• No results found

Perspectief Indicatoren

6.3 Vergelijking Robb-Silberman Rapport & Butler Review

In deze sectie wordt kort herhaald welke academische perspectieven zichtbaar zijn in ieder rapport, waarna de rapporten vergeleken worden.

6.3.1 Samenvatting van voorgaande paragraaf

Binnen het Robb-Silberman rapport is in het algemeen de Gatesiaanse school meer zichtbaar. Het beeld omtrent epistemologische aannames is gemengd, met zowel een indicator van een Kentiaans en een indicator van een Gatesiaans kader. Een van de drie vragen omtrent epistemologie kan niet beantwoord worden. Vooral op het gebied van de relatie tussen inlichtingen en politiek en politisering komt een duidelijk Gatesiaans perspectief naar voren. Inlichtingendiensten en beleidsmakers moeten in nabijheid van elkaar zijn en beleidsmakers hebben het primaat bij de vraagstelling. Inlichtingenanalisten hebben wel enige invloed op de vraagstelling, maar deze gaat uit van het primaat van beleidsmakers. Op het gebied van politisering sluit het Robb-Silberman rapport vrijwel naadloos aan bij het perspectief van Marrin binnen de Gatesiaanse school, maar passen bepaalde aannames eventueel ook bij de Kentiaanse stroming.

In de Butler Review zijn beide academische stromingen zichtbaar. Op het gebied van epistemologie kiest men meer positie voor de ‘klassieke’ Kentiaanse school, met inlichtingen die voorafgaand aan beleid worden gepositioneerd, het beeld van ‘pure’ data als bron voor inlichtingen en de presentatie van inlichtingen als waarheid. Dit beeld draait wanneer het aankomt op de relatie tussen inlichtingen en politiek. Daar komt het rapport meer overeen met Gatesiaanse aannames over inlichtingen. Er is bijvoorbeeld geen ruimte voor inlichtingenanalisten om invloed uit te oefenen op de vraagstelling, waar die de ruimte voor beleidsmakers er wel is. Qua politisering is het lastiger conclusies te trekken. De conceptualisering van politisering als een negatief gegeven past bij zowel de Gatesiaanse als de Kentiaanse school, terwijl de manier waarop politisering als exclusief ‘hard’ gezien wordt beter bij de Gatesiaanse school, en specifiek de richting van Marrin daarbinnen, past.

6.3.2 Analytische vergelijking van de twee rapporten

Er zitten enkele verschillen tussen de aannames over inlichtingen in beide rapporten. Dit is vooral zichtbaar in aannames omtrent epistemologie en de relatie tussen inlichtingen en politiek. De overeenkomsten tussen beide rapporten zijn zichtbaar bij aannames over de relatie tussen inlichtingen en politiek en politisering. Zowel de verschillen als de overeenkomsten zijn hieronder uiteengezet in een tabel.

Beide rapporten gaan er vanuit dat inlichtingen gevormd zouden moeten worden door de data, niet door aannames over de data. Ze concluderen ook beide dat aannames over data een wezenlijk onderdeel waren van foutieve inlichtingen in de aanloop naar de Irak-oorlog. Dit houdt ook wel in dat het mogelijk is om ‘pure’ data te interpreteren. Deze positie wordt ietwat steviger verwoord in de Butler Review, waar men bijvoorbeeld stelt dat data “in haar eigen licht geanalyseerd” moet worden (Committee of Privy Counsellors, 2004, p. 10).

Interessant genoeg leidt de overeenkomst in aannames over hoe data geïnterpreteerd moeten worden niet tot overeenkomst in hoe inlichtingen gezien moeten worden. Waar de Butler Review inlichtingen als ‘waarheid’ lijkt te presenteren, die de wereld weergeven zoals zij is, of dat op zijn minst zou moeten, presenteert het Amerikaanse perspectief inlichtingen veel meer als een perspectief op de werkelijkheid. Dit blijkt onder andere uit de definitie van de rol van inlichtingenanalisten. Die is “aan beleidsmakers vertellen wat zij weten, wat ze niet weten, wat ze denken en waarom” (Commission, 2005, p. 387) . Dit heeft veel meer weg van ‘calling it as you see it’, geassocieerd met de Gatesiaanse school. Dit verschil is lastig te verklaren en was niet verwacht. Immers, als het mogelijk is om ‘pure’ data te interpreteren, zou men ook verwachten dat de interpretatie van die data gezien wordt als de juiste weergave van de werkelijkheid.

Indicatoren Robb-Silberman Rapport (VS) Butler Review (VK)

Epistemologie Zowel Kentiaans als Gatesiaans Kentiaans

Relatie inlichtingen en politiek

Merendeels Gatesiaans, enigszins Kentiaans

Gatesiaans

Politisering Merendeels Gatesiaans, enigszins Kentiaans

Merendeels Gatesiaans, enigszins Kentiaans

Waar beide rapporten elkaar wederom raken is op het gebied van de relatie tussen

inlichtingen en politiek. Beide rapporten geven weinig onafhankelijkheid aan inlichtingendiensten. Ook bieden beide rapporten grote ruimte voor beleidsmakers om bij te

sturen op de vraagstelling van inlichtingendiensten en wordt het primaat hen dan ook expliciet toegekend. Het Robb-Silberman rapport draait zelfs in grote mate om de versterking

van de positie van beleidsmakers in deze kwestie. Deze aannames over inlichtingen kunnen

dan ook beide als Gatesiaans getypeerd worden. Wel verschillen de rapporten over de positie van inlichtingenanalisten met betrekking

tot de vraagstelling van inlichtingendiensten. Het Robb-Silberman rapport lijkt ruimte te

bieden voor invloed van inlichtingenanalisten op de vraagstelling, doordat ze “de vragen

moeten begrijpen die beleidsmakers stellen, die ze waarschijnlijk stellen en die ze zouden

moeten stellen” (Commission, 2005, p. 416). Door inlichtingenanalisten het recht te geven de

vragen te stellen die in hun perspectief gesteld zouden moeten worden, wordt er impliciet

(enige) ruimte gegeven om bij te sturen op de vraagstelling. Dit past meer bij de Kentiaanse

school, waar inlichtingenanalisten een grotere mate van zelfstandigheid wordt toegedicht. Die ruimte lijkt er niet te zijn in de Butler Review, waar inlichtingenanalisten uit hebben te gaan

van de vraagstelling van beleidsmakers. De moeilijkheid om beide scholen te classificeren als het gaat om de wenselijkheid

van politisering, maakt het ook lastig om beide scholen te vergelijken. De rapporten zijn

vergelijkbaar in het gegeven dat ze politisering als een negatief fenomeen presenteren, maar

aangezien beide inlichtingenscholen perspectieven kennen waarbinnen politisering als negatief wordt gezien, kunnen hier lastig verdere uitspraken over gedaan worden. Dit is anders als het gaat om de vraag of politisering exclusief ‘hard’ of ook zacht kan

zijn. Hier sluiten de aannames van beide rapporten aan op het perspectief van Marrin binnen

de Gatesiaanse stroming, omdat ze in beide gevallen politisering als exclusief hard omschrijven. Helaas kan geen vergelijking gemaakt worden omtrent de vragen of inlichtingenanalisten en beleidsmakers zich schuldig kunnen maken aan politisering, omdat uit de Butler Review geen antwoord op deze vragen te destilleren is.

7. Conclusie

In dit hoofdstuk wordt de hoofdvraag van het onderzoek beantwoordt, waarna gereflecteerd

wordt op de theorie en methodologie. Ten slotte worden verdere onderzoeksmogelijkheden

besproken.

7.1 Hoofdvraag onderzoek

De conclusie brengt ons tot de hoofdvraag van het onderzoek: ‘​Wat zijn de overeenkomsten

en verschillen in aannames over inlichtingen in de rapporten uit de VS en het VK over de

aanloop naar de Irak-oorlog, geanalyseerd vanuit de ‘Kent’- en ‘Gates’-school?’ De rapporten uit de VS en VK komen in verschillende aspecten overeen. Allereerst is

een Gatesiaanse visie op de relatie tussen inlichtingen en politiek dominant in beide

rapporten. Beide rapporten bieden veel ruimte voor beleidsmakers om invloed uit te oefenen

op de inlichtingenbehoefte. Het Robb-Silberman rapport uit de VS biedt verhoudingsgewijs

wel meer ruimte aan inlichtingenanalisten om invloed uit te oefenen op de inlichtingenbehoefte. Tegelijkertijd is deze ruimte sterk ingekaderd, waarbij het primaat bij

beleidsmakers blijft liggen. Op het gebied van politisering lijken enige overeenkomsten te bestaan tussen beide

rapporten, maar aangezien de Butler Review geen indicatoren bevatte waaruit men af kon

leiden dat inlichtingenanalisten en/of beleidsmakers zich schuldig kunnen maken aan politisering én andere indicatoren die wel aanwezig waren lastig te classificeren zijn, moet

hier met voorzichtigheid gesproken worden. Wat wel geconcludeerd kan worden, is dat beide

rapporten politisering als een negatief gegeven beschouwen. Deze aanname past echter bij beide inlichtingenscholen. Ook kan geconcludeerd worden dat beide rapporten politisering als exclusief ‘hard’ presenteren. De aannames in de rapporten sluiten op dit punt aan bij het

perspectief van Marrin binnen de Gatesiaanse school. Het verschil tussen beide rapporten is het grootst waar het aankomt op epistemologie.

Het is lastig uit het Robb-Silberman rapport op te maken of inlichtingen voorafgaan aan

beleid of niet. Het rapport is op dit punt betrekkelijk agnostisch. Een vergelijking met de

Butler Review, die op dit punt aansluit bij de Kentiaanse school, is dan ook niet te maken.

Waar wel een vergelijking te maken is, is op het punt of inlichtingen gevormd worden door

data of door aannames over de data. De eerste positie wordt meer geassocieerd met de Kentiaanse school, de tweede meer met de Gatesiaanse school. Beide rapporten laten

duidelijk zien hier meer met de Kentiaanse positie op te hebben. Interessant genoeg nemen

beide rapporten wel een tegengestelde positie in waar het draait om de vraag of inlichtingen

als waarheid of als perspectief gepresenteerd worden. De Butler Review uit het VK presenteert inlichtingen meer als ‘waarheid’, terwijl het Robb-Silberman rapport inlichtingen meer als een perspectief op de werkelijkheid voor laat komen. Ook andere aspecten die uit dit onderzoek naar voren kwamen zijn relevant om te

melden. Geen van de rapporten komt bijvoorbeeld volledig overeen met een academische stroming: in beide rapporten zijn elementen van beide academische stromingen zichtbaar.

Wel is de Gatesiaanse stroming enigszins meer zichtbaar in het Robb-Silberman rapport. De

Butler Review laat juist een mix van beide stromingen zien.

7.2 Reflecties op theorie & methodologie

Een van de meest onverwachte uitkomsten van dit onderzoek was het gegeven dat er geen

verband lijkt te zitten tussen aannames over epistemologie en aannames over de relatie tussen

inlichtingen en politiek. Waar men zou verwachten dat de positionering van inlichtingen als

voorafgaand aan beleid en/of de mogelijkheid tot het interpreteren van ‘pure’ data zou leiden

tot een grote mate van zelfstandigheid voor inlichtingendiensten en een terughoudende rol

voor beleidsmakers, of omgekeerd, blijkt dit niet uit de rapporten. Dit gaat vooral op voor de

Butler Review, maar ook in enige mate voor het Robb-Silberman rapport. In de Kentiaanse

en Gatesiaanse school zijn aannames over epistemologie en de relatie tussen inlichtingen en

politiek juist nauw met elkaar verbonden. Dit roept de vraag op in hoeverre deze verbinding

theoretisch gezien ‘noodzakelijk’ is. Anderzijds kan het ook de vraag oproepen in hoeverre

de rapporten een coherente visie op inlichtingen tentoonspreiden. Gezien vanuit het perspectief van om het even welke van de twee inlichtingenscholen, zouden bijvoorbeeld de

aannames die uit de Butler Review naar voren komen als onderling incoherent gezien kunnen

worden. Tevens is het verrassend dat beide rapporten inlichtingen lijken te zien als voortkomend uit ‘pure’ data, aangezien de rapporten verschillen in hun presentatie van

inlichtingen als waarheid of perspectief. De verwachting zou zijn dat de mogelijkheid van de

interpretatie van ‘pure’ data leidt tot de presentatie van inlichtingen als waarheid. Dit is ook

zichtbaar in de Butler Review. Het roept de theoretische vraag op hoe twee schijnbaar

tegenstrijdige posities toch bij elkaar gebracht kunnen worden in het Robb-Silberman rapport.

de mogelijkheid van ‘pure’ data gecombineerd wordt met een Darwinistisch perspectief op competitie.

Ten slotte is het goed om te reflecteren op de coherentie van het concept politisering binnen de Gatesiaanse school. Het ligt in de lijn der verwachting dat een inlichtingenschool die de mogelijkheid van inlichtingenanalisten om de werkelijkheid accuraat te beschrijven bevestigt, zich kritisch op zal stellen tegenover pogingen om politieke overwegingen een rol te laten spelen in onderzoek. Dit gebeurt dan ook bij Kentiaanse denkers zoals Bar-Joseph en Rovner. Hoewel men het oneens kan zijn met het perspectief dat onderzoekers de wereld om hen heen accuraat kunnen weergeven, vloeit een kritische houding op politieke inmenging daar vrij natuurlijk uit.

Echter, men zou verwachten dat binnen de Gatesiaanse school, waar men kritisch is op de mogelijkheid om de wereld accuraat te beschrijven of op zijn minst op de mogelijkheid inlichtingen te scheiden van politieke overwegingen, men weinig op zou hebben met concepten die uitgaan van de scheiding van inlichtingen en politiek. Dit is echter niet het geval. Het gebruik van het concept politisering zoals voorgestaan door bijvoorbeeld Marrin, onderschrijft juist de mogelijkheid van niet-politieke inlichtingen. Immers, politisering is alleen mogelijk als er ook niet-politieke inlichtingen zijn. Dit staat echter haaks op de eerdere theoretische assumpties van academici zoals Marrin, die de mogelijkheid van niet-politieke inlichtingen vrij expliciet verwerpen. Om Marrin eigen woorden te citeren: “vanuit het standpunt van conceptuele consistentie, is dit een significant probleem”.

Een hieraan nauw verbonden punt raakt aan de methodologie en het gebruik van politisering daarbinnen. Waar zowel Kentiaanse als Gatesiaanse wetenschappers onderling vaak op een lijn lagen met betrekking tot epistemologie en de relatie tussen inlichtingen en politiek, veranderde dit zodra het aankwam op het concept politisering. Binnen iedere school bestonden verschillende perspectieven op politisering, die zodanig uiteen liepen dat ze vrijwel onmogelijk bij elkaar te brengen waren. Dit probleem heeft zich ook vertaald naar de methodologie van dit onderzoek, waar juist gepoogd werd deze perspectieven zoveel mogelijk bij elkaar te brengen. In de praktijk maakte dit de analyse van politisering als concept in beide rapporten ingewikkeld. In retrospect zou dit onderzoek politisering als concept buiten het onderzoek hebben gelaten, omdat het, zonder verdere theoretische ontwikkeling, geen nuttige bijdrage kon leveren aan dit onderzoek naar aannames over inlichtingen. Waar Stephen Marrin het concept politisering als ‘grotendeels analytisch nutteloos’ omschreef, kon voor dit onderzoek de kwalificatie ‘grotendeels’ weggelaten worden.