• No results found

Verhuiswensen, verhuisredenen en zoekproces

In document voor ouderen in kleine dorpen (pagina 26-29)

‘Match’ tussen de huidige en de gewenste woning door ouderen in kleine kernen

De ‘match’ in kleine kernen tussen de door ouderen gewenste woning én de huidige woning wordt bepaald met behulp van de antwoorden op de vraag in het WBO: “Is de gewenste woning speciaal bestemd voor ouderen?”. We vergelijken de gewenste situatie met de ‘geschiktheid voor ouderen’ van de huidige woningen.

Ouderen boven de 65 jaar die misschien of beslist willen verhui- zen en die wonen in een niet geschikte woning, wensen in meer-derheid een woning die speciaal bestemd is voor ouderen. Bij de ouderen die nu reeds in een geschikte woning wonen, wenst men reeds vanaf 55 jaar in meerderheid een woning die speciaal bestemd is voor ouderen. Opvallend is dat ruim een derde van de ouderen in de leeftijdsgroep 55-75 jaar die wonen in een voor ouderen geschikte woning én die misschien of beslist willen ver- huizen, op zoek is naar een woning die niet specifiek voor oude-ren geschikt hoeft te zijn. Figuur 2.15 geeft het aandeel ouderen dat een voor ouderen geschikte woning wenst, uitgesplitst naar de geschiktheid van de huidige woning.

2.7 Verhuiswensen, verhuisredenen en zoekproces

In deze paragraaf wordt ingegaan op de verhuiswensen, verhuis-redenen en het zoekproces. Met enige voorzichtigheid kunnen deze gerelateerd worden aan de beschikbare woningvoorraad waardoor knelpunten inzichtelijk worden gemaakt.

Met betrekking tot verhuiswensen en verhuisredenen van oude-ren in kleine kernen zijn de volgende hypothesen opgesteld:

A “Gezonde ouderen uit kleine woonkernen wensen minder vaak te verhuizen dan gezonde ouderen in grotere woonkernen”.

B “Ouderen met motorische beperkingen uit kleine

woonkernen wensen vaker te verhuizen dan ouderen met motorische beperkingen uit grotere woonkernen“.

C “Ouderen met motorische beperkingen in kleine kernen verhuizen vaker naar een grotere woonkern dan gezonde ouderen in kleine kernen”.

55 - 64 jaar

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

65 - 74 jaar 75 jaar of ouder

Woont in een wel voor ouderen geschikte woning Woont in een niet voor ouderen geschikte woning

Figuur 2.15 Gewenste woning afgezet tegen huidige woning

Verhuiswens

De overgrote meerderheid van de ouderen wil beslist niet verhui-zen. Dit geldt voor ouderen uit zowel kleine kernen als uit grotere kernen (figuur 2.16). Er is hierbij geen duidelijk verschil tussen ouderen met motorische beperkingen en ‘gezonde’ ouderen. De hypothesen A en B worden door de data niet bevestigd.

Wel blijkt dat ouderen met motorische beperkingen vaker wen- sen te verhuizen dan gezonde ouderen, vooral als er geen huis-genoot aanwezig is zonder motorische beperkingen. Dit geldt voor zowel ouderen in kleine kernen als voor ouderen uit grotere kernen (figuur 2.17).

Belangrijkste verhuisredenen

Ouderen in kleine kernen, die aangeven binnen twee jaar te wil-len verhuizen, noemen ‘gezondheid’ of ‘behoefte aan zorg’ vaker als reden voor verhuizing dan ouderen uit grotere kernen (figuur 2.18). Dit verschil is significant. Dit gegeven geeft steun aan hypothese C dat “ouderen met gezondheidsbeperkingen in kleine kernen vaker verhuizen naar een grotere woonkern dan ouderen zonder gezondheidsbeperkingen in kleine kernen”.

Grotere kern

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Kleine kern

Respondent (motorisch beperkt) woont alleen of heeft partner met eveneens motorische beperkingen

In het huishouden is een partner zonder motorische beperkingen aanwezig Huishouden zonder motorische beperkingen

Figuur 2.17 Verhuiswens naar motorische beperkingen en woonmilieu; percentage ouderen dat beslist niet wil verhuizen

55 - 64 jaar

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

65 - 74 jaar 75 jaar of ouder

Kleine kern Grotere kern

Figuur 2.16 Verhuiswens naar woonmilieu en leeftijds­

categorie; percentage ouderen dat beslist niet wil verhuizen uitgesplitst naar leeftijd en milieu

Gezondheidszorg of behoefte aan zorg

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%

Huidige woning Woonbuurt

Grotere kernen Kleinere kernen

Figuur 2.18 Belangrijkste verhuisreden naar woonmilieu



In het WBO is aan respondenten die beslist willen verhuizen of dit overwegen de vraag voorgelegd waarom men nog geen nieuwe woning heeft gevonden. Twee categorieën redenen springen eruit:

• Geen aanbod ouderenwoningen (geldt alleen voor ouderen die specifiek een ouderenwoning zoeken).

• Te weinig activiteiten ondernomen.

De verschillen tussen kleine kernen en grotere kernen zijn betrekkelijk gering, zoals figuur 2.19 laat zien.

2.8 Conclusies

Op basis van de analyses van het WBO kan samenvattend worden gesteld dat er betrekkelijk weinig verschillen zijn in het wonen van ouderen in of buiten kleine kernen. Ouderen, gezond én motorisch beperkt, zijn in ruime meerderheid tevreden over hun huidige woning én over de woonomgeving. Wel is in kleine ker-nen de sociale betrokkenheid van ouderen bij hun omgeving iets groter dan in grotere woonkernen. Daarentegen zijn ouderen in kleine kernen iets minder tevreden dan ouderen uit grotere ker-nen over de voorzieningen in hun woonplaats. Dit feit doet echter geen afbreuk aan de positieve waardering van ouderen in kleine kernen van de woonomgeving.

De tevredenheid over woning en woonomgeving komt sterk tot uiting in het geringe aantal ouderen met verhuisplannen, in zowel kleine kernen als in grotere kernen. Ouderen die desal-niettemin zeker of misschien willen verhuizen noemen hiervoor vooral ‘gezondheid’ of ‘behoefte aan zorg‘ als reden. In kleine kernen is het aandeel ouderen dat hun gezondheid of de zorgbe-hoefte noemt als verhuisreden iets groter dan in grotere kernen.

Ouderen met motorische beperkingen uit kleine kernen wonen niet langer in een voor hen niet geschikte woning dan ouderen met motorische beperkingen uit grotere kernen.

Wat betreft de hulpverlening aan ouderen met gezondheidspro-blemen (motorische beperkingen) geldt dat ouderen in kleine kernen in ongeveer dezelfde mate formele hulp krijgen als ouderen in grotere kernen. In kleine kernen krijgen ouderen wel iets vaker informele hulp (mantelzorg) dan ouderen uit grotere kernen.

Andere reden

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%

Kwaliteit aangeboden woningen niet goed Aangeboden woningen zijn te duur Geen woning gezien in aanbod Geen aanbod ouderenwoningen Geen aanbod in plaats/

buurt waar ik woon Te weinig activiteit ondernomen

Grotere kernen Kleinere kernen

Figuur 2.19 Belangrijkste redenen waarom ouderen nog geen andere woning hebben gevonden.

3.1 Inleiding

De levensloopbenadering stelt dat het individu zelf verantwoor- delijk is voor de eigen levensloop, maar ook dat deze eigen ver-antwoordelijkheid ingebed is in ieders vermogen tot zelfsturing.

Het laatste verschilt van mens tot mens. Deze verschillen han-gen samen met de balans op levensdomeinen en het vermogen om verstoringen daarin te compenseren. Na een kenschets van de gemeenten Miden-Drenthe en de dorpen Nieuw-Balinge en Wijster beschrijven we onze bevindingen uit de casestudy waar deze betrekking hebben op de geïnterviewde ouderen in Nieuw-Balinge en Wijster. We staan stil bij de gezondheidsituatie en enkele andere algemene kenmerken van deze ouderen, hun woonsituatie en hun beleving van het dorp. Daarna besteden we aandacht aan de wijze waarop zij hun tijd besteden, hun betrok-kenheid bij en deelname aan het dorps- en verenigingsleven en de aard en betekenis van hun sociale netwerken. Vervolgens bespreken we de vormen van informele en formele hulp die zij ontvangen, evenals het gebruik van voorzieningen en de aard en mate van mobiliteit. Tot slot gaan we in op hun eventuele ver-huismotieven en woonwensen.

In het tweede deel van dit hoofdstuk staan we stil bij het aanbod aan informele en formele voorzieningen waar ouderen in Nieuw- Balinge en Wijster gebruik van (kunnen) maken. De levensloop-benadering stelt specifieke voorwaarden aan de omgeving van de oudere als het gaat om het behoud van balans op de levensdo-meinen. Een levensloopbestendige omgeving kenmerkt zich door de aanwezigheid en de kwaliteiten van basisvoorzieningen op het gebied van wonen, welzijn, zorg en vervoer. Vanuit de ouderen gezien betreft dit in de eerste plaats mantelzorgers, buurtbe- woners en buurtverenigingen, andere vormen van vrijetijdsver-enigingen en de verenigingen voor dorpsbelangen. Daarnaast gaat het om verschillende professionele organisaties die in Midden-Drenthe actief zijn op het gebied van wonen, welzijn en zorg, zoals de gemeente, woningcorporatie Woonservice Drenthe, Stichting Icare, Stichting Welzijn Ouderen Midden-Drenthe, het Samenwerkingsverband Zorgaanbod Midden-Drenthe en de Stichting Welzijn Midden-Drenthe.13

3.2 Midden­Drenthe

In document voor ouderen in kleine dorpen (pagina 26-29)