• No results found

De kapel van Walraversijde archeologisch belicht

vissersdorp Walraversijde

4.2 De kapel van Walraversijde archeologisch belicht

In 1995 werd een kleine proefsleuf (95/VI: fi g. 3) van 3 bij 10 m opgegraven op het terrein van de kapel (fi g. 86). In deze sleuf werd, in het licht van de vraagstelling, als zeer relevant spoor een 0,7 m breed en op plaatsen nog 1,2 m diep uitbraakspoor (fi g. 87: spoornr. 674) van een muur aangesneden die 64° NO georiën-teerd was. Dit uitbraakspoor bestond haast uitsluitend uit brok-jes kalkmortel wat erop wijst dat de stenen van dit gebouw in tegenstelling tot deze van de woningen in het dorp (cf. infr a) wel degelijk verbonden waren met kalkmortel en niet met aardmor-tel. Zowel ten noorden als ten zuiden van deze muur werd een bakstenen bevloering aangesneden. De bevloering ten noorden (fi g. 87: spoornr. 672) was uitgevoerd in een soort visgraatmo-tief. Bij de bevloering ten zuiden waren de stenen in rijen haaks op de muur aangebracht (fi g. 87: spoornr. 683 en fi g. 88). Aan de zuidkant van de muur bevond zich tevens ook een steunbeer (fi g. 87: spoornr. 682). Ten noorden van de muur was onder de

315 Gebhardt & Langohr 1999.

316 Augustijn 1992, 351.

317 de Kraker 2009, 21.

318 Tys 1996, catalogus kaart 8.

Fig. 87 In sleuf 95/VI aangesneden archeologische sporen. Legende: 1: riool, 2: uitbraakspoor, 3: kuil, 4: waterput.

Archaeological features recorded in trench 95/VI. Key: 1: sewer, 2: robber trench, 3: pit, 4: well.

Fig. 88 Bakstenen bevloering

spoornr. 683.

Brick fl oor 683.

Fig. 86 18de-eeuwse (?) afb eelding van de toren van de kapel van

Walraversijde.

bevloering een bakstenen riolering (fi g. 87: spoornr. 684) aanwe-zig waarvan het verband met de muur vanwege het feit dat deze laatste slechts als een uitbraakspoor bewaard bleef, niet kon ach-terhaald worden.

Met bovenvermelde oriëntatie en afmetingen maakt de gere-gistreerde muur wel degelijk kans om tot de kapel te behoren. Door de geringe onderzochte oppervlakte kan echter over het grondplan van de kapel niet veel meer worden gezegd dan dat het gebouw met zijn lengteas vermoedelijk 64° NO georiënteerd was. Indien beide bevloeringen binnen het gebouw dienen te worden gelokaliseerd, wat gezien de geringe aantasting door vorst van de bakstenen wel aannemelijk is, kan worden gesteld dat dit gebouw, dat in elk geval reeds een 20-tal graden meer naar het oosten is gericht dan de meerderheid van de onderzochte woningen in het dorp, bovendien ook nog minstens twee beuken telde320. Het voor de archeologische site Walraversijde uitzonderlijk brede en diepe uitbraakspoor wijst in elk geval op een gebouw van een totaal andere allure dan de woningen in het dorp.

Geheel onverwacht werd in deze kleine zoeksleuf ook een tonwaterput (fi g. 89: spoornr. 681, cf. infr a en fi g. 90) aangesne-den. Op het grondplan lijkt het alsof deze tonwaterput bevloe-ring spoornr. 683 (fi g. 87) doorsnijdt. De profi elopname (fi g. 89) geeft echter duidelijk aan dat de constructiekuil van de tonwa-terput afgedekt wordt door bevloering spoornr. 683. De datering van de duigen maakt aannemelijk dat deze kan worden in ver-band gebracht, ofwel met bewoning die aan de kapel voorafging, ofwel met de eigenlijke bouw van de kapel zelf. De vellings-datum van de boom, 1429-1439, pleit enigszins voor de laatste mogelijkheid gezien Jan van Vassenare die overleden is in 1438321, reeds werd begraven in de kapel322. De datering

impliceert, indien de tonwaterput verband houdt met de bouw van de kapel of eraan voorafgaat, dat er in elk geval geen lange periode is verlopen tussen het kappen van de boom en het aan-wenden van de ton als onderdeel van een waterput.

In de archeologische lagen die deze sporen afdekten en in de opvulling van sommige sporen zoals de tonwaterput werden heel wat stukjes vensterglas w.o. beschilderd vensterglas323 en – voor het eerst in Walraversijde – ook een grote hoeveelheid fragmen-ten van dakpannen aangetroff en. Verder leverde deze sleuf ook enkele bouwelementen in natuursteen op zoals een vloer-tegel in Doornikse kalksteen, een venster- of deuromlijsting in beige kalkzandsteen en een fragment van een zuiltje of half-zuiltje in een grijze fossielhoudende kalkzandsteen (1744.2,

Fig. 89 Tonwaterput spoornr. 681 in doorsnede. Legende:

a. verzette klei, opvulling constructiekuil, b. grijs zand met stukjes kalkmortel en dakpanfragmenten, c. zwartgrijs zand, d. bruin organisch materiaal (mest of veen?), e. zwartgrijze klei.

Barrel well 681 in section. Key: a. disturbed clay, construction cut fi ll, b. grey sand containing chalk mortar and fr agments of red roof tiles, c. dark grey sand, d. brown organic material (manure or peat?), e. dark grey clay.

Fig. 90 Tonwaterput spoornr. 681.

Barrel well 681.

320 Via historisch onderzoek (English 1960) is in elk geval geweten dat de kapel driebeukig was.

321 English 1960, 230.

322 Een andere mogelijkheid is dat Jan van

Var-senare later in de kapel is bijgezet.

diameter: 6,2 cm en bewaarde hoogte: +/- 7 cm). In deze context dient ook een fragment van een schenkkannetje (1748.1: fi g. 91) in Spaanse lustermajolica vermeld te worden. Kannetjes in Spaanse majolica zijn in de woonzones niet aangetroff en324 wat er zou kunnen op wijzen dat dit kannetje een functie had in de eredienst.

Al deze elementen samen: het gebruik van kalkmortel, diep gefundeerde muren, beschilderd vensterglas, natuursteen en dakpannen verwijzen naar een context die zich duidelijk onder-scheidt van de materiële cultuur van de 33 onderzochte gebou-wen in baksteen. De kapel uit zich o.a. via deze gebruikte mate-rialen duidelijk als het dominante element van het dorp. Typerend voor woonagglomeraties op het middeleeuwse plat-teland is bijvoorbeeld dat enkel voor het muurwerk van een van de of van het hoofdgebouw(en) – in het geval van Walraversijde is dit de kapel – van kalkmortel gebruik gemaakt werd325. In Walraversijde is aan de hand van enkele weliswaar niet in situ aangetroff en stukken natuursteen toch het gebruik van natuur-steen – op het gebruik van keien voor plaveisels rond de wonin-gen na – enkel vastgesteld bij de kapel.

Dit onderzoek toonde ook aan dat het bodemarchief op het perceel van de kapel nog zeer goed bewaard is en bij verder onderzoek ongetwijfeld heel wat bijkomende informatie kan ver-schaff en over de kapel van Walraversijde en de evolutie ervan. In 2003 werden op een aangrenzend perceel drie graven onder-zocht. Meteen werd gedacht aan een eventuele begraafplaats rond de kapel. Via 14C-onderzoek is echter aangetoond dat de in de graven aangetroff en skeletten niets te maken hebben met een eventuele middeleeuwse begraafplaats rond deze kapel maar

wellicht te koppelen zijn aan het beleg van Oostende uit het begin van de 17de eeuw (cf. hoofdstuk 5.3.). Hierna volgt nog de beschrijving van de tonwaterput spoornr. 681.

4.2.1 Tonwaterput spoornr. 681

De tonwaterput lijkt min of meer centraal in een construc-tiekuil gezet waarvan de omtrek niet helemaal duidelijk kon worden bepaald. De bodem van de waterput bevindt zich op 1,84 m T.A.W. Enkel het hout van de onderste ton (1770.1) is bewaard. Twee onderzochte wissen zijn in es326. De jongste jaarring is van het jaar 1425 en de vellingsdatum van de boom kan tussen 1429 en 1439 worden gesitueerd. Deze tonwaterput dankt zijn belang o.a. aan zijn specifi eke ligging, nl. vermoedelijk binnen de kapel van Walraversijde. In dit opzicht is de vellingsdatum van de boom bijzonder interessant (cf. supra).

De opvulling van de tonschacht bestaat helemaal onderaan uit zwarte, zandige klei (fi g. 89 e) die heel wat kikker- of padden-resten bevat. Hierboven bevindt zich een 5 tot 10 cm dikke laag organisch materiaal (mest of veen?) (fi g. 89 d). De bovenste opvulling van de tonschacht is grijs en zandig en bevat naast kalkmortel en glas, ook heel wat dakpanfragmenten (fi g. 89 b en c). Daarnaast is in de tonwaterputvulling ook een kopspeld327 in een koperlegering aangetroff en. Dit is de enige tot nu in Raversijde bestudeerde laatmiddeleeuwse context waarin heel wat fragmenten van dakpannen zijn aangetroff en. Het kapel-gebouw was dus ongetwijfeld in een bepaalde periode bedekt met dakpannen. Uit de geschreven bronnen weten dat de kapel ook ooit gedeeltelijk met leien was gedekt328.

Fig. 91 Randfragment van

een kan in Spaanse majolica afk omstig van het perceel met de kapel (rechts op de foto) en randfragment van een gelijkaardige kan afk omstig van het strand van Raversijde (links op de foto).

Rim of a Spanish majolica jug fr om the chapel plot (right) and similar fr agment fr om the beach of Raversijde (left ).

324 Pieters & Verhaeghe 2009.

325 Pesez 1998b, 95.

326 De Groote 1999, 49-50.

327 Afmetingen van de kopspeld: lengte: 36 mm en

diameter van het kopje: 2,8 mm.

De dijk, het summiere op zee gerichte wegennet en de kapel vormen samen met het hierboven besproken agrarisch landschap met littekens van veenwinning (3.8.) het kader voor de inplan-ting van de woningen van de vissersnederzetinplan-ting die hierna één voor één in detail worden bekeken.

4.3 De laatmiddeleeuwse woningen met de