Wij blijven allen gerust zitten, de Bolle, Bolleman, mevrouw Bolleman,
Goolgraag... en o de telefoon... een antifoon gevraagd... o foon haar Heer!
Zwijgende Heer! Bommenwerperse Heer
Hahaha... ik heb mij de foon van mijn steen laten zwijgen... ik ben geheel
afoon van mijn stem geworden en het hart de pickup van de plaat uit de
wonde dit leven verzwegen om het foonzijn de a-zijn te laken... MIJ
NOOIT GENAKEN GENADE! und er tränkete sich mit Essig... en ik
drenk mij, ik verdrink mij in haar woorden ik kom in het kleed van de
ander want het ik van mij is verspoeld in de wil van het einde genaak mij
en ik ben het bloed dat voor 't laatst door haar venen vloeit ik ben het bloed
dat zal stil staan... yes I have heard the key turning in the door... and the
postman...de mortemetalis rings only twice at the door of the neighbour
ik ben mijn eigen nabuur... ik ben de buur in het bad en het water de A en
de B mij stroomt... o süsser Tod... wat heb ik gegeven... wat heb ik
genomen... gebundene Hände... ik zing in het bad van mijn handen... het
oor ligt mij geheel in de mond... ik hoor de klop van de harten van het
heilig niet weten... de Bolle, Bolleman, zijn vrouw Goolgraag verdwijnen...
Ze geven haar een hand... ze geven mij een hand... mijn ogen zijn de hare,
wij knikken elkaar toe... wij knikken in elkaar over...
wij hebben geen jeugd meer en groeten lachend de kinderen... ik mijn dochter
Doromethea die de scheiding nog ziet... de jaren des ondrescheids kind is het eerste
bedrog... er valt niets meer te onderscheiden... ik ga op reis naar je tante... en de
bloemen? de witte? en het kleed? Ik ga naar het kerkhof? In de nacht? In de nacht
naar het kerkhof... de doden zijn in de nacht alleen... wie bezoekt de graven bij nacht
en het wit van de bloem maakt de dood tot een liefde... o komm süsser Tod geef mij
een arm... je mag me
brengen... de deemoed zal ons liefhebben en niet vergeten... en de troost zal ons
vluchten als de raven de pest... en vervloeking zal op de namen rusten... wij zullen
onze namen verliezen om geheel naamloos weer op te staan... Kom wij gaan... wij
leggen ons geheel af van deze wereld wij doen u allen onze zacht spottende groeten...
wij plukken het zachte vluchten... Kom wij gaan... dit zacht gezicht zal gebundene
hände de weg gaan tot de tante de tanden het tandwiel het graf... wij hebben diepe
kuilen gegraven... we hebben diepe kuilen laten graven om luidkeels in te storten
met de generaties onder het zwaar van de armen... we laten de kinderen leven... we
laten iedereen leven om het recht van de dood te verkrijgen... requiescat, requiescat
in pace... het droge gras zal over ons zingen en vruchtbaar zijn... kinderen zullen
over de stenen spelen en hun vingers de wil van de daad beroeren om tot het grote
te stijgen op aarde... zij kenen het vallen niet... wij kenden het vallen niet ik en mijn
man niet... ik ga nu naar hem toe en ik zal hem nog een keer zien eten met het goud
van de tand in zijn mond en hij zal mijn kleed zien het zwart en mijn ogen zien het
droef en de bloemen zien het wit en hij zal zeggen je hield altijd zo veel van bloemen
en ik zal zien in zijn oog dat het droef is en melancholiek van het zijn niet te kunnen
en slechts het gebit te helen van anderen en mijn hand zal hij grijpen en drukken en
zeggen: zet de kraan van het gas niet open en blijf hier... als hij dat zei, als hij mij
kuste... als hij mij maar meer gekust had en al het geld verloren maar niet de kussen...
want alle liefde die slijt is de liefde niet... waarom o heer dit slijten en waarom te
leven zonder liefde en waarom moest ik de dokter... ik had nooit de dokter gehoeven...
maar hij kwam en hij zei je bent niet zo ziek als je mooi bent en niet zo zwak als je
groot bent en niet zo hard je stem als je lief bent... dat is het hof... wij hadden een
hof... je hebt een scone hof zong hij in mijn handen en zijn handen waren zacht... hij
was dokter maar boorde niet de boor in mijn tanden en grijnsde niet om de pijn van
een vrouw... ik ben helemaal niet zo flink... ik ben bang... ik ben eigenlijk zelfs bang
voor het bloed... iedere donderdagmiddag hij kwam en 't was zomer dit
jaar... dit jaar was het oorlog en zomer... en mijn zoon is niet dood gevallen en ik wil
er niet opwachten... ik wil nu gaan... en de dokter heb ik gezegd ik ga op reis... ik
moet gaan een lange reis... ik heb mijn hele leven veel gereisd en al is het ook oorlog
ik wil toch op reis... hij wou wel mee... ik zei je kunt niet mee... ik heb mijn leven
lang alleen gereisd... altijd geheel alleen... en je huwelijksreis?... mijn huwelijksreis
was het begin... nee al vroeger al dat ik alleen was... toen de huizen nog getimmerd
aan de weg stonden... de vorige oorlog heb ik ook gereisd... nog één keer met lijn
twee, nog één keer dit huis uit, nog één keer de deur achter me dicht, nog één keer
de trap af... denk om het melkflesje doromethea... morgen de melkboer betalen... de
bakker... nog één keer de voordeur dicht... nog één keer dag mevrouw Goolgraag,
dag jongen tot straks... ach had hij me maar gekust... maar niemand kuste me
eigenlijk... nietwaar? een vrouw zonder kussen is... there is walking always another
beside you... het geweten always loopt geheel van de zij af naast je en verdwijnt in
de bossen... de mensen lopen geheel langs je zij en gaan heen om te treden het licht
met de voet van het duister... dit leven is zéér donker... het leven op aarde is
verschrikkelijk somber... er is geen genade in dit leven... geloof je aan God... geloof
je aan hierna... geloof je... geloof je alleen het geloof kan je redden... maar van deze
drie is de liefde de voornaamste... er was wel een horizon en er was wel de bliksem
en er was ook de zee en het eeuwig bewegen van vijf minuten beweeg mij voorwaarts
om over de wateren te lopen... for the Spirit was upon the deep waters... in Engeland
zou ik misschien met hem kunnen trouwen... hij wilde wel met me naar engeland...
maar nu is het oorlog en over weet ik enige jaren kan hij niet wachten... hij was ook
jongen en ik een stuk verdriet maar nu tevreden zijn en een vriend mij de dood en
tevreden en glimlachend... ademhalen, zachtjes ademhalen net gewoon heel rustig
geen paniek dan mislukt het, alles dicht... ik zal alles dicht doen ook mijn ogen...
mijn ogen zullen wel lachen, ik ben toch blij dat ik ga... een reis die ik wil zingen
naar de kust van de kust de open zee en lege sterren zinken mee... klop en er
wordt opengedaan, het kon niet... we hebben veel geklopt maar de muren weken
niet... er staan hoge muren om mijn hart ik weet dat ik de deur moet zijn... een draai
en alle veld ligt open en de vergeving zal mijn deel misschien zijn... maar gij ziet
niet de beveler van leven en dood... gij ziet de dienstmaagd die de olie verspilde en
nu met gedoofde lichten de stad door rijdt de deur opent met de sleutel en de bel trekt
omdat het slot niet wil wijken... trek aan de bel van je hart... en val over de drempel...
ik zal vallen over de drempel... ik had ach had ik... hij is weg en ik alleen in dit huis...
hij heeft nooit van een ander gehouden... Bel: Praktijk!... altijd alleen maar praktijk...
de beste leermeester... VERHEFT UWE POORTEN O VORSTEN!!... de brief...
hier de brief in zijn stoel... nee op tafel... rustig... op tafel... de brief: lieve... wat ik
doe, moet ik doen. Heb geen verdriet, heb jullie geen van allen verdriet... het is een
barre tijd er gaan er zoveel... ik kan niet verder... dit is mijn laatste stap... ik heb er
niet eens zo lang over gedacht... ik doe wat ik moet... ik kon niet langer... zeg geen
woorden die niet uitgesproken kunnen worden... ik neem mee wat strikt genomen
altijd van mij zelf was en gebleven is... zorg voor de kinderen... heb nooit zorg over
mij en wat ik deed... ik sterf met een glimlach... zoals ik wil... het is niet moeilijk
want ik geloof, ik geloof in wat komt en dat het beter is... dag allemaal, dag... o ik
zal de verklaarde zijn en de spot ook nog hebben van het tandenpeukeren in
andermansgebitten... p.s. laat mijn gebit met rust want het is van mij... laat alles met
rust... baar me op en breng me weg... op het kerkhof met de bomen die altijd ruisen...
onder de heuvel en daarover vèr de zee... het ruisen en nog verder van heel ver weg
zal ik zien hoe je me wegdraagt..., je zult het lief doen en burgerlijk verzorgd door
de buren de buurt en de klanten en je zult het verdriet hebben en tóch boos zijn... je
kon je nooit beheersen... ik zal liggen ver over het water en je zien... deze bloemen
leg je op de kist... nee ik word niet verbrand... ik wilde nooit verbrand worden... ik
zal me niet meer oprichten in het vuur... alleen god zelf stookt de vuren... maar ik
lig over het water en ruis in je oren mijn stem... een zachte stem en lief en
je zult een grote verwondering voelen omdat je een Vreugde in je hart hebt en niet
weten dat ik de zaaier ben die uitgaat... en de zee ben die je omspoelt... en de wind
ben die je voortdrijft en je verdriet verdrijft en je doet werken en tóch nog boos zijn...
nee je zult nooit weten... zoals je nooit wist... je zult verder gaan en de kinderen
zullen je geld wel krijgen... laat ze trouwen... en voorzichtig zul je zijn met alles...
je bent altijd voorzichtig geweest... voorzichtig ga ik nu liggen... de deur dicht, de
ramen dicht, de deur sluit goed... de kraan open... nu ademhalen... altijd ademhalen...
'k hebt zo moeilijk met de adem zegt Goolgraag... ze was lekker dronken... wak ook
eens, lang geleden, lekker dronkken worden... geen dubbele tong nee zo is het beter...
goolgraag was geen slecht mens... de messen zo stomp en bang voor een dooie vis...
ze zal me komen kijken... en huilen... het water is niet zo diep... bij haar nooit...
doromethea wil vrijen met die jongen... absoluut eerlijke jongen... maar geen moeder...
de kinderen... mijn man ook, nu rustig... reusesierustig mij... een groot mens gaat
heen... ik was een groot mens en verdwijn groot ik heb het zelf gewild... mijn adem...
ehet stinkt... maar mijn hoofd... ik heb nog... ik zou nog wel een sigaret... nee dat
kan niet... brand... BRAND!... BRAND!!!... de deur nog weer open... de dood is
gemakkelijk, maar van het sterven zal de mens alles weten... wie zei dat ook weer...
die jongen... te oud voor zo jong... nu ben ik vijftig en driemaanden en twee dagen...
nog niet helemaal... je was van bij middernacht... wat zegt de nacht tegen kinderen
die bang in het donker... ik ben de nacht... niet de deur open... ik ben de nacht... geen
deuren open... ik ben de nacht... nooit de deur open... ik ben de deur van de nacht...
open... zou het open... ik wil het zelf... ik wil en geloof... ik geloof in mijn wil... HET
GROTE GELOOF IK IN MIJ ZELF... als ik mijn ogen dicht doe is de wereld weg...
ik wil van de wereld af... een pannekoek kind... pannekoeken... panne... altijd panne
met die auto van Karel... ongeduld... ik was ongeduld... ik zal geduldig zijn Heer!
OPEN UW POORTEN WANT IK KOM ALS EEN KIND LACHEND... ik mijn
huilen... ik lach... ik me lethe te
vissen... nou nog het bijten... het water is rustig... het ruist zacht in mijn hoofd... mijn
mond groot open... het moet wel diep in me... ik lach... ik lig te lachen... geen... het
is zwaar... het zwaard me zo van binnen... het zwaard binnen... nee dat gaat niet...
zo... altijd... anders... het is... in our empty rooms we fool... mekaar folen... dat was...
en heiligen... hieligen gingen ook zo... ze gingen over... een overstapje en een korte
rit... het duurt nooit... o god ik sta open en regen nu... de dauw valt zacht op de
kusten... de dauw kust de kusten... de geopende... de verlopene... de kus vèr te lopen...
het zwaar me... de... dit was nooit mijn keuken... gebundene hände... groot... groot
sterven... groot slemp kind... slem... slem... slam... slom... rrrrrssssstûûû... zui min
mooren... moren open de dagen... agon... g r o o t d o o d ... gras... veel gras... gee...
uizen... NEE! NEE!! NEE!!! oooo ik wil... niet... nee... ha ja... de kom mij dan maa...
je wil me haal... ik nee... NEE... No... the ladies of the corridor... vrij... gang mij de
vrij... vrij mij de dan... de da... de doo me... me doo... o... ik... rus... tig... me... zijn...
en.... de.... la--che---ne... mij... NEE!... nee toch... pijn... la---ter.... kin---de.... ren....
als.... je... jullie.... kennen.... me.... helemaal... nie---tt... NIET.... ik wu.. ze... te...
la---at---er.... ssssst.... rrrrrtttumme... pre---spre... ke... nnnn.... gul---den---s....
swel.... zwel.... KZWEL.... de.... zee.... voort.... me ken.... mij.... tis....
fur---schik---me---luk... ge... luk---îîîggg.... licht.. te.... me.... o.... te....
vrij... nog.... eeeeeeeeeee---vvvvvun.... het.... is.... me.... thea.... kaaa---chul....
daaaa.... ik.... te.... VREDE.... un.... ik.... mij---n.... ssssjuuuu.... te.... oooo.... k.... t....
da....
In document
Bert Schierbeek, Verzameld werk. Deel 2. Het boek ik. De andere namen. De derde persoon · dbnl
(pagina 112-117)