• No results found

Op grond van artikel 31g Wok moet de vergunninghouder zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging in een EU- of EER-lidstaat hebben. Hiermee wordt gewaarborgd dat de relevante Europese instrumenten op het gebied van bijvoorbeeld het voorkomen van witwassen en

financieren van terrorisme, privacybescherming en vennootschapsrecht op die vergunninghouder van toepassing zijn, en dat toezichtrisico’s worden beperkt.

Aan een deel van de bestaande Nederlandse vraag naar kansspelen op afstand wordt voldaan door ondernemingen die niet in de EU of EER zijn gevestigd. Met het oog op de gewenste kanalisatie van kansspelen op afstand kan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit kansspelaanbieders van het zetelvereiste ontheffen. Ontheffing van het zetelvereiste is slechts mogelijk, indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

Eerste lid

Ten eerste moet ontheffing van het zetelvereiste naar het oordeel van de raad van bestuur noodzakelijk zijn voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand. Van een noodzaak zal in het algemeen slechts sprake zijn, indien

ontheffing van het zetelvereiste van belang is voor de gewenste kanalisatie, bijvoorbeeld omdat een aanbieder in een substantieel deel van de bestaande vraag van Nederlandse consumenten naar kansspelen op afstand voorziet. Het enkele feit dat een in een derde land gevestigde aanbieder meent een substantieel marktaandeel te kunnen veroveren met een nieuw kansspelproduct, is niet voldoende voor ontheffing. Indien het aanbod van de betrokken kansspelaanbieder voorziet in een substantieel deel van de bestaande Nederlandse vraag naar kansspelen op afstand, maar niet voldoet aan de Nederlandse eisen, wordt uiteraard ook geen vergunning verleend.

Tweede lid

Indien ontheffing naar het oordeel van de raad van bestuur noodzakelijk is voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand, moet het recht in de staat waar de vergunninghouder zetelt, op bepaalde onderwerpen vergelijkbaar zijn met de Nederlandse of Europese regelgeving. Uitgangspunt is dat regels die volgen uit het Europese recht of de

implementatie daarvan in de nationale wetgeving van de lidstaten, niet expliciet in de Wok hoeven te worden herhaald. Op kansspelaanbieders met een zetel buiten het grondgebied van de EU/EER is Europese regelgeving niet zonder meer van toepassing. Daarom worden aanvullende eisen gesteld aan deze aanbieders. De nationale voorschriften van het derde land waar de aanbieder gevestigd is, moeten op een aantal gebieden ten minste vergelijkbaar zijn met de voorschriften die in Nederland gelden. Het gaat hierbij niet alleen om aanvullende eisen op Europees recht, maar ook om regels uit de Wok die van belang zijn voor het nalevingstoezicht. Het gaat hierbij om voorschriften op het gebied van:

46

- de tenuitvoerlegging van internationale sancties overeenkomstig de Sanctiewet 1977 en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen en de diverse VN- en EU-sanctiebesluiten;

- het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme, die in Nederland zijn gegeven in de Wwft en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen ter implementatie van Richtlijn (EU)

2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141/73);

- het vennootschapsrecht waarin onder meer Richtlijn 78/660/EEG betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen en Richtlijn 83/349/EEG betreffende de geconsolideerde jaarrekening zijn geïmplementeerd;

- de bescherming van persoonsgegevens, die voor Nederland is geregeld in de Algemene

verordening gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, PbEU 2016, L 119/3, verder:

AVG), de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, en de relevante passages in de Telecommunicatiewet, waarin Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van

persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie is geïmplementeerd.

In de Wok en dit besluit zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme en de tenuitvoerlegging van internationale sancties overeenkomstig de Sanctiewet 1977. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op aanbieders die buiten de EU/EER gevestigd zijn. Om het toezicht op naleving van deze bepalingen te versterken, wordt voor ontheffing van het

zetelvereiste verder vereist dat het recht in de staat waar de vergunninghouder zetelt op deze onderwerpen vergelijkbaar is. Uit het derde lid volgt dat in de derde staat behoorlijk toezicht uitgeoefend moet worden op naleving van deze regels. Op grond van artikel 34m Wok kan de kansspelautoriteit samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met buitenlandse toezichthouders zodat informatie over eventuele overtredingen van bovengenoemde wet- en regelgeving uitgewisseld kan worden.

Het vennootschapsrecht in de betreffende derde staat moet vergelijkbaar zijn met het Europees vennootschapsrecht. Hierin wordt onder andere geregeld dat vennootschappen een

(geconsolideerde) jaarrekening moeten opstellen zodat zij een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de vennootschap. Ook worden minimumeisen gesteld aan de deskundigheid en betrouwbaarheid van accountants en vallen accountants onder het toezicht van een

toezichthoudende organisatie.

De raad van bestuur beoordeelt of de wet- en regelgeving in de betreffende derde staat voldoende vergelijkbaar is met de wet- en regelgeving die in Nederland van toepassing is.

Derde lid

Ontheffing kan slechts worden verleend, indien het toezicht in het derde land op vergelijkbare wijze wordt uitgevoerd als in Nederland of andere EU-lidstaten. Dat betekent dat niet alleen wet- en regelgeving vergelijkbaar moet zijn, maar ook naar de uitvoering en handhaving van deze regels. Ook mag het recht van de derde staat waar de betreffende kansspelaanbieder zetelt, zich niet verzetten tegen het overeenkomstig de Nederlandse wet- en regelgeving organiseren van kansspelen in Nederland. Dit betekent onder meer dat het de betreffende aanbieder moet zijn toegestaan alle relevante toezichtsinformatie aan de kansspelautoriteit te verschaffen en kopie-gegevens in de controledatabank in Nederland op te slaan.

Vierde lid

Met het vierde lid wordt van een vergunninghouder die in een derde land is gevestigd en geen vestiging in een EER-lidstaat heeft, ter meerdere verzekering van naleving van de op hem van toepassing zijnde regelgeving verlangd dat hij, om voor ontheffing van het zetelvereiste in aanmerking te kunnen komen, ook een nevenvestiging in Nederland heeft. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord “Vertrouwen in de toekomst” (Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 34) waarin is opgenomen dat bij de verlening van vergunningen voor kansspelen op internet als vergunningsvoorwaarde wordt opgenomen dat de aanbieder op

47

enigerlei wijze ook in Nederland is gevestigd.

Die vergunninghouder moet de kansspelen op afstand die hij in Nederland aanbiedt, geheel of gedeeltelijk vanuit die nevenvestiging organiseren. Uit het vierde lid volgt niet dat hij zijn gehele spelsysteem in die nevenvestiging moet onderbrengen. Het is aan de vergunninghouder zelf om te bepalen welke activiteiten hij in die nevenvestiging onderbrengt, mits deze deel uitmaken van het geheel aan activiteiten waarmee hij de vergunde kansspelen in Nederland organiseert. Daarmee kan hij de keuze van de onderdelen van het spelsysteem die hij in Nederland onderbrengt, afstemmen op de wijze waarop zijn onderneming en bedrijfsvoering is ingericht. Er moet sprake zijn van duurzame economische activiteiten in die nevenvestiging die bovendien in het

handelsregister moet worden ingeschreven.

Het vereiste van een nevenvestiging laat onverlet dat de vergunninghouder ook een of meer vertegenwoordiger(s) in Nederland moet hebben (artikel 4.1) en een controledatabank in Nederland moet plaatsen (artikelen 4.42 en 5.3). Hij kan er voor kiezen ook die

vertegenwoordiger(s) vanuit de nevenvestiging werkzaam te laten zijn en de controledatabank in de nevenvestiging onder te brengen.

Artikel 3.2

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 31g, zesde lid, Wok op grond waarvan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de

vergunninghouder. De vergunninghouder moet in het belang van het toezicht op de naleving van de transparantievereisten en de beoordeling van diens betrouwbaarheid, beschikken over de identiteitsgegevens en antecedenten van de leidinggevenden (waaronder bestuurders), (mede)beleidsbepalers en personen op sleutelposities. De vergunninghouder overlegt deze gegevens in ieder geval bij de aanvraag om een vergunning. Na de vergunningverlening moet de vergunninghouder op verzoek van de kansspelautoriteit te allen tijde geactualiseerde gegevens kunnen overleggen. Op grond van artikel 5.1 van dit besluit moeten alle relevante wijzigingen in de feiten en omstandigheden aan de kansspelautoriteit worden gemeld.

Indien de vergunninghouder deel uitmaakt van een concern, kan het beleid van de

vergunninghouder (mede) worden bepaald door de bestuurders van andere rechtspersonen binnen dat concern. Bij de aanvraag om een vergunning moet de kansspelautoriteit bekend zijn met alle personen die invloed op de bedrijfsvoering van of een bepaald financieel belang in de organisatie van de kansspelaanbieder kunnen hebben. Daarom moeten ook de identiteitsgegevens en de antecedenten van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in de onderneming van de vergunninghouder, en de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming worden verstrekt. De vergunninghouder moet bij de vergunningaanvraag onder meer een overzicht van de zeggenschapsstructuur van het concern waartoe hij behoort, aandeelhoudersregisters,

arbeidsovereenkomsten en leningovereenkomsten of buitenlandse equivalenten hiervan overleggen.

Op grond van artikel 31g, derde lid, Wok verschaft de vergunninghouder inzicht in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van zijn onderneming, de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van het concern waartoe hij behoort en in de persoon van de uiteindelijke belanghebbende. Hij mag niet zijn verbonden met personen in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die een belemmering kan vormen voor het doelmatig en doeltreffend uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wok, de Wwft of de Sanctiewet 1977, bijvoorbeeld doordat het recht van een andere staat dat op die personen van toepassing is hieraan in de weg staat, of door ondoorzichtigheid van de zeggenschapsstructuur.

Artikel 3.3

Op grond van artikel 31g, vierde lid, Wok, moet de continuïteit van de vergunninghouder redelijkerwijs zijn gewaarborgd. Op grond van het zesde lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot de continuïteit van de

vergunninghouder.

Artikel 3.3 legt vast in welke gevallen de continuïteit van de vergunninghouder in ieder geval niet is gewaarborgd. Het gaat hierbij om elementaire continuïteitsvereisten, waarbij is aangesloten bij de continuïteitsvereisten in de aanbestedingsregelgeving. De kansspelautoriteit beoordeelt de continuïteit van de vergunninghouder bij de vergunningverlening. De vergunninghouder moet op

48

grond van artikel 34k Wok en artikel 5.1 van dit besluit bij wijzigingen in de feiten of

omstandigheden die relevant zijn voor zijn continuïteit ook na de vergunningverlening de relevante gegevens aan de kansspelautoriteit verstrekken.

Op grond van het tweede lid kunnen in de Regeling kansspelen op afstand nadere regels worden gesteld aan de continuïteit. Deze kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de solvabiliteit van de kansspelondernemer.

Artikel 3.4

Er mag geen twijfel bestaan over de betrouwbaarheid van de ondernemingen en personen die op de Nederlandse kansspelmarkt actief zijn. Het weren van onbetrouwbare kansspelaanbieders is van essentieel belang voor het bereiken van de doelstellingen van het kansspelbeleid: het voorkomen van kansspelverslaving, het tegengaan van fraude en overige criminaliteit en de bescherming van de consument. Op grond van artikel 31i, eerste lid, Wok moet de

betrouwbaarheid van de vergunninghouder, van de personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen en van zijn uiteindelijke belanghebbende daarom buiten twijfel staan. Als dit niet (langer) het geval is wordt de aanvraag afgewezen (artikel 31c), of de verleende vergunning ingetrokken (artikel 31d).

De raad van bestuur van de kansspelautoriteit onderwerpt iedere vergunning(aanvraag) aan een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de aspirant vergunninghouder. De bevindingen van het betrouwbaarheidsonderzoek worden in de eerste plaats getoetst aan artikel 31i, eerste lid, Wok.

De bevindingen van het betrouwbaarheidsonderzoek worden in de tweede plaats getoetst aan artikel 31i, derde lid, Wok dat verwijst naar artikel 3 van de Wet bevordering

integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob). Dat wil zeggen dat de weigering of intrekking van een vergunning mogelijk is indien ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede wordt of zal worden gebruikt om (a) uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of (b) strafbare feiten te plegen.

Voor de wijze waarop – in het kader van de Wet Bibob – de mate van het gevaar wordt vastgesteld, welke (rechts)personen en ondernemingen in het onderzoek kunnen worden

betrokken, en welke gegevens door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit kunnen worden opgevraagd, wordt naar de Wet Bibob en de daarmee samenhangende regelgeving verwezen.

Hierbij is van belang dat de Wet Bibob een meer algemeen karakter heeft; zij is van toepassing op tal van vergunning-, subsidie-, aanbestedings- en vastgoedrelaties van de overheid (vgl. artikel 1 van de Wet Bibob).

Op grond van artikel 31i, vierde lid, Wok is de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd om over de ernst van het gevaar dat zich één van de onder a of b genoemde gronden van artikel 3, eerste lid, Wet Bibob voordoet, een advies in te winnen bij het Landelijk Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen (LBB). Daartoe kan hij aanleiding zien indien de bevindingen van zijn eigen betrouwbaarheidsonderzoek een nadere specialistische verdieping behoeft, middels een onafhankelijk advies. Ingevolge artikel 32 van de Wet Bibob informeert de raad van bestuur de aanvrager van de vergunning of de vergunninghouder in dat geval over het inwinnen van een LBB-advies.

Het betrouwbaarheidsonderzoek zal nader worden vormgegeven door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, met inachtneming van de kaders van de Wok, de Wet Bibob, de AVG en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Ingevolge artikel 33g, zesde lid, Wok rust op de raad van bestuur de verplichting om in zijn reglement regels te stellen over de verwerking van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Wok en over de daarbij in acht te nemen grenzen en waarborgen. Deze regels zullen zich ook uitstrekken tot de gegevensverwerking ten behoeve van het betrouwbaarheidsonderzoek. Op grond van artikel 33g, achtste lid, Wok is ook de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd om nadere regels te stellen omtrent de verwerking van persoonsgegevens door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit.

Waar nodig is in lagere regelgeving met betrekking tot de gegevensverstrekking aan de

kansspelautoriteit door andere bestuursorganen (politie, openbaar ministerie, Minister van Justitie en Veiligheid) wordt een grondslag gecreëerd om persoonsgegevens aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit te verstrekken ten behoeve van het betrouwbaarheidsonderzoek (artikelen 6.5 tot en met 6.7 van dit besluit). De artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen

49

bieden een grondslag voor verstrekking van persoonsgegevens, na autorisatie door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, aan de raad van bestuur, o.a. voor het verrichten van het

betrouwbaarheidsonderzoek. Door middel van een aanpassing van artikel 28, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007 (artikel VII van de Wet kansspelen op afstand) wordt voorzien in gegevensverstrekking vanuit het handelsregister aan de raad van bestuur van de

kansspelautoriteit.

Eerste lid

De raad van bestuur van de kansspelautoriteit beoordeelt de betrouwbaarheid van de

vergunninghouder, van diens (mede)beleidsbepalers, de uiteindelijke belanghebbenden en van diens middellijke en onmiddellijke vermogensverschaffers. Hij doet dit door op basis van hun voornemens, handelingen en antecedenten te beoordelen of de betrokkene blijk geeft of heeft gegeven van zodanige gedragingen dat daardoor naar het oordeel van de toezichthouder diens betrouwbaarheid niet (meer) buiten twijfel staat. Aanvullend ten opzichte van de in artikel 31i, eerste lid, van de Wok, genoemde personen zijn de middellijke of onmiddellijke

vermogensverschaffers van de vergunninghouder. Deze zijn expliciet in het besluit genoemd aangezien voor de betrouwbaarheid van de vergunninghouder ook van belang is op welke wijze en door wie de onderneming wordt gefinancierd. Het in de beoordeling betrekken van de financier moet dus worden gezien als een uitwerking van beoordeling van de “betrouwbaarheid van de houder van de vergunning” (artikel 31i, eerste lid, Wok).

Onder handelingen worden hier zowel een doen als een nalaten begrepen. Ook een voorgenomen handeling kan een inzicht geven in de betrouwbaarheid van de betrokkene. Te denken valt aan een voornemen tot wijziging van het spelsysteem terwijl eenzelfde wijziging eerder door een geaccrediteerde keuringsinstelling is afgekeurd of een voornemen om een bepaalde situatie opnieuw te doen ontstaan terwijl de kansspelautoriteit eerder een bindende aanwijzing heeft gegeven om die situatie in het belang van een verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar kansspelaanbod te veranderen. Ook kan worden gedacht aan het voornemen om

sportweddenschappen op jeugdwedstrijden aan te gaan bieden of het kansspelaanbod met bijvoorbeeld online-loterijen uit te breiden. Vanzelfsprekend moet aannemelijk zijn dat van deze voornemens sprake is.

De kansspelautoriteit beoordeelt per vergunninghouder van welke personen de betrouwbaarheid moet worden vastgesteld. Bij de personen die het beleid van de vergunninghouder bepalen gaat het om de middellijke en onmiddellijke bestuurders, vennoten of buitenlandse equivalenten hiervan en andere personen die feitelijk de dagelijkse leiding hebben over de onderneming. Onder medebeleidsbepalers vallen bijvoorbeeld meerderheidsaandeelhouders, leden van de raad van toezicht, leden van de raad van commissarissen of buitenlandse equivalenten hiervan en andere (rechts)personen die feitelijk invloed van betekenis kunnen uitoefenen op de dagelijkse leiding van de onderneming.

Uit de formulering van artikel 31i, eerste lid, Wok volgt dat het hierbij ook kan gaan om personen zonder formele positie die feitelijk toch substantiële invloed kunnen uitoefenen op het beleid of de besluitvorming van de onderneming van de vergunninghouder. De aansturing en beheersing van een organisatie kan immers zodanig zijn ingericht dat een persoon die geen formele bestuurder is, toch het beleid van de onderneming feitelijk kan bepalen. In een dergelijk geval heeft de

kansspelautoriteit de mogelijkheid om ook de betrouwbaarheid van deze persoon te beoordelen.

Als uiteindelijk belanghebbende wordt aangemerkt de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een vergunninghouder (artikel 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme, zoals deze komt te luiden na

implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PbEU 2015, L141)). Op grond van artikel 1, derde lid, Wwft (zoals dit na implementatie van die richtlijn komt te luiden) worden bij algemene maatregel van bestuur de categorieën natuurlijke personen aangewezen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in het eerste lid.

De vierde anti-witwasrichtlijn legt aan lidstaten ook de verplichting op om een centraal register in het leven te roepen met daarin informatie over uiteindelijk belanghebbenden van

vennootschappen en andere juridische entiteiten, respectievelijk express trusts of juridische constructies met een soortgelijke structuur en functie als express trusts. Voor de goede orde zij

50

vermeld dat hiervoor een apart implementatiewetsvoorstel in procedure wordt gebracht (strekkende tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007).

Bij de vermogensverschaffing gaat het om de aard en omvang van het vermogen van de vergunninghouder en de herkomst van dat vermogen, oftewel de (rechts)personen die onmiddellijk dan wel middellijk in dat vermogen voorzien. Als onmiddellijke of directe

vermogensverschaffer kwalificeren de (rechts)personen die middels een lening, gift, schenking, uitgestelde betaling, betaling op afkoop, leasing, crowdfunding, de inbreng van eigen middelen, concernfinanciering, via aandelenbezit of op andere wijze vermogen verschaffen aan de

vergunninghouder. Bij middellijke of indirecte vermogensverschaffing gaat het om de

vergunninghouder. Bij middellijke of indirecte vermogensverschaffing gaat het om de