• No results found

Uitwerkingen focusgroepsessie

Conclusie 1: Er is in Noord-Nederland geen eenduidige gemeenschappelijke ambitie op het thema energie.

Er is in bepaalde mate wel sprake van een gemeenschappelijk doel. Het door Energy Valley ontwikkelde vizier dient als basis voor de noordelijke energieambitie, maar is nog wel vaag gedefinieerd. Wanneer de vraag “wat is de noordelijke energieambitie?” gesteld wordt, kunnen de antwoorden behoorlijk uiteenlopen, afhankelijk van de persoon aan wie de vraag gesteld wordt. Daarnaast is het abstractieniveau van invloed op het verschil in ambitie, bijvoorbeeld op gemeentelijk of provinciaal niveau. Bovendien is het af te vragen in hoeverre het problematisch is dat er niet overal exact dezelfde gemeenschappelijke ambitie leidend is. In een complexe context is het van belang om ruimte te geven aan verschillende ambities

Moving targets

Op verschillende momenten kunnen er verschillende ambities zijn. Van belang is om te erkennen dat er sprake is van ‘moving targets’. Dit betekent dat er op verschillende tijdstippen en verschillende plaatsen ambities kunnen zijn door partijen die wisselen van samenstelling. Een voorbeeld hiervan zijn de collegeprogramma’s van de provincies. Per collegetermijn bestaat een helder document met doelen en ambities. Na politieke verkiezingen kan dit behoorlijk veranderen, waardoor onduidelijkheid bestaat over de ambities en de koers op de lange termijn.

Bedrijfsleven

In het bedrijfsleven bestaan ook ambities op het gebied van energie, maar over het algemeen op een heel ander niveau. Een energiebedrijf heeft bijvoorbeeld de ambitie om zoveel mogelijk energie te verkopen en er kunnen andere bedrijven zijn die de ambitie hebben om zo weinig mogelijk energie te gebruiken en zoveel mogelijk te besparen. Dit zou naar een hoger niveau getrokken kunnen worden om het aan te laten sluiten bij meer abstractere doelen.

Bandbreedte

Er bestaan dus verschillende doelen en ambities. Dit is niet erg, zolang deze doelen en ambities binnen een bepaalde bandbreedte liggen. Het is belangrijk dat er enige samenhang tussen deze doelen en ambities bestaat. De vraag is dan of deze bandbreedte van doelen in een programma te gieten is.

Beleidsontwikkeling en uitvoering

In beleidsontwikkeling probeert de overheid proactief te zijn, maar eigenlijk loopt zij per definitie achter de feiten aan. De overheid reageert met beleid op een sociale, economische of natuurlijke ontwikkeling. Beleid maken is dus per definitie reactief, en daar kan dan vervolgens op geprogrammeerd worden. De uitvoering dient neergelegd te worden bij het bedrijfsleven omdat het bedrijfsleven per definitie beter is in de uitvoering dan de overheid.

Energyport

Bij de profilering van Energyport is het van belang om af te vragen wat de exacte ambitie is van het noordelijke energiebeleid. Is het zuiver een werkgelegenheidskwestie of is het milieu ook van belang? Het blijkt dat Energyport ‘money-driven’ is, wat betekent dat de keuze voor energie als sector hoofdzakelijk gebaseerd is op economische redenen en dat het primaat niet ligt op idealen om een verduurzaming te laten plaatsvinden.

De conclusie n.a.v. de eerste stelling is dat er niet één gemeenschappelijke ambitie is, maar dat er een bandbreedte bestaat waarbinnen ruimte is voor verschillende doelen. Een programma moet erop ingericht zijn om slimme combinaties te zoeken tussen die doelen en slimme combinaties in de uitvoering te zoeken, zodat een situatie gecreëerd wordt waar synergie kan ontstaan. Als metafoor kan het weefgetouw gebruikt worden. Dat bestaat uit een raamwerk van standaard verticale lange ‘grijze’ draden, waarbij het motief de kleur bepaalt. Dat motief kan bijvoorbeeld een groene kleur hebben.

Conclusie 2: Er is geen sprake van eenduidige sturing op het behalen van energiedoelstellingen van Noord-Nederland.

Het triple helix principe is bepalend voor de aanpak. Aan de hand van de aanpak vindt sturing plaats. Het gaat om de keuze van de aanpak, daar hangt de sturing vanaf. Wat in Noord-Nederland een invloed geweest is op de sturing zijn de onderlinge belangen van overheden. Er werd bijvoorbeeld door de provincies gestuurd op hoe er zoveel mogelijk binnengehaald kan worden voor de eigen provincie. Dit leidt niet tot een optimale situatie voor Noord-Nederland. Er kan beter gestuurd worden vanuit de inhoudelijke samenhang. Inhoudelijke samenhang

In 2007 is er met het energieakkoord een samenwerking ontstaan waar noordelijke overheden zich aan committeerden. Dit energieakkoord is opgevolgd door de Green Deals, waardoor weer een soort verdeelstructuur is ontstaan. Om tot een inhoudelijke samenhang te komen is door Energy Valley een vizier ontwikkeld met vier nog vaag gedefinieerde topthema’s. Dit vizier is in gezamenlijkheid vastgesteld en vormt nu belangrijke inhoudelijke input voor noordelijke energieprogramma’s.

Identiteit

Wat van belang is om te erkennen bij sturing van energiedoelen is dat er sprake is van verschillende identiteit in de noordelijke provincies, dat kan leiden tot verschillende uitkomsten. Groningen richt zich bijvoorbeeld meer op de grootschalige projecten, Fryslân op bottom-up ontwikkelingen en Drenthe op ondernemerschap en robuuste projecten. Er is sprake van een zogenaamd ‘toernooiveld’ waar verschillende wedstrijden worden gespeeld in plaats van één speelveld. In deze situatie is het van belang om te bepalen waar overeenstemming over bestaat. Wanneer Noord-Nederland in Europees perspectief geplaatst wordt, dan is het van belang dat de regio eensgezindheid naar buiten toe uitdraagt, om op de kaart te komen. Echter is er wel een ‘Desmond Tutu’ nodig om de verschillende identiteiten en speelvelden samen te brengen. Vandaar het belang om in een bepaalde bandbreedte te denken.

Programmatische sturing

Voor sturing van energiedoelstellingen is het van belang om eenduidige definities te bepalen. Diversiteit zou als vertrekpunt genomen kunnen worden voor een programma. Van belang is vervolgens hoe het vizier ingekleurd wordt. Wat zijn de sterke punten en kwaliteiten? Dat zijn de hoofdpunten voor programmamanagement.

Conclusie 3: Het bedrijfsleven is onvoldoende betrokken bij de totstandkoming van energiedoelen en -resultaten in Noord-Nederland.

Als voorbeeld van een betrokken bedrijfsleven wordt de oprichting van Eemsdelta Green genoemd. Dit initiatief is in 2005 met overheidssteun ontstaan met als doel om de dialoog tussen verschillende stakeholders in de Eemsdelta te borgen en om een platform voor groene projecten te bieden. In de ontwikkeling van het initiatief kwamen vele ideeën los en Eemsdelta Green werd als nuttig initiatief beschouwd. In 2010 liep de financiering vanuit de overheid af. Vervolgens is het bedrijfsleven Eemsdelta Green zelf verder gaan ontwikkelen met eigen financiering, waardoor de betrokkenheid sterk toenam. Dit voorbeeld illustreert goed hoe een terugtrekkende overheid leidt tot een toename in de betrokkenheid van bedrijven. “Het commitment ontstaat pas op als de overheid zich terugtrekt”.

Het MKB

Bij noordelijke visieontwikkeling zijn voornamelijk het grote energiebedrijfsleven en de koepelorganisaties betrokken. Het MKB is veel minder betrokken en dat is jammer, want kleinere en jongere bedrijven zijn over het algemeen innovatiever dan grote, gevestigde bedrijven die vaak conservatiever van aard zijn. Bovendien wordt het MKB gezien als de motor van de economie in Noord-Nederland. In Duitsland is dat juist andersom. Daar speelt het MKB een grote rol in de ‘Energiewende’, wat in de focusgroep als succesfactor genoemd wordt.

Evolutie of transitie

Ook is het belangrijk hoe ontwikkeling benoemd wordt: evolutie of transitie. Evolutie betekent voor “de grote fossiele jongens” het einde, dus spreekt men liever van transitie. De gevestigde partijen hebben een belang bij de huidige situatie. Er zou gesteld kunnen worden dat er een verband bestaat tussen “hoe langer partijen meedraaien, hoe conservatiever ze worden”.

Reactief of proactief

Bij het streven naar betrokkenheid van partijen in de ontwikkeling van Noord-Nederland als energieregio, moet gewenst gedrag uitgelokt worden bij reactieve partijen. Bedrijven gebruiken over het algemeen het vigerende overheidsbeleid als kader om in te opereren. In een ideale situatie is de markt proactief in het ontwikkelen van innovatieve ideeën die als basis voor ontwikkeling genomen kunnen worden. Wellicht is de markt nu nog niet voldoende ontwikkeld. Tijdens de focusgroepsessie wordt het vormen van gelegenheidscoalities genoemd als goede samenwerkingsmethode in de huidige constellatie. Één spreekbuis

Tot slot wordt tijdens de focusgroepsessie benoemd dat het wenselijk zou zijn dat het energiegerelateerde bedrijfsleven met een centrale spreekbuis naar voren te komen. Die is nu versnipperd. Zo zijn er de NOM, het VNO-NCW, MKB Noord, Energy Valley, enzovoorts. Conclusie 5: De energiekennis in Noord-Nederland is momenteel te versnipperd.

Aan de aanwezigheid van kennis ontbreekt het niet en versnippering van kennis hoeft niet per definitie een probleem te zijn. Waar in Noord-Nederland aan gewerkt moet worden, is de slechte afstemming van kennis. Hiervoor bestaat nog onvoldoende platform. Daarnaast is de versnippering van kennisinstellingen een probleem.

Uitdagingen

Het bedrijfsleven moet de betrokkenheid in het onderwijs vergroten. Daarnaast moet de vraag naar kennis veel beter worden afgestemd op het aanbod van kennis. Energiekennis is erg snel aan veroudering onderhevig, waadoor een continue ontwikkeling van kennis en opleiding van mensen hard nodig is. Om deze uitdagingen aan te gaan, bestaat de behoefte aan een onafhankelijk platform. De Energy Academy Europe kan hierin een stevige rol spelen, met als doel om kennis te borgen. Een dergelijk platform zou gestuurd moeten worden door een onafhankelijke partij, maar onduidelijk is wie die partij zou moeten of kunnen zijn. Vooralsnog is de Energy Academy Europe een ‘Gronings feestje’ en moet er in de praktijk nog veel gebeuren. De afstemming met Energy Colleges (MBO) verdient nog veel aandacht.

Het is erg belangrijk om een kennisintensieve economie op te bouwen. De valorisatie leidt tot goed opgeleide mensen, bedrijvigheid en een betere regio. De valorisatie is tevens zeer van belang, omdat er momenteel nog onvoldoende mensen zijn om het concept Energyport handen en voeten te geven. Het is een Human Resources vraagstuk: er zijn simpelweg nog onvoldoende goed opgeleide en getrainde mensen met energiekennis.

Regionale ontwikkeling

Wanneer de energiekennis goed geborgd is, bijvoorbeeld door de Energy Academy Europe, leidt dat tot een innovatief klimaat. Er ontstaat dan een effect dat vergeleken kan worden met de spreekwoordelijke ‘hofvijver van Darwin’: er kruipt af en toe een kikker uit de vijver die een goed idee heeft ontwikkeld, waarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de regionale ontwikkeling. Als er eenmaal veel goed opgeleide mensen zijn, dan ontstaat de benodigde bedrijvigheid om de energieregio naar een hoger plan te trekken. Er moet een sneeuwbaleffect ontstaan, waardoor men op een gegeven moment in Abu Dhabi weet dat als ‘je iets met energie wilt’, je in Noord-Nederland moet zijn.

Tevens wordt er tijdens de focusgroepsessie geconstateerd dat het bij overheidspartijen in consortia aan kennis ontbreekt. Die kennis wordt in samenwerking voornamelijk door externe partijen aangeleverd, waardoor een onbalans ontstaat.

Conclusie 6: Er is teveel onduidelijkheid over het concept Energyport.

Het concept Energyport kan beschouwd worden als een ‘Haagse kreet’, De keuze voor de naam Energyport hangt samen met de volgende verschillende redenen:

- Geld: Aanspraak maken op infrastructuurfonds

- Imago: Noord-Nederland als energieregio op de mental map krijgen

- Branding: Naar buiten toe uitstralen dat je energieregio bent en dat kennisinstellingen en bedrijven Noord-Nederland kennen als energieregio. Daarmee is Energyport een concept dat een bijdrage kan leveren aan de positionering van Noord-Nederland als energieregio. De discussie over de geografische afbakening in het licht van Energyport is minder relevant. Het is belangrijk dat er niet in grenzen gedacht moet worden, maar vanuit de inhoudelijke samenhang.

Doorkijkje 1: Energy Valley is de aangewezen organisatie om noordelijke energieambities uit te voeren en dé aangewezen programmaorganisatie.

In de piramide zit Energy Valley in de top van de driehoek en bewaken ze het inhoudelijke vizier. Het is de aangewezen organisatie die ambities kan kristalliseren, doelen kan verbinden en is daarmee een belangrijke schakel in de ontwikkeling en realisatie van noordelijke energieambities. Daarmee kan in de titel van deze stelling ‘uit te voeren’ beter vervangen worden ‘samen te brengen’. De kracht van Energy Valley is dat het een organisatie is die redelijk vrijelijk kan opereren, zonder te direct te verzanden in de complexe bestuurlijke context. Het ontwikkelen van werkgelegenheid in de energiesector is het voornaamste doel. Echter, door grote betrokkenheid van de gevestigde energiebedrijven en door onvoldoende profilering op het gebied van duurzaamheid, staat de stichting nu wel bekend bij een aantal organisaties als ‘fossiele club’.

Om beter aan te sluiten bij de noordelijke energiecontext zou Energy Valley geregionaliseerd moeten worden en zich moeten toespitsen op conceptontwikkeling. Per

provincie bestaan er verschillen in behoefte, waar Energy Valley beter op in zou kunnen spelen. Energy Valley heeft goede potentie om het verbindende element in de noordelijke energieambities te spelen. Echter moet ervoor gewaakt worden dat Energy Valley niet als ‘overtollige’ bureaucratische laag gaat fungeren. Als Energy Valley niet meer in staat is om meer de doelen te realiseren of wanneer de doelen al gerealiseerd zijn, moet je ook kunnen zeggen: ‘we stoppen ermee.’

Doorkijkje 3: Het is tijd voor een Noord-Nederlandse industriepolitiek.

Het is voordelig om te kiezen voor sectoren waar je goed in bent of in wilt zijn. Echter kan dat het ook voor kwetsbaarheid zorgen. Noord-Nederland is bij uitstek geschikt als regio om innovatieve experimenten uit te voeren, bijvoorbeeld salderingsinnovatie.

Het is belangrijk om de sleutelfactoren goed in beeld te hebben en daar moet de overheid gericht op sturen. Daarbij zijn belastingen en subsidies de voornaamste sturingselementen. Een nieuwe vorm van overheidsondersteuning is het revolverende fonds. Het zorgt voor een grotere betrokkenheid van het bedrijfsleven en de overheid wordt een risicodragende partner in uitvoering.

Doorkijkje 4: Programmamanagement is de sleutel tot het sleutel succes van onze energieambitie.

Over deze stelling zijn de deelnemers aan de focusgroepsessie het niet helemaal eens. De politiek, bestuurders en het betrokken bedrijfsleven moeten beginnen met het oprichten van programma’s. Er moeten investeringen tot stand komen. De programma’s kunnen daar als verbindende schakel onder hangen in de stap naar uitvoering. De belangrijkste rol van de overheid is om de ‘grassroots’ in de gaten te houden en te zorgen dat burgers betrokken blijven.