• No results found

Onderzoek de behoefte aan en benutting van klussendien

In document voor ouderen in kleine dorpen (pagina 53-57)

sten van Icare, Woonservice Drenthe en Welzijn Ouderen.

Icare en Welzijn Ouderen bieden verschillende diensten aan, zoals een klussendienst. Woonservice Drenthe overweegt de invoering van dergelijke vormen van dienstverlening.

Tegelijkertijd is er nog weinig bekend over de behoefte hieraan onder ouderen in kleine dorpen. In ieder geval wordt er nauwe-lijks gebruik gemaakt van het bestaande aanbod. De vraag rijst of dit een kwestie is van onbekendheid, kosten of dat er andere oorzaken zijn. Bij een behoefteonderzoek moet het aanbieden van diensten vanuit vrijwilligersorganisaties (aanbeveling 12) betrok-ken worden. Het onderzoek is uit te voeren in opdracht van het Dorpenoverleg Midden-Drenthe, met ondersteuning van de plat-telandsmedewerker van de Stichting Welzijn Midden-Drenthe en de inzet van genoemde organisaties.



Aangepaste woning

Een aangepaste woning is een woning waar volgens opgave van de bewoner grote of kleine aanpassingen in zijn aangebracht die de woning beter geschikt maken voor een bewoner met moto-rische beperkingen. Voorbeelden van grote aanpassingen zijn:

een hellingbaan naar de voordeur, de verbreding van deuren, het plaatsen van een traplift of een aanpassing van de keuken of badkamer. Voorbeelden van kleine aanpassingen zijn: handgre-pen, aangepaste drempels of elektronische deuropeners.

Formele zorg

Formele zorg is zorg of hulp bij motorische verzorging of huis-houdelijke activiteiten die beroepshalve wordt verleend door een professionele organisatie, zoals een thuiszorg- of particuliere zorginstelling.

Geschikte woningen (voor ouderen of voor mensen met motori­

sche beperkingen)

Sogelée en Brouwer (2003) hebben op basis van de in het WBO beschikbare data een indeling gemaakt van woningen naar hun geschiktheid voor ouderen (of voor mensen met beperkingen). De indeling is min of meer hiërarchisch, waarbij ouderenwoningen met zorg het meest toegesneden zijn en de ‘overige woningen’

het minst. De indeling is als volgt.

1. uderenwoningen met verzorgd wonen. Hiervan is sprake als een huishouden in een ouderenwoning gebruik kan maken van verpleging of verzorging in een bij de woning gelegen steun-punt, verzorgingshuis of diensten centrum.

2. Ouderenwoningen met diensten. Dit betreft ouderenwoningen waar huishoudens gebruik kunnen maken van diensten uit een verzorgingshuis, dienstencentrum of steunpunt, zoals huishoudelijke hulp en maaltijdverzorging (maar niet van verzorging of verpleging). Ook wooncomplexen met een huis-meester, receptie, recreatieruimte, kamers waar verzorging of verpleging mogelijk is of een sociaal alarm, worden hiertoe gerekend.

3. Overige ouderenwoningen. Dit zijn alle woningen die speciaal bestemd zijn voor ouderen, maar waar geen zorg- of dienst-verlening geboden wordt.

4. Woningen met ingrijpende aanpassingen, die niet tot de categorieën 1 of 3 behoren.

5. Overige nultredenwoningen: nultredenwoningen die niet tot categorie 1,2, 3 of 4 behoren.

6. Overige (niet-geschikte) woningen.

De ouderenwoningen ‘inclusief zorg’ en ‘inclusief diensten’ kun-nen alleen worden onderscheiden bij 55-plussers. Naar deze kenmerken is namelijk in WBO niet gevraagd bij jongere respon-denten.

Informele zorg

Informele zorg of mantelzorg is zorg of hulp bij motorische ver-zorging of huishoudelijke activiteiten die niet beroepshalve wordt verleend, zoals zorg door familie, vrienden, kennissen of

buren.

Intern toegankelijke woning

Woning waarvan de woonkamer, sanitair, keuken en tenminste één slaapkamer op één verdieping liggen.

Mensen met motorische beperkingen

Onder mensen met lichte, matige of ernstige beperkingen zijn diegenen begrepen die in elk geval moeite hebben met traplopen of met een half uur achtereen staan of zitten. Afhankelijk van het aantal handelingen waarmee men moeite heeft en de mate waarin men moeite heeft, is vastgesteld of het om lichte, matige of ernstige beperkingen gaat.

Nultredenwoning

Een nultredenwoning is een woning die zowel intern als extern toegankelijk is. Het betreft een woning die zonder trappenlopen van buiten te bereiken is en waarvan de woonkamer, keuken, sanitair en ten minste één slaapkamer op dezelfde etage liggen.

Ouderenwoning

Een zelfstandige woning die in WBO volgens de respondent ‘spe-ciaal bestemd’ is voor ouderen.

Sociale cohesie

In het WBO bestand zijn verschillende vragen opgenomen die gelden als een maat voor sociale cohesie. Ten behoeve van de analyses is gekozen voor de onderstaande vraagstellingen:

• Ik heb veel contact met mijn directe buren

• Ik heb veel contact met andere buurtbewoners

• Ik voel mij mede verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt

• In deze buurt gaat men op een prettige manier met elkaar om

• Ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid

• Mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks

Begrippenlijst



• Ik ben tevreden met de bevolkingssamenstelling in deze buurt

• Ik voel me (actief) betrokken bij wat er in mijn buurt gebeurt

• Zou u zich actief willen inzetten om de buurt te verbeteren?

• Deelname aan verenigingsleven

Ten behoeve van de analyses is een maat voor sociale cohesie opgesteld die aangeeft met hoeveel van de stellingen responden-ten het (helemaal) eens zijn.

Verhuiswens

Als indicator voor de wens van respondenten om te verhuizen geldt de vraag in het WBO “Wilt u binnen twee jaar gaan verhui- zen?”. De antwoordcategorieën zijn “ja, beslist”, “eventueel/mis-schien”, “zou wel willen, kan niets vinden”, “beslist niet” en “ik heb reeds andere huisvesting gevonden”.

Verhuisverwachting (moeten)

Als indicator voor de verwachting van respondenten om te moe-ten verhuizen geldt de vraag in het WBO “Denkt u binnen twee jaar te moeten verhuizen”. De antwoordcategorieën zijn “ja” en

“nee”.

Woonmilieu (typologie)

Er zijn in Nederland ongeveer 4000 4-cijferige postcodewijken.

Ongeveer de helft daarvan bevindt zich in stedelijk gebied. Om de kennis omtrent wijken en de ontwikkeling daarin te ordenen is een typologie opgesteld. De typologie is gebaseerd op een aantal dimensies, te weten: a) dichtheid, b) bereikbaarheid, c) func-tiemenging, d) kwaliteit bebouwing. De woonmilieutypologie is gemaakt op basis van objectieve gegevens (en dus niet op basis van subjectieve antwoorden van respondenten). De in dit hoofd-stuk onderscheiden woonmilieus zijn:

• Centrum-stedelijk

Omschrijving: (historische) binnensteden, City/nieuwe stedelijke centra, centra van nieuwe steden. Essentie:

centrale ligging, relatief hoge woondichtheid, functiemen-ging. Voorbeelden: Nieuwmarkt Amsterdam, Kop van Zuid Rotterdam, Almere Centrum.

• Buiten-centrum

Omschrijving: rond het centrum gelegen compact en mono-functioneel woonmilieu. Vooroorlogse etage, vooroorlogse grondgebonden, vooroorlogse herenhuizen, vooroorlogse tuindorpen, naoorlogse etage, naoorlogse grondgebon-den. Essentie: de stadswijk. Voorbeelden: Berlagebuurt

Amsterdam, Wittevrouwensingel Utrecht, Statenkwartier Den Haag, Betondorp Amsterdam, Tongelre Eindhoven.

• Groen-stedelijk

Omschrijving: monofunctioneel woonmilieu dat ruim en groen van opzet is in grotere gemeenten. De uitbreiding aan de stad, groeikernen en actuele uitleg vallen hieronder. Essentie: huis met een tuin. Voorbeelden: Rijnsweerd Utrecht, Nieuwegein, Prinsenland, Rotterdam.

• Centrum dorps

Omschrijving: historische kernen, nieuwe kernen. Essentie:

multifunctionele centra in kleinere kernen. Voorbeelden:

Muiden, Houten-Rond. Het woonmilieu ‘Centrum dorps’ is ten behoeve van de secundaire analyse op WBO 2002 gesplitst in Centrum dorps (grotere kern) (kernen met meer dan 2500 inwoners) en Centrum dorps (kleine kern) (kernen met minder dan 2500 inwoners).

• Landelijk wonen

Omschrijving: lage bebouwingsdichtheid in een overwe-gend groengebied met weinig voorzieningen. Villa wijken, wonen in het landschap, landgoederen. Essentie: Villa Verde.

Voorbeelden: Loosdrechtse plassen, Amsteldijk

Tabellen

In document voor ouderen in kleine dorpen (pagina 53-57)