• No results found

Verschillen tussen jong en oud,

In document Trends in Nederland 2017 (pagina 111-120)

110 Trends in Nederland 2017

Flexwerker, wie is het?

Flexwerknemers hebben een contract voor een bepaalde tijd of werken niet altijd een vast aantal uren. Er kunnen zeven groepen worden onderscheiden: werknemers met een tijdelijk dienstverband met uitzicht op een vast dienst- verband én vaste uren; werknemers met een tijdelijk dienstverband van 1 jaar of langer én vaste uren; werknemers met een tijdelijk dienstverband korter dan 1 jaar én vaste uren; oproep/-invalkrachten; uitzendkrachten; werknemers met een vast dienstverband zonder vaste uren; werknemers met een tijdelijk dienstverband zonder vaste uren. Er is gekozen om vier groepen uit te lichten. Deze groepen zijn goed te onderscheiden naar leeftijd, opleiding en arbeidsduur:

1. Werknemers met een tijdelijk contract met uitzicht op vast en een vast aantal uren zijn naar verhouding vaak jong (25 tot 35 jaar) en hoogopgeleid. Zij werken het meest in voltijd.

2. Flexwerkers met een vast contract zonder vaste uren zijn even vaak vrouw als man. Bijna de helft is jonger dan 25 jaar, meer dan de helft volgt geen regulier onderwijs meer. Zij werken relatief vaak in kleine

bedrijven in de handel en de horeca. Bijna 54 procent van hen werkt minder dan 20 uur per week.

3. Onder uitzendkrachten is het aandeel mannen (62 procent) en het aandeel werknemers met een westerse en niet- westerse achtergrond (31 procent) relatief hoog. Ze zijn vaak van middelbare leeftijd en de helft is middelbaar opgeleid. Ruim de helft heeft een voltijdbaan en 63 procent werkt bij een groot bedrijf, dikwijls in de industrie en in de bouw.

4. De groep oproep- en invalkrachten bestaat voor 67 procent uit jongeren (15 tot 25 jaar). Zes op de tien zitten op school of studeren. Meer dan de helft heeft een baan van minder dan 12 uur per week. Ze zijn vaker dan andere flexwerkers werkzaam in de horeca en de handel, en in de zorg.

%

3.4 Flexwerkers, opleiding, 2016

Laag Middelbaar Hoog Onbekend 0 20 40 60 80 100 Werknemer tijdelijk,

uitzicht op vast invalkrachtOproep-/ Uitzendkracht Werknemer vast, geen vaste uren

1 000 euro (persoonlijk primair inkomen)

3.5 Flexwerkers, gemiddeld inkomen, 2015

0 10 20 30 40 Werknemer tijdelijk,

uitzicht op vast invalkrachtOproep-/ Uitzendkracht Werknemer vast,geen vaste uren

Bruto inkomen veel lager dan bij vaste werknemers

Werknemers met een tijdelijk contract die uitzicht hebben op een vast contract verdienen van alle flexwerkers het meest. Het bruto inkomen uit arbeid is 35,8 duizend euro per jaar (2015). Dit inkomen ligt bijna 30 procent onder het inkomen van werknemers met een vaste arbeids- relatie (50,8 duizend euro). Naar de hoogte van het inkomen volgen daarna de uitzendkrachten (24,1 duizend euro) en de werknemers met een vast contract zonder vaste uren (23,4 duizend euro). Oproepkrachten verdienen veruit het minst, 9,3 duizend euro per jaar.

Leeftijd, opleiding, anciënniteit, bedrijfstak; het zijn allemaal factoren die, mede, de hoogte van het inkomen bepalen. Uiteraard is er een relatie met arbeidsduur: hoe langer de werkweek, hoe hoger doorgaans het inkomen. Van de voltijders onder de flexwerkers, hebben vaste werk nemers zonder vaste uren met 64,1 duizend euro het hoogste inkomen, maar de verschillen in inko- men met de andere typen contract zijn dan veel minder groot. Het lage inkomen van oproep- krachten hangt bijvoorbeeld samen met al deze factoren: zij zijn vaak jong (de helft is scholier of

112 Trends in Nederland 2017

student), ze werken voornamelijk in deeltijd- banen van minder dan 20 uur per week, en zij werken vaak in de horeca en de detailhandel, bedrijfstakken waar relatief weinig wordt verdiend. De flexwerkers die het meest verdie- nen, werken vooral voltijds. Ook zijn ze gemid- deld wat ouder dan de meeste andere typen flexwerker.

De factoren die, mede, de hoogte van het jaarinkomen bepalen, zijn hiermee overigens nog niet alle genoemd. Inkomens verschillen immers ook naar beroep en niet alle flex- werkers hebben het hele jaar werk.

Weinig oproep- en invalkrachten economisch zelfstandig

Doordat flexwerkers (veel) lagere inkomens hebben dan vaste werknemers, zijn zij veel minder vaak economisch zelfstandig. Van de oproep- en invalkrachten lukt het niet meer dan 20 procent om financieel op eigen benen te staan. Onder hen zijn veel jongeren die nog op school zitten of studeren. Maar zonder deze onderwijsvolgers is nog altijd maar 35 procent van de oproep- en invalkrachten financieel zelfstandig.

Tijdelijke kracht zonder vaste uren veel risico op armoede

Iemands welvaart hangt doorgaans niet alleen af van het eigen inkomen, maar ook van dat van een eventuele partner of gezinslid. Maar  ook met een tweede inkomen erbij blijven flexwer- kers kwetsbaar voor armoede. Ruim 6 procent van de flexwerkers maakte deel uit van een huishouden met een laag inkomen, tegen 2 procent van de vaste werknemers. Anders gezegd, van alle werknemers die leefden van een inkomen onder de lage- inkomensgrens bestond ongeveer de helft uit flexwerkers.

Cijfers

Arbeid

In 2016 telde Nederland 10 miljoen banen. Hiervan waren er 7,9 miljoen in handen van werknemers en 2,1 miljoen voor zelfstandigen. In vergelijking met 1970 is het aantal banen met 68 procent toegenomen. Het aandeel zelfstandigen is sinds 2003 opgelopen van 18 procent naar 21 procent. In de jaren tachtig was het aandeel zelfstandigenbanen nog hoger, namelijk 23 procent.

Het openbaar bestuur, de zorg en het onderwijs zorgen samen voor veel werkgelegenheid. Ruim een kwart van alle banen is bij een van deze sectoren. Ook in de handel, vervoer en horeca en in de zakelijke dienstverlening is het aantal banen hoog. De meeste zelfstandigen werken in de zakelijke dienstverlening. Het  percentage zelfstandigen is daarentegen het hoogst in de landbouw en visserij. In deze bedrijfstak zijn zes op de tien banen voor zelfstandigen. x mln 3.6 Banen Werknemers Zelfstandigen 0 2 4 6 8 10 12 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2016

3.7 Banen naar bedrijfstak, 2016

Werknemers Zelfstandigen

x 1 000 0 1 000 2 000 3 000 Openbaar bestuur, onderwijs, zorg

Handel, vervoer, horeca Zakelijke dienstverlening Industrie en energie Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige diensten Informatie en communicatie Landbouw en visserij Financiële dienstverlening Verhuur/handel onroerend goed

114 Trends in Nederland 2017

x 1 000

3.9 Werkzame deel van bevolking, 2016

Werkzaam >= 12 uur per week Werkzaam < 12 uur per week

Niet werkzaam 0 100 200 300 0 jr 10 jr 20 jr 30 jr 40 jr 50 jr 60 jr 70 jr 80 jr 90 jr x mln

3.8 Banen van werknemers

1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2016 Mannen Vrouwen 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 In 2016 is bijna de helft van alle werknemers-

banen in handen van vrouwen. In 1970 lag dat aandeel op 27 procent. Sindsdien is het aantal werknemersbanen voor vrouwen verdrie- dubbeld, terwijl het aantal banen voor mannen met 22 procent toenam. Van de werknemers- banen die door vrouwen worden vervuld, is ruim drie kwart een deeltijdbaan. Het aandeel deeltijdbanen van mannen blijft hier sterk bij achter, maar is met 33 procent toch aanzienlijk. In 2016 is 66 procent van de Nederlandse bevol- king van 15 tot 75 jaar werkzaam. Van hen werken 9 op de 10 personen 12 uur of meer per week. Werkende jongeren (van 15 tot en met 18 jaar) hebben meestal een kleine baan van minder dan 12 uur per week. Boven de 60 jaar neemt de werkzaamheid sterk af.

3.10 Werkloosheid, 2016 % van beroepsbevolking 0 2 4 6 8 10 12 Totaal 15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar x 1 000

3.11 Werklozen naar duur werkloosheid

Kortdurig werkloos Langdurig werkloos Onbekend 0 100 200 300 400 500 600 700 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

In 2016 is 6 procent van de Nederlandse beroepsbevolking werkloos. Zij hebben geen werk maar zijn wel op zoek naar werk en beschikbaar voor werk. Het hoogst is de werkloosheid onder jongeren van 15 tot 25 jaar: bijna 11 procent van deze jongeren is werkloos. De werkloosheid is ook relatief hoog onder ouderen van 55 tot 65 jaar: van hen is ruim 7 procent werkloos.

Het aantal werklozen was in 2016 ruim ander- half keer zo groot als in 2008, namelijk 538 dui- zend. Vooral de langdurige werkloosheid (een jaar of langer) nam sterk toe. Het aantal werklozen neemt af sinds 2014. Hoewel het aantal langdurig werklozen het laatste jaar afnam met 43 duizend personen, was deze groep werklozen in 2016 nog ruim twee keer zo groot als in 2008 (216 duizend tegen 95 duizend).

116 Trends in Nederland 2017

Halverwege 2008 waren het aantal vacatures en het aantal werklozen bijna met elkaar in evenwicht: er was sprake van een gespannen arbeidsmarkt. Door de financiële crisis daalde het aantal vacatures daarna snel, terwijl het aantal werklozen opliep. Eind 2013 waren er uiteindelijk ruim zevenmaal zoveel werklozen als vacatures. Sindsdien daalt de verhouding werklozen/vacatures weer. Eind 2016 waren er gemiddeld 2,9 werklozen per openstaande vacature.

In het 4e kwartaal van 2013 lag het aantal openstaande vacatures laag, sindsdien neemt het aantal openstaande vacatures toe. In Noord- en Zuid-Holland zijn de meeste open- staande vacatures: 33 duizend. De minste vacatures zijn er in Zeeland. Ten opzichte van 2013 is de relatieve stijging het grootst in Overijssel (+87 procent) en het laagst in Drenthe (+68 procent). Gerelateerd aan de beroeps- bevolking zijn, zowel in 2013 als in 2016, de meeste openstaande vacatures in Utrecht en de minste in Friesland.

x 1 000

3.12 Vacatures en werklozen

2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016

Werkloze beroepsbevolking Vacatures 0 100 200 300 400 500 600 700

Zowel in 2015 als in 2016 stegen de cao-lonen harder dan de consumentenprijzen. In de vier jaren daarvoor bleef door de economische crisis de loonstijging juist achter bij de ontwikkeling van de consumentenprijzen. De loonstijging kwam in 2016 uit op 1,8 procent. In de afgelo- pen dertig jaar lag de cao-loonstijging alleen in 1987 en 2009 zo ver boven de ontwikkeling van consumentenprijzen als in 2016. 3.13 Openstaande vacatures 2013 4e kwartaal 2016 4e kwartaal* x 1 000 Zuid-Holland Noord-Holland Noord-Brabant Gelderland Utrecht Overijssel Limburg Groningen Friesland Drenthe Flevoland Zeeland 0 10 20 30 40 3.14 Ontwikkeling cao-loon en consumentenprijzen

%-mutatie t.o.v. een jaar eerder

Cao-loon per uur, incl. bijzondere beloningen Consumentenprijzen 2011 2012 2013 2014 2015 2016 0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0

118 Trends in Nederland 2017

In document Trends in Nederland 2017 (pagina 111-120)