• No results found

voor veelgebruikte uitdrukkingen bij microcomputers.

Biquinaire 2-uit-7-code

5 0 4 3

112 113 branch instruction

Een instructie, die een programmasprong naar een gespecificeerd adres ende executie vandeinstructie op datadres tot gevolgheeft.Tijdensde executie van een branch instructie vervangt de processor de in­

houd van de programmateller door daarin de waarde van hetinde instructie gespecificeerdeadreste plaat­

sen. In plaats van branch wordt ook vaak de naam jump gebruikt.

breakpoint

Een plaats in een routine, gespecificeerd door een instructie, een bit van een instructie of een andere conditie. De routine kan hier worden onderbroken door een externe interventieofdoor de monitor-routi- ne.

character (teken)

Een symbool uit een verzameling van elementaire symbolen, zoals bij voorbeeld de symbolen van een toetsenbord van de schrijfmachine. De verzameling omvat meestaleendecimale cijfers 0-9, de letters A-Z, het dollarteken, leestekens en andere tekens die een computer kanlezen, opslaanofafdrukken.

clock

Een circuit dat minimaal een klokpuls afgeeft; ofwel een generator (timing device) in eensysteem dat een pulsreeksgenereert.

clock cycle

Eenenkeleklokperiode.

bit

Afkorting van binarydigit(binaircijfer). Een eenheid van informatie gelijk aan een binairebeslissing (waar ofnietwaar).

carry-flag

Een flip-flop, die de logischewaarde T krijgt indien eencarry of borrow-out van de meest significante bits ontstaat bij rekenkundige operaties.

call

Een speciaal type spronginstructie, waarbij de pro­ cessor de inhoud van de programmateller op het ogenblik vande sprong (naar een subroutine) moet onthouden. Ditmaakthetmogelijk dat de processor nabeëindiging van de laatste instructie van een aan­ geroepensubroutineverder kan gaanmet deexecutie van hethoofdprogramma.

computer

Elk apparaat, meestalelektronisch,datinformatie op kan nemen, vergelijken, optellen, aftrekken, verme­ nigvuldigen, delen, integreren, enz. en daarnahetre­

sultaatvan dezeoperaties in bruikbare vormkan af­ geven.De belangrijkste elementen van eencomputer zijn geheugen, besturing, rekenkundig orgaan en in/uitvoerorganen. Hetiseenapparaat,dat een voor­

afbeschrevenproces uit kan voeren op gegevens.

buffer

Een digitaal apparaat, dathet ene digitalecircuit van hetandere isoleert en gegevens, dieertussen worden getransporteerd, tijdelijkvast kan houden.

bus

Een pad waarover digitale informatievaneenaantal aangesloten bronnen naar een aantal aangesloten bestemmingen kan worden getransporteerd. Op een bepaald moment kan slechts één gegeven worden getransporteerd. Als dit transport plaatsvindt, mag slechts een bron ’enabled’ (werkzaam) zijn, alle an­ derebronnenmoeten ’disabled’ (nietactief)zijn.

byte

Een reeks aaneengesloten binairecijfers, diegelijkof korter is dan de woorden waarmee wordt gewerkt.

Een byte iseen groep van acht aaneengesloten bits die eengeheugenplaats vormen.

114 115

computer program

Eenreeks opeenvolgende instructies die de computer eenspecifieke taak kan laten uitvoeren.

decrement

De waarde van een binair woord verlagen. Meestal verlagen met de waarde 1.

control input

Een inputpen van een microprocessor,die hetgedrag van de processor bestuurt.

conditional

Onderhevig aanhetresultaat van een vergelijking tij­

dens een berekeningin de computer.

controller

Een instrumentdat aan dehandvaneen ingebouwd proces en afhankelijk van interne en externe condi­ ties of toestandenactiesonderneemt.

control output

Eenoutputpenvan een microprocessor die de externe apparaten, die met de microprocessor zijn verbonden, bestuurt.

databus buffer/latch

Een latch met een three-state buffer-output die het transport van informatietussendeinterne en externe databusvan een microprocessor regelt.

device code

Een binair getal dat een input-ofoutputapparaat spe­

cificeert. Dit getal wordtgedecodeerd en genereertsa­ men met de IN- en OUTputpulsen vande micropro­ cessoreendiviceselectpulse.

digitalcomputer

Eenelektronischinstrument, datinformatie kan bin­ nenhalen, kan opslaan,kan afgeven en er rekenkundi­ ge operaties op kanuitvoeren. De informatie kan een besturingsprogramma zijn maarookgegevens. Door een tweetalige (binaire) code wordtde informatie ge­ representeerd. Dat wil zeggendoormiddel van twee spanningen (hoog, respectievelijk laag voor de logi­ sche ’l’, respectievelijk ’0’).

execution

Een van de twee functionele onderdelen van een instructiecyclus.

external bus

Eenbi-directionele databus buiten de microprocessor die verbonden is met het geheugen, outputlatches van outputapparaten eninputbuffers van inputappa-raten.

data processor

Een digitaal apparaat dat databewerkt. In het alge­ meen neemt het gegevens op, bewerkt ze, analyseert zeen/of geeft ze af.De werkingen behoevennietnood­ zakelijk rekenkundig te zijn. Data processor is een meer beperkte term alscomputer.

fetch

Een van de twee functionele onderdelen van een instructieve cyclus. De operatie waarbij de waarde van de programmateller wordtgebruikt om uithet ge­ heugeneen instructie of data byte op tehalen.

field

Een groep van bits in een byteof woord, die als een en­

keleeenheidvan informatiewordtgebruikt.

flag

Een indicatie in een computer, die aangeeft dat (of hoe) een bepaalde operatie is uitgevoerd. Meestal wordt deflag door middel van een flip-flop gerepre­ senteerd, welke door de operatie die is uitgevoerd bestaat uit’set’ (’l’) of ’reset’(’0’).

116 117 hardware

De mechanische,magnetische,elektrische en elektro­

nische apparatuur waaruit een computer is opge­ bouwd.

hexadecimal code

Een getalcode met grondtal 16. Om de zestien moge­

lijke codesweer te geven worden de cijfers 0-9 en de letters A-Fgebruikt.

increment

De waarde van een binair woord verhogen. Meestal metdewaarde 1.

I/O-device

Input/outputapparaat. Een kaartlezer, magneetban-dapparaat, regeldrukker of een dergelijk apparaat, dat gegevens ontvangt vaneen computer ofer naar­

toe zendtof een achtergrondgeheugen. Ookeen digi­ taal circuit, dat gegevens ofstrobesignalen opneemt ofafgeeftaan een computer.

input/output(I/O)

Algemene naamvoorapparatuur die meteen compu­

ter communiceert endegegevens betrokken bij deze communicatie.

instruction cycle

Eenreeksmachinecycli in een microprocessor, waarin éénenkele instructie wordt uitgevoerd.

instruction decoder

Eendecoder in de processor(CPU), diede instructie-code decodeert en omzet in een serie acties, diedan door decomputer wordenuitgevoerd.

instruction register

Hetregister in deCPU, datdeinstructiecodebevat.

interfacing

Het koppelen van apparatuurenschakelingenzodat deze samen een vooraf bepaalde functie uit kunnen voeren.

interrupt

Onderbreking van de executie van een compu­ terprogramma zodanig dat deze vanafhet onderbre- kingspunt later normaal kan worden vervolgd. De bron van deinterrupt kan zowel internalsextern zijn.

label

Een of meercharacters die worden gebruikt omeen gegeven ofeen plaats vaneeninstructieof subroutine te definiëren.

internal bus

Een bi-directionele databus in eenmicroprocessor die is verbonden met de accumulator, instructieregister, general purpose register, tijdelijke register en de ALU.

flowdiagram, flowchart

Een diagram, datal de logische stappen van eencom­ puterprogramma toont. Een programma wordt geco­

deerd ineen reeks opeenvolgende instructies, die sa­ men een logische functie uitvoeren. Dit programme­ ren gebeurt aan de hand van een schematische be­ schrijving, bijvoorbeeld een flowchart.

instruction

Eenreeks characters die een operatie definieert even­

tueel meteenofmeeradressen.Eencomputerkande­ ze operaties op gegeven grootheden uitvoeren. Een instructieis de kleinsteoperatie die de programmeur in een computer uit kan laten voeren.

jump

Veroorzakendatdevolgende instructie, die wordt uit­ gevoerd, gehaald wordt op een plaats die specifiek in deinstructie wordt opgegeven, dus een afwijking van denormaleinstructiesequentie in eencomputer.

118 119 largescale integration(LSI)

Een monolithische digitale integratietechniek waar­

meehonderdenpoortenofequivalentecircuits op een chip kunnen wordensamengebracht.

mask

Een logische techniek, waarbij bepaalde bits ineen woord worden gemaskeerd.

latch

Een eenvoudig geheugenelement.

loop

Een opeenvolging van instructies die herhaald wor­ den uitgevoerd totdat een gegeven conditie veran­ dert.

machine code

Eencomputerinstructiegeschreven alseenvolgorde van nullen en enen die samen éénenkele instructie karakteriseren. Een binaire representatie van een computerinstructie.

machine cycle

Een onderdeelvan een instructiecyclus (de benodigde tijd om een totale instructie uit te voeren). Een machi-necyclus is de kleinstetijdeenheid, die noodzakelijkis om eengroepbij elkaar behorendeactiesin de execu­ tie van een instructie uittevoeren.

memorycell

Een enkele opslagplaatsvaneen geheugenwaarineen bit digitale informatie kan wordenopgeslagen.

memory data

Eengeheugenwoorddat op eenbepaalde geheugenlo-catie staat of een bij elkaar behorende groep geheu-genwoorden.

microcomputer

Een computer gebaseerd op een microprocessorchip.

mnemonic code

Een computerinstructie geschreven in een vorm die voor de programmeur gemakkelijk is te onthouden, maar die later in machine code moet wordenomgezet memory

Elkapparaatwaarinlogische enenen nullen kunnen wordenopgeslagen. Een bit of een groep van bitskan worden geadresseerd en de informatie kan worden uitgelezen.

medium-scale integration (MSI)

Geïntegreerde schakelingen die een klein logisch systeemvormen, zoals bijvoorbeeldtellers, kleine ge­ heugens, decoders, enz. Deze chips bevatten van twin­ tig tot honderd poorten per stuk.

memoryword

Eengroepbits die een geheugenlocatiebezetten. Deze groepbitswordt door de computer als een eenheid be­ schouwd: in geval van het besturingsorgaan als een instructie, ingevalvan de rekenkundige eenheidals data. Elke bit vaneenwoord is opeen afzonderlijke celopgeslagen.

microprocessor

Eenenkel geïntegreerd circuit dateengrootdeel van de kracht van een kleinecomputer bezit. Ook wel een extreem kleinedataprocessor.

mnemonic Symbol

Een symbool gekozen om het menselijk geheugen te helpen. Bij voorbeeld: MPYvoor multiply.

memory address

Eenbinair getaldat deplaatsvan eenwoordin hetge­ heugen aangeeft.Bij een geheugengroottevan 65 536 woorden bestaat het addres uit zestien bits (216=65 536).

120

octal code

Eengetalcodegebaseerd op het grondtal 8. De gebrui­ kelijkesymbolen bij deze code zijn de cijfers 0-7.

monitor

Een apparaat of programma om bepaaldesignalente testen.

operand

De grootheiddiewordt bewerkt doordecomputer.

operation

Een gespecificeerdeactie die decomputer uitvoert als ditdoor een instructiewordt aangegeven.

polling

Periodiek ondervragen van de randapparaten, die met een communicatielijnzijn verbonden om zote be­

palenwelk apparaat service verlangt. De multiplexer ofwel hetcommunicatiestation zendteen boodschap naar telkens een ander randapparaat, waarin wordt gevraagd of hetapparaatiets tezendenheeft.

parity

Een methode omde correctheid van binaire getallen te controleren. Als een even pariteitwordt gebruikt, moet de som van het aantal enen van het binairegetal samen met de pariteitsbit altijd even zijn. Als een oneven pariteit wordt gebruikt, moet deze somone­

ven zijn. De pariteitsbit wordt aan de digitale code toegevoegd.

period

De tijd benodigd vooreen cyclus van regelmatig el­ kaaropvolgendegebeurtenissen.

priority

De toestand waarbij randapparaten zijn geordend naarbelangrijkheid zodat het eneapparaat voorrang krijgt boveneen ander.

program counter

Een register dat het geheugenadres van de volgende instructie,diein hetcomputerprogramma moet wor­

den uitgevoerd,bevat.

programmablereadonly (POM)

Een readonly (alleenuitleesbaar) geheugen, datmet vaste informatie kan worden gevuld. Field program­ mable ofwel programmeerbaar door de gebruiker, doch slechts één keer.

pulser

Een logische schakeling die klokpulsenafgeeft.

push

Data in eenstackgeheugenopslaan.

readGegevensuiteengeheugenuitlezen en naareen of di­ gitaal elektronischapparaattransporteren.

read onlymemory (ROM)

Een halfgeleidergeheugen, waarvande digitale infor­ matie herhaald kan worden uitgelezen, maar het kan niet worden beschreven zoals bij een random access geheugen.

register

Een tijdelijk digitaal geheugencircuit.

pop

Datauit een stackgeheugenhalen.

OEM

Afkorting vanOriginal Equipment Manufacturer.

random access memory (RAM)

Een halfgeleidergeheugen, waarin logische nullen en enen kunnen worden geschreven (opgeslagen) en daarna weer kunnen worden uitgelezen.

122 123

state

Een enkele klokperiode.

small-scale integration(SSI)

Geïntegreerde circuits bestaande uit enkel flip-flops, poorten, enz.

rotate

Een instructie waarbij de inhoud van de accumulator bit voor bit een plaats naar links of rechts rondschuift.

routine

Een reeks instructies die samen een functioneel on­ derdeelvan een programmavormen.

signflag

Eenflip-flop, die de logische waarde ’l’ aanneemt in­ dien de meest significante bit van het resultaatvan een berekening de waarde’l’ heeft.

unconditional

Nietafhankelijk van condities die buitenhetmoment van uitgevoerde computerinstructieliggen.

status

De inhoud van hetinterne register samenmet de con-ditieflags. Deze geven tijdens de programma-executie de toestandaanwaarin een computer zich bevindt.

subroutine

Een klein subprogramma dat niet in het hoofd­

programma is opgenomen. Menkomt een subroutine binnen vanuit een hoofdprogramma via eenspeciale sprong.Hierbijworden voorzieningengenomenom na beëindiging van de subroutine de besturing aan het hoofdprogramma terugte geven.

three-state device

Eenlogischeschakeling,waarin drie logische niveaus voorkomen: (1) een logische ’O’ toestand, (2) een logi­ sche ’l’ toestand en (3) een toestandwaarbijde uit­ gangalshet ware van derest van de schakeling wordt losgekoppeld.

vectored interrupt

Een interrupt systeemwaarbij de interrupt een direc­ tesprong naar een service routine forceert door een sprongadres op te drukken.

timingloop

Eenloopomeen nauwkeurige tijdperiode te realise­ ren.

volatile memory

Een geheugen in een computer dat informatie vasthoudt en af kan geven zolang de spanningaanwe­ zig is. Dit in tegenstelling tot non-volatilememory.

word

Een aaneengeslotengroepbits die een of meer geheu- genplaatsen bezetten.

return

Een speciaal typesprong, waarbij de processordoor­ gaatmetdeexecutie van hethoofdprogrammaen wel opdeplaatsdiewerd aangegevendoor de program-mateller op het ogenblik, dat de jump naardesubrou­ tine plaats had.

software

Het totaal vanprogramma’s en routines diedemoge­ lijkheden van een computer vergroten. Bijvoorbeeld compilers,assemblers,loaders,enz.

stack

Een gebied in het geheugen waarin tijdelijk re-gisterinformatie en terugkeeradressen van subrouti-nes worden opgeslagen.

stackpointer

Een register dat de momentane plaats in de stack adresseert.

DIN 45.500 HI-FI NORMEN

124

write

Data transporteren naar het geheugen vanuit een of ander digitaal apparaat om daar enige tijd op te slaan.Synoniem met store.

Zeroflag

Een flip-flop, die delogische waarde T krijgt indien hetresultaat van een instructiedewaarde nul heeft.

De minimale voorwaarden waaraanhifi-apparatuurvol­

gens DIN 45.500 (Duitse Industrie Norm) moetvoldoen zijn omschreven in de verschillende normbladen. Deze bevatten devolgende gegevens:

Blad 1: algemeen

Blad 2: minimumeisenFM-afstemmers Blad 3: minimumeisenplatenspelers Blad 4: minimumeisen bandapparaten Blad 5: minimumeisen microfoons Blad 6: minimumeisenversterkers

Blad 7: minimumeisenluidsprekers(geluidsweergevers) Blad 8: minimumeisencombinaties

15 tot 35°C 45 tot 75%

860 tot 1060 mbar Inblad 1 wordttevens gesproken over enkele algemene voorwaarden,waarbij de genoemdeeisengelden:

Omgevingstemperatuur:

Relatieveluchtvochtigheid:

Luchtdruk:

FM-ontvangers (blad 2)

De minimum eisen voor FM-ontvangers gelden zowel voor mono als stereo apparaten. De metingen worden uitgevoerd - tenzijanders vermeld - aan de pennen 3 en 5 vande DIN-aansluiting; pen 2 ishierbij massa. Het an- tennesignaalbij dezemetingen bedraagt 1000 /zV aan240 0+ Het frequentiebereik van de afstemmer moet mini­ maalliggen tussen 40 Hz en 12500Hz ± 3 dB(tussen 50Hz en6300 Hz± 1,5 dB).

De harmonischevervormingmagniethogerzijn dan 2%

endientte worden gemeten bij een frequentie van1 kHz eneen zwaaivan 40kHz.

De stoorafstanden(signaal- en ruisafstand) worden ge­ meten met een signaal van 1 kHz en eenzwaai van40 kHz. Voor het meten van de specifieke signaal-ruis- afstand geldt een frequentiegebied tussen 40 en 15000 Hz.

word length

Het aantal aaneengesloten bits die als een eenheid worden behandeld. Hoe groter de woordlengte, hoe groter de nauwkeurigheid, hoe ingewikkelder de instructies.

126 127

Verder dient de kanaalscheiding te worden gemeten en bij stereo-ontvangers de piloottoononderdrukking (bij 19 kHz en 38 kHz).

Microfoons (blad 5)

De voor microfoons belangrijke eigenschappen volgens