• No results found

Het verhoor en de voorgeleiding van de psychisch gestoorde verdachte

1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de periode van de aanhouding van de verdachte tot en met de (eventuele) voorgeleiding bij de rechter-commissaris besproken. Hieronder vallen de eerste verhoren door opsporingsambtenaren, de inverzekeringstelling en de plaat- sing van de verdachte in een (arrestanten)cel/huis van bewaring.

De aspecten die in dit hoofdstuk besproken worden zijn de raadsman bij politiever- hoor, de auditieve of audiovisuele registratie van de verhoren, de voorgeleiding met daarbij de mogelijkheid tot opschorting van de voorlopige hechtenis en de over- plaatsing van een verdachte.

Bij de verdachte die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en daardoor kwetsbaar is, zijn verschillende punten van belang. Een belangrijk aspect is de vraag of een verdachte bij wie vermoed wordt dat deze lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens recht heeft op bijstand van een raadsman vooraf en tijdens het politieverhoor. Daarnaast dient er bij de aanvang van het verhoor besloten te worden of het verhoor auditief of audiovisueel geregistreerd zal worden. Bij de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis komen de mogelijkheden aan de orde om de voorlopige hechtenis op te schorten, de verdachte te plaatsen in een arrestantencel of huis van bewaring en de psychisch gestoorde verdachte over te plaatsen naar een zorgafdeling of zorglocatie.832 Met betrekking tot deze punten zijn verschillende Europese

waarden van belang te weten, de onverwijlde vaststelling en erkenning van de kwets- baarheid, het recht op praktische en effectieve rechtsbijstand, het recht op effectieve bescherming, het recht op effectieve participatie, het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (privacy) en het recht op medische bijstand.

De strafrechtelijke beginselen die in de vorige hoofdstukken besproken zijn, het opportuniteitsbeginsel en de proces(on)bekwaamheid van de verdachte, spelen ge- durende alle fases van het strafproces een rol. Deze worden echter in dit hoofdstuk niet opnieuw uitgebreid besproken.

Dit hoofdstuk is ingedeeld in vijf paragrafen. In elke paragraaf, behalve in paragraaf vier, worden de advocaat bij een politieverhoor, de auditieve en audiovisuele registra- tie van het verhoor en de inverzekeringstelling, voorgeleiding, mogelijke opschorting voorlopige hechtenis en overplaatsing besproken. In de tweede paragraaf wordt de

832 De aspecten die besproken worden, zoals raadsman en politieverhoor worden

besproken vanuit het oogpunt van dit onderzoek wat ziet op de psychisch gestoorde verdachte. Er zal daarom geen uitgebreide uitleg en jurisprudentie overzicht zijn met betrekking tot het Salduz-arrest.

1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de periode van de aanhouding van de verdachte tot en met de (eventuele) voorgeleiding bij de rechter-commissaris besproken. Hieronder vallen de eerste verhoren door opsporingsambtenaren, de inverzekeringstelling en de plaat- sing van de verdachte in een (arrestanten)cel/huis van bewaring.

De aspecten die in dit hoofdstuk besproken worden zijn de raadsman bij politiever- hoor, de auditieve of audiovisuele registratie van de verhoren, de voorgeleiding met daarbij de mogelijkheid tot opschorting van de voorlopige hechtenis en de over- plaatsing van een verdachte.

Bij de verdachte die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en daardoor kwetsbaar is, zijn verschillende punten van belang. Een belangrijk aspect is de vraag of een verdachte bij wie vermoed wordt dat deze lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens recht heeft op bijstand van een raadsman vooraf en tijdens het politieverhoor. Daarnaast dient er bij de aanvang van het verhoor besloten te worden of het verhoor auditief of audiovisueel geregistreerd zal worden. Bij de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis komen de mogelijkheden aan de orde om de voorlopige hechtenis op te schorten, de verdachte te plaatsen in een arrestantencel of huis van bewaring en de psychisch gestoorde verdachte over te plaatsen naar een zorgafdeling of zorglocatie.832 Met betrekking tot deze punten zijn verschillende Europese

waarden van belang te weten, de onverwijlde vaststelling en erkenning van de kwets- baarheid, het recht op praktische en effectieve rechtsbijstand, het recht op effectieve bescherming, het recht op effectieve participatie, het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (privacy) en het recht op medische bijstand.

De strafrechtelijke beginselen die in de vorige hoofdstukken besproken zijn, het opportuniteitsbeginsel en de proces(on)bekwaamheid van de verdachte, spelen ge- durende alle fases van het strafproces een rol. Deze worden echter in dit hoofdstuk niet opnieuw uitgebreid besproken.

Dit hoofdstuk is ingedeeld in vijf paragrafen. In elke paragraaf, behalve in paragraaf vier, worden de advocaat bij een politieverhoor, de auditieve en audiovisuele registra- tie van het verhoor en de inverzekeringstelling, voorgeleiding, mogelijke opschorting voorlopige hechtenis en overplaatsing besproken. In de tweede paragraaf wordt de

832 De aspecten die besproken worden, zoals raadsman en politieverhoor worden

besproken vanuit het oogpunt van dit onderzoek wat ziet op de psychisch gestoorde verdachte. Er zal daarom geen uitgebreide uitleg en jurisprudentie overzicht zijn met betrekking tot het Salduz-arrest.

regelgeving besproken, in paragraaf drie de praktijk waaronder de jurisprudentie en de resultaten van het empirisch onderzoek. In paragraaf vier worden de Europese standaarden besproken, waarna in paragraaf vijf een samenvattende analyse zal vol- gen.

2. Regelgeving

2.1 Raadsman bij politieverhoor en de kwetsbare verdachte

Een belangrijke opsporingsmethode is het verhoor van de verdachte. Bij het ver- hoor is de verdachte object van onderzoek. Het doel van de ondervraging is om meer over het begane delict te weten te komen en andere relevante aspecten voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvor- dering.833 De opsporingsambtenaren die de verdachte verhoren, geven de verdach-

te voor aanvang van het verhoor de cautie834 en leggen uit waar de verdachte van

verdacht wordt en wat zijn rechten en plichten zijn. Bij een verdachte die vermoede- lijk lijdt aan een psychische stoornis kan dit verhoor extra belangrijk zijn omdat het mogelijk is dat deze verdachte niet begrijpt wat zijn rechten zijn en wat er gevraagd wordt.

Hieronder wordt als eerste het Salduz-arrest en de arresten van de Hoge Raad be- sproken. Als tweede wordt de ontwikkeling, ontstaansgeschiedenis, van de huidige regeling met betrekking tot de raadsman en het politieverhoor besproken. De Eu- ropese Richtlijn, het concept wetsvoorstel raadsman en politieverhoor, het opsplit- sen van dit concept wetsvoorstel en de huidige regeling komen aan de orde. Als derde komt de kwetsbaarheid van de psychisch gestoorde verdachte met betrekking tot politieverhoren aan de orde.

Salduz en de Hoge Raad

In Nederland is er, na het Salduz-arrest,835 een discussie ontstaan over de vraag of

een verdachte recht heeft op een raadsman bij het politieverhoor en de vraag of de verdachte contact mag opnemen met de raadsman voordat dit verhoor plaatsvindt. In het Salduz-arrest bepaalde het EHRM dat er sprake was van een schending van artikel 6 EVRM, omdat de verdachte Salduz door een opsporingsambtenaar niet is gewezen op zijn recht op rechtsbijstand van een raadsman bij de politieverhoren.

833 Het beslissingsmodel van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering

heeft betrekking op de vragen waarover de rechtbank zich dient te buigen na het onder- zoek ter terechtzitting. Aan de hand van de vragen uit deze artikelen beoordeelt de rechtbank of de verdachte moet worden veroordeeld.

834 Artikel 29 lid 2 Wetboek van Strafrecht.

835 EHRM, 27 november 2008, 36391/02 (Salduz/Turkije).

HOOFDSTUK 6:HET VERHOOR EN VOORGELEIDING VAN DE PSYCHISCH GESTOORDE VERDACHTE

Uit het Salduz-arrest vloeit voort dat een aangehouden verdachte in de gelegenheid moet worden gesteld om met een raadsman te overleggen voorafgaand aan het eer- ste verhoor836 wat door een opsporingsambtenaar wordt afgenomen, behoudens

bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken.837 Dit recht komt,

volgens het EHRM, voort uit artikel 6 EVRM. Wanneer dit recht geschonden wordt, is de verklaring van de verdachte niet bruikbaar als bewijs.

De Hoge Raad heeft zich op 30 juni 2009838 over deze kwestie uitgesproken. De

Hoge Raad heeft als regel gesteld dat een aangehouden verdachte, voorafgaand aan het verhoor door een opsporingsambtenaar, de gelegenheid moet hebben een advo- caat te raadplegen. Dit houdt niet in dat er een raadsman bij het politieverhoor aan- wezig mag zijn.839 Een minderjarige verdachte heeft wel recht op bijstand van een

raadsman of een vertrouwenspersoon bij het politieverhoor.840 Dit wordt nogmaals

bevestigd door de Hoge Raad in een uitspraak van 18 november 2014.841 De Hoge

Raad geeft aan dat het opstellen van een algemene regeling met betrekking tot de rechtsbijstand met, voor of bij het politieverhoor niet zijn taak is.842 Als een aange-

houden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid krijgt om voor het eerste politieverhoor contact te hebben met een raadsman, dan kan dit ook volgens de Hoge Raad leiden tot een vormverzuim843 en zal dit in de regel - be-

houdens in het geval dat de verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in ie- der geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken - leiden tot uitsluiting van het be- wijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen.844 In 2015 scherpt de Hoge Raad845 de regels betreffende het recht

op rechtsbijstand aan. De Hoge Raad beslist dat een aangehouden verdachte per 1 maart 2016 recht heeft op bijstand van een raadsman tijdens zijn eerste verhoor, alsmede de daarop volgende verhoren door een opsporingsambtenaar.846 Indien een

aangehouden verdachte niet de gelegenheid is geboden om zich bij zijn verhoor door

836 Het gaat om het verhoor over de betrokkenheid van de verdachte bij het strafbare feit/de

strafbare feiten waarvoor hij is gearresteerd.

837 Aanwijzing Rechtsbijstand Politieverhoor, 1 april 2010, Staatscourant 2010, nr. 4003.

838 Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079 zie ook Hoge Raad, 30 juni

2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3081, Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009: BH3084 en Hoge Raad 10 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7095.

839 Van juli 2008 tot juli 2010 is er een tweejarig experiment geweest waarbij de advocaat

tot het (eerste) politieverhoor toegelaten wordt; Zie Stevens &Verhoeven 2010.

840 Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, R.O. 2.5 en 2.6.

841 Hoge Raad, 18 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3288, R.O. 3.3.

842 Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, R.O. 2.4.

843 Zoals bedoelt in artikel 359a Wetboek van Strafvordering.

844 Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, R.O. 2.7.1 en 2.7.2. Zie ook

Hoge Raad, 10 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7095, R.O. 2.2.3.

845 Hoge Raad, 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608.

regelgeving besproken, in paragraaf drie de praktijk waaronder de jurisprudentie en de resultaten van het empirisch onderzoek. In paragraaf vier worden de Europese standaarden besproken, waarna in paragraaf vijf een samenvattende analyse zal vol- gen.

2. Regelgeving

2.1 Raadsman bij politieverhoor en de kwetsbare verdachte

Een belangrijke opsporingsmethode is het verhoor van de verdachte. Bij het ver- hoor is de verdachte object van onderzoek. Het doel van de ondervraging is om meer over het begane delict te weten te komen en andere relevante aspecten voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvor- dering.833 De opsporingsambtenaren die de verdachte verhoren, geven de verdach-

te voor aanvang van het verhoor de cautie834 en leggen uit waar de verdachte van

verdacht wordt en wat zijn rechten en plichten zijn. Bij een verdachte die vermoede- lijk lijdt aan een psychische stoornis kan dit verhoor extra belangrijk zijn omdat het mogelijk is dat deze verdachte niet begrijpt wat zijn rechten zijn en wat er gevraagd wordt.

Hieronder wordt als eerste het Salduz-arrest en de arresten van de Hoge Raad be- sproken. Als tweede wordt de ontwikkeling, ontstaansgeschiedenis, van de huidige regeling met betrekking tot de raadsman en het politieverhoor besproken. De Eu- ropese Richtlijn, het concept wetsvoorstel raadsman en politieverhoor, het opsplit- sen van dit concept wetsvoorstel en de huidige regeling komen aan de orde. Als derde komt de kwetsbaarheid van de psychisch gestoorde verdachte met betrekking tot politieverhoren aan de orde.

Salduz en de Hoge Raad

In Nederland is er, na het Salduz-arrest,835 een discussie ontstaan over de vraag of

een verdachte recht heeft op een raadsman bij het politieverhoor en de vraag of de verdachte contact mag opnemen met de raadsman voordat dit verhoor plaatsvindt. In het Salduz-arrest bepaalde het EHRM dat er sprake was van een schending van artikel 6 EVRM, omdat de verdachte Salduz door een opsporingsambtenaar niet is gewezen op zijn recht op rechtsbijstand van een raadsman bij de politieverhoren.

833 Het beslissingsmodel van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering

heeft betrekking op de vragen waarover de rechtbank zich dient te buigen na het onder- zoek ter terechtzitting. Aan de hand van de vragen uit deze artikelen beoordeelt de rechtbank of de verdachte moet worden veroordeeld.

834 Artikel 29 lid 2 Wetboek van Strafrecht.

835 EHRM, 27 november 2008, 36391/02 (Salduz/Turkije).

Uit het Salduz-arrest vloeit voort dat een aangehouden verdachte in de gelegenheid moet worden gesteld om met een raadsman te overleggen voorafgaand aan het eer- ste verhoor836 wat door een opsporingsambtenaar wordt afgenomen, behoudens

bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken.837 Dit recht komt,

volgens het EHRM, voort uit artikel 6 EVRM. Wanneer dit recht geschonden wordt, is de verklaring van de verdachte niet bruikbaar als bewijs.

De Hoge Raad heeft zich op 30 juni 2009838 over deze kwestie uitgesproken. De

Hoge Raad heeft als regel gesteld dat een aangehouden verdachte, voorafgaand aan het verhoor door een opsporingsambtenaar, de gelegenheid moet hebben een advo- caat te raadplegen. Dit houdt niet in dat er een raadsman bij het politieverhoor aan- wezig mag zijn.839 Een minderjarige verdachte heeft wel recht op bijstand van een

raadsman of een vertrouwenspersoon bij het politieverhoor.840 Dit wordt nogmaals

bevestigd door de Hoge Raad in een uitspraak van 18 november 2014.841 De Hoge

Raad geeft aan dat het opstellen van een algemene regeling met betrekking tot de rechtsbijstand met, voor of bij het politieverhoor niet zijn taak is.842 Als een aange-

houden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid krijgt om voor het eerste politieverhoor contact te hebben met een raadsman, dan kan dit ook volgens de Hoge Raad leiden tot een vormverzuim843 en zal dit in de regel - be-

houdens in het geval dat de verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in ie- der geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken - leiden tot uitsluiting van het be- wijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen.844 In 2015 scherpt de Hoge Raad845 de regels betreffende het recht

op rechtsbijstand aan. De Hoge Raad beslist dat een aangehouden verdachte per 1 maart 2016 recht heeft op bijstand van een raadsman tijdens zijn eerste verhoor, alsmede de daarop volgende verhoren door een opsporingsambtenaar.846 Indien een

aangehouden verdachte niet de gelegenheid is geboden om zich bij zijn verhoor door

836 Het gaat om het verhoor over de betrokkenheid van de verdachte bij het strafbare feit/de

strafbare feiten waarvoor hij is gearresteerd.

837 Aanwijzing Rechtsbijstand Politieverhoor, 1 april 2010, Staatscourant 2010, nr. 4003.

838 Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079 zie ook Hoge Raad, 30 juni

2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3081, Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009: BH3084 en Hoge Raad 10 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7095.

839 Van juli 2008 tot juli 2010 is er een tweejarig experiment geweest waarbij de advocaat

tot het (eerste) politieverhoor toegelaten wordt; Zie Stevens &Verhoeven 2010.

840 Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, R.O. 2.5 en 2.6.

841 Hoge Raad, 18 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3288, R.O. 3.3.

842 Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, R.O. 2.4.

843 Zoals bedoelt in artikel 359a Wetboek van Strafvordering.

844 Hoge Raad, 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, R.O. 2.7.1 en 2.7.2. Zie ook

Hoge Raad, 10 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7095, R.O. 2.2.3.

845 Hoge Raad, 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608.

een opsporingsambtenaar te laten bijstaan door een raadsman, zal dat in de regel lei- den tot een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvorde- ring.847 De Hoge Raad bepaalt dat het recht op bijstand van een raadsman tijdens het

verhoor van een aangehouden verdachte door een opsporingsambtenaar, behoudens bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken, geldt voor toekom- stige gevallen, dus vanaf het wijzen van het arrest op 22 december 2015.848 Aan een

verzuim van het recht op bijstand van een raadsman tijdens het verhoor in de perio- de van 22 december 2015 tot 1 maart 2016 wordt, bij wijze van overgangsrechtelijke regel, niet het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting wordt verbonden.849

Het concept wetsvoorstel raadsman en politieverhoor en de Europese Richtlijn

In een brief van 15 december 2009 aan de Tweede Kamer heeft de minister van Vei- ligheid en Justitie de hoofdlijnen van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor aangekondigd.850 Op 1 april 2010 is de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor851

in werking getreden. In deze Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor worden in de eerste plaats regels gegeven voor de verwezenlijking van het recht van de aangehou- den verdachte om voorafgaand aan het verhoor door een opsporingsambtenaar een raadsman te raadplegen. In de tweede plaats geeft de Aanwijzing regels over de in- vulling van het recht op bijstand door een raadsman tijdens het verhoor door een op- sporingsambtenaar.852 In deze Aanwijzing worden alleen minderjarige verdachten

als kwetsbare groep gezien. Uitsluitend deze kwetsbare groep wordt het recht op verhoorbijstand gegeven. Andere kwetsbare verdachten, zoals verdachten die een verstandelijke handicap hebben of die lijden aan een gebrekkige ontwikkeling of zie- kelijke stoornis van de geestvermogens, komen in deze aanwijzing of het concept wetsvoorstel raadsman en politieverhoor niet nader aan de orde.

In april 2011 heeft de minister van Veiligheid en Justitie het eerste concept wets- voorstel raadsman en politieverhoor opgesteld.853 In dit concept wetsvoorstel

raadsman en politieverhoor staat in artikel 28a lid 3 Wetboek van Strafvordering:

“De verdachte kan welbewust en vrijwillig afstand doen van het onderhoud dat hem op grond van het eerste lid toekomt, met dien verstande dat de aangehouden verdachte van een strafbaar feit waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van zes jaar of meer slechts afstand kan doen van zijn recht op een onderhoud als bedoeld in het eerste lid, nadat hij door een raadsman over de consequenties daarvan is ingelicht. Van de afstand

847 Hoge Raad, 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608, R.O. 6.4.1.

848 Hoge Raad, 06 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2019, R.O. 2.5.

849 Hoge Raad, 06 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2019, R.O. 6.4.2.

850 Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 VI, 77.

851 Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor, 1 april 2010, Staatscourant 2010, nr. 4003.

852 In deze aanwijzing wordt recht op bijstand door een raadsman tijdens het verhoor

door de politie ‘verhoorbijstand’ genoemd.

853 Concept wetsvoorstel raadsman bij politieverhoor, 15 april 2011.

HOOFDSTUK 6:HET VERHOOR EN VOORGELEIDING VAN DE PSYCHISCH GESTOORDE VERDACHTE wordt in het proces-verbaal melding gemaakt.”854 De raadsman hoeft een afstandsver-

klaring niet mede te ondertekenen, de afstand moet door de verdachte vrijwillig en welbewust gebeuren. Dit wordt, volgens de Memorie van Toelichting, gewaarborgd doordat de verdachte vooraf geïnformeerd is over zijn rechten en over de conse-