. Deze site bevindt zich aan de rand van of bovenop een opgevulde getijden-geul (cf. infr a). Vermits de zone van deze getijdengetijden-geul wegens het ontbreken van veen in de ondergrond niet werd verstoord bij latere ontveningen – in tegenstelling tot het omgevende land – komt deze nu nog duidelijker dan vroeger in het landschap tot uiting als een hogere lineaire rug. Op die manier is een land-schapsvorm ontstaan die men zou kunnen omschrijven als een antropogene reliëfi nversie205.

Het ceramische materiaal uit de opvulling van deze veen-winningsput vertoont frisse breukvlakken en is op dit vlak helemaal niet te vergelijken met de op de site verspreid aange-troff en Romeinse vondsten. Het Romeinse materiaal uit de opvulling van veenwinningsput spoornr. 606 bestaat hoofdza-kelijk uit fragmenten van lokaal handgevormd of gedraaid aar-dewerk206. Deze zijn overwegend in een reducerende atmosfeer gebakken. Bij enkele fragmenten is vooral de buitenkant zeer oppervlakkig en duidelijk plaatselijk roodbruin van kleur. Dit is mogelijkerwijze te wijten aan het beëindigen van de bakking in een oxiderende atmosfeer. Bij 12 wandfragmenten is een kamstreepversiering vastgesteld. De verschraling van deze

ceramiek is zeer heterogeen en bestaat vooral uit chamotte, witte gesteentefragmenten en wat mica’s. Er zijn in totaal 124 derge-lijke ceramiekfragmenten aangetroff en, waaronder 12 randfrag-menten. Deze groep randfragmenten omvat enkel potten met een naar buiten staande rand, veruit het meest voorkomende type in de kustvlakte207. Bovenop de potten met een licht ver-brede naar buiten staande rand is bij de meeste een rij schuine indrukken aangebracht (1601.5-6 (fi g. 47: 3-4) en 1602.4-9 (fi g. 47: 6-11)). Vier potten zijn gekenmerkt door een uitstaande, licht verdikte en afgeronde rand (1601.7 (fi g. 47: 5), 1602.10-12 (fi g. 47: 12-14)). De potten met een rij indrukken op de rand slui-ten goed aan bij het type 2a die H. Th oen voor het gewone aarde-werk van de Belgische kustvlakte heeft voorgesteld208. De vier andere potten sluiten aan bij de types 2b en 3209.

Daarnaast zijn er in deze context met Romeinse vondsten groepen vertegenwoordigd die duidelijk op de draaischijf werden vervaardigd. Het betreft twee fragmenten geverfd aardewerk: één met zandbestrooiing (1602.1) en één met een oranjebruine dek-laag (1601.1), een rand van een gladwandige kruik of kruikamfoor (1602.3), een rand van een ruwwandig bord met naar binnen gebogen rand (1601.3), twee randfragmenten van ruwwandige kommen (1601.4, 1602.2), een gladwandig wandfragment (1601.2) en 12 ruwwandige wandscherven waarvan twee oxiderend en tien reducerend gebakken. De fragmenten die kunnen gedateerd wor-den – in dit geval de fragmenten van het geverfde aardewerk – verwijzen naar de eerste twee eeuwen van de jaartelling. Dus qua datering sluiten deze vondsten goed aan bij het verspreid aange-troff en Romeinse materiaal. Wel is opmerkelijk dat terra sigillata-vaatwerk volledig ontbreekt in deze concentratie terwijl terra

sigillata de grootste groep vormt van het verspreid aangetroff en

materiaal. Mogelijkerwijze ligt dus toch één of ander antropo-geen selectiemechanisme aan de basis van dit frappante verschil. Aangezien de verspreid aangetroff en vondsten vermoedelijk grotendeels afk omstig zijn van het strand, is het inderdaad niet onmogelijk dat vooral ook de meest in het oog springende fragmenten werden opgepikt en meegebracht.

Tot slot werd er in de natuurlijke opvullingen van de ooste-lijke getijdengeul in de omgeving van gebouw 18 een aspakket (spoornr. 1078) opgemerkt dat zich op een hoogte van ongeveer 3 m T.A.W. bevond. Het bestond uit verplaatste asresten gemengd met brokjes verhitte grond, maar er werden geen spo-ren van verhitting in situ vastgesteld. Aangezien in deze laag geen dateerbare vondsten werden geregistreerd, kan er ook geen precieze datum worden opgeplakt. Het ligt echter voor de hand dat deze laag met asresten gezien de stratigrafi sche positie in elk geval geruime tijd voorafgaat aan de middeleeuwse bewoning. Het is zelfs zeer aannemelijk deze aslaag in verband staat met de al besproken concentratie Romeinse vondsten uit veenwinnings-put spoornr. 606.

In 2005 werd één en ander met betrekking tot de Romeinse periode in Raversijde een stuk duidelijker door de identifi catie van een aantal in de loop van de opgravingscampagnes aange-sneden sporen als onderdelen van een Romeinse dijk (cf. infr a).

204 Pieters 1995, 230 en 221 fi g. 2 nr. 7.

205 Pieters 2000.

206 Het onderscheid tussen beide productiewijzen

is niet altijd duidelijk te maken.

207 Th oen 1978, 182.

208 Th oen 1978, 180: fi g. 61: 2a, 182.