• No results found

Productiefase versus consumptiefase Aandeel in bestedingen (basisprijzen)

5 Opsplitsen van landbouwsector

5.4 Vergelijking impacts verbonden aan finale vraag

5.4.2 Vergelijking van de milieu-impacts

Zoals ook eerder vermeld wordt in deze vergelijking gefocust op de impactcategorie

‘broeikasgasemissies’. Enkel de impact verbonden aan de finale vraag door huishoudens naar producten van de Vlaamse landbouw en voedingssectoren wordt in detail bestudeerd.

De waarden in de tabel zijn uitgedrukt in ton.

Onderstaande tabel geeft het verschil tussen de milieu-impact berekend op basis van de x118 (landbouw niet opgesplitst) ten opzichte van de x120 (landbouw wel opgesplitst), uitgedrukt ten opzichte van de impact verbonden aan de x118. De analyse in het bovenste gedeelte van de tabel (voor de aparte polluenten) werd gemaakt op basis van de effectief geëmitteerde hoeveelheid van de besproken polluent. Enkel in de onderste rij worden de emissies omgerekend naar CO2-equivalenten.

Indien de waarde in de tabel negatief is wil dit zeggen dat de impacts die worden berekend met de x118 tabel lager zijn dan wanneer ze met de x120 tabel worden berekend. Dit wil dan zeggen dat door het opsplitsen van de landbouwsector de impacts die verbonden zijn aan de beschouwde producten hoger zijn dan wanneer de landbouwsector als 1 sector wordt beschouwd.

Indien de waarde in de tabel positief is wil dit zeggen dat de impacts die worden berekend met de x118 tabel hoger zijn dan wanneer ze met de x120 tabel worden berekend. Dit wil dan zeggen dat door het opsplitsen van de landbouwsector de impacts die verbonden zijn aan

de beschouwde producten lager zijn dan wanneer de landbouwsector als 1 sector wordt beschouwd.

Tabel 34 : Analyse broeikasgasemissies x118 versus x120

ton 01A1 15A1 15B1+J1 15C1 15D1 15E1 15F1+G1 15H1 15I1 15K1+L1

CH4 46% -50% 6% 46% -9% -50% -33% -25% 73% 23%

CO2 -21% 26% -4% -10% 0% 24% -4% 0% -37% -1%

N2O 28% -11% -15% -8% -4% -11% -24% -19% -74% -16%

CO2-eq 22% -9% -4% 0% 0% -9% -15% -5% -19% -1%

Uit de tabel blijkt dat voor de vraag naar producten van de landbouw (01A1) er voor CO2

een onderschatting gebeurt wanneer analyses worden uitgevoerd met de x118 tabellen. Voor de pollenten N2O en CH4 gebeurt er bij het gebruik van deze x118 tabellen een overschatting.

Wanneer deze polluenten worden gesommeerd zien we dat dit voor broeikasemissies (in CO2-eq) voor de landbouwsector resulteert in een overschatting bij analyses vanuit de finale vraag door huishoudens naar producten van de landbouw wanneer deze sector in zijn geheel wordt beschouwd. Dit komt vooral doordat huishoudens voornamelijk producten van de tuinbouw aankopen. De impact die verbonden is per euro van deze producten bedraagt slechts de helft van de impact die wordt toegekend wanneer de landbouw als 1 sector wordt beschouwd. Vandaar dat er voor landbouwproducten een sterke afname is van de totale broeikasgasemissies.

Tabel 35 : overzicht BKG-emissies per euro landbouwproduct x118 versus x120 ton BKG/euro 01A1 - akkerbouw 01A1 - tuinbouw 01A1 - veeteelt

x120 0,0025 0,0009 0,0019

x118 0,0017 0,0017 0,0017

-48% 48% -12%

Voor de voedingssectoren (15 A–L1) zien we dat er voor de emissies van CH4 een overschatting gebeurt voor de sectoren ‘verwerking van vis en vervaardiging van deegwaren’

(15BJ1), ‘verwerking van groenten en fruit’ (15C1), ‘vervaardiging van suiker’ (15I1) en

‘vervaardiging van dranken en tabaksproducten’ (15KL1) wanneer wordt gewerkt met de x118 tabellen. Voor de emissies van CO2 is er een overschatting van de emissies voor de vleesverwerkende nijverheid (15A1) en zuivelnijverheid (15E1). Voor de sectoren

‘plantaardige en dierlijke vetten’ (15D1) en ‘brood en banketbakkerswerk’ (15H1) zijn de ingeschatte impacts op basis van beide tabellen gelijk. Voor de overige sectoren gebeurt er een onderschatting voor deze polluent. Tot slot zien we dat er voor de emissie van N2O steeds een onderschatting gebeurt wanneer gebruik wordt gemaakt van de x118 tabellen.

Voor het geheel van de broeikasgassen die verbonden zijn aan de finale vraag door huishoudens naar deze producten van de voedingssectoren zien we dat door gebruik te maken van de x118 tabellen er voor de meeste sectoren een onderschatting gebeurt van de broeikasgasemissies. Voor twee sectoren ‘verwerking en conservering van groenten en fruit’

(15C1) en ‘vervaardigen van oliën en vetten’ (15D1) blijft het resultaat gelijk onafhankelijk of met de x118 of x120 tabellen wordt gewerkt.

De milieu-impacts voor producten van de voedingssectoren worden meestal groter wanneer ze worden berekend met de tabellen waarin de landbouw is opgesplitst. De mate waarin deze milieu-impact toeneemt, is afhankelijk van de landbouwsectoren waar de voedingssector zijn

aankopen doet. Wanneer aankopen worden gedaan bij de vee- en de akkerbouw neemt de impact toe. Bij aankopen bij de tuinbouw neemt de impact af. Daarnaast neemt de impact toe naarmate het bedrag dat wordt gespendeerd bij de veeteelt en akkerbouw toeneemt.

6 Besluiten

Voor de modellering van materialen in het Vlaams IO-model werd bij een eerste analyse vastgesteld dat, bij koppeling van materiaalgebruik aan de extractiesector zoals die was, er inderdaad materiaal “verloren” leek te gaan. Om dit te voorkomen werd een nieuwe methode voorgesteld, steunend op enerzijds het directe materialengebruik (gebruik van ontgonnen ertsen, dus rechtstreeks geleverd door de extractiesectoren) en het indirect materialengebruik anderzijds (halfafgewerkte producten waar materialen in verwerkt zijn). Bij validatie van deze methode werd duidelijk dat nu wel een logisch resultaat wordt bekomen na doorrekening met het Vlaams IO-model. Waar in de oude methode bijvoorbeeld kolen die in Vlaanderen worden gebruikt uit Brussel/Wallonië leken te komen, is het resultaat nu veel logischer: 72% van alle kolen die worden gebruikt (direct en indirect) worden ontgonnen buiten Europa, 28% in Europa zelf (dus buiten België).

Aan de hand van de cases die zijn gerapporteerd in dit rapport kan besloten worden dat de uitbreiding van het Vlaamse IO-model met primair materiaalgebruik toelaat om materiaalintensieve sectoren maar ook finale consumptieactiviteiten op te sporen. Zo blijkt dat voor een auto een factor 16 meer ertsen nodig zijn dan de effectieve hoeveelheid materiaal per auto, bij een gsm is dit een factor 110.

Daarnaast is opnieuw gebleken dat een LCA tot specifiekere resultaten leidt dan een IO-analyse, met name voor producten (of productgroepen) die onvoldoende afgebakend zijn door de consumptie-activiteiten/productgroepen resp. sectoren. Omgekeerd zal een IO-analyse vollediger zijn, maar kan door zijn beperkingen qua detail van consumptie-activiteit/productgroep ook onnauwkeuriger zijn door uitmiddeling met andere activiteiten binnen dezelfde categorie. Een manier om voor specifieke producten die slechts een klein deel uitmaken van een consumptie-activiteit/sector toch meer nauwkeurigheid te bereiken is het verrichten van een vooronderzoek naar de monetaire opsplitsing van het specifieke product over de voorafgaande sectoren in de voorketen, zoals binnen de case ‘gsm’ gebeurd is. Een ander voordeel is dat een IO analyse veel minder tijd kost dan een LCA. Daarenboven laat dergelijke IO-analyse ook veel gemakkelijker een vergelijking toe met andere activiteiten in de maatschappij.

Bij een IO-analyse waarbij gezocht wordt naar de verhoudingen in milieubelasting tussen de productiefase en de gebruiksfase treedt een discrepantie op tussen de milieugegevens verbonden aan de consumptiefase (stockgegevens, bv. voor het wagenpark in 2003, en dientengevolge een gemiddelde voor de technologie van ca. de laatste 10 jaar) en deze verbonden aan de productiefase (flowgegevens, bv. voor de wagens aangekocht in 2003 en dientengevolge wellicht niet representatief voor de gemiddelde aankoop van wagens (wegens top/crisisjaar )). Voor de case van de wagens zal de markt en ook de technologische ontwikkeling minder snel aan verandering onderhevig zijn geweest dan die voor de case van de GSM’s. In de praktijk van analyses is het belangrijk dat productiegegevens worden gekoppeld aan de verkoop in dat jaar en de gebruiksgegevens aan de in omloop zijnde producten, voor een correcte interpretatie.

Na overleg met landbouw-experten, werd in samenspraak met de opdrachtgever beslist de landbouwsector op te splitsen in 3 subsectoren, namelijk de akkerbouw, veeteelt en tuinbouw. Om dit modelmatig mogelijk te maken, werden in eerste instantie de aanbod- en gebruikstabel opgesplitst. Op basis van deze opgesplitste tabellen werd door het Federaal Planbureau een nieuwe input-outputtabel opgemaakt, wat leidde tot een IO-tabel met 120x120 sectoren. Ook de milieugegevens voor de landbouwsector werden opgesplitst. Op deze manier is het mogelijk meer gedetailleerde analyses uit te voeren voor landbouw.

Een eerste analyse die focust op de broeikasgasemissies verbonden aan de finale vraag naar producten van de landbouw en voeding door Vlaamse huishoudens toont aan dat het uitsplitsen van de landbouwsector in subsectoren wel degelijk het resultaat van een analyse met het IO-model beïnvloedt. Voor de vraag naar producten van de landbouw (01A1) gebeurt er voor CO2 een onderschatting wanneer analyses worden uitgevoerd met de x118 tabellen.

Omgekeerd gebeurt er voor de pollenten N2O en CH4 bij het gebruik van deze x118 tabellen een overschatting. Omgerekend naar totale broeikasgasemissies (in CO2-eq) resulteert dit in een overschatting bij analyses vanuit de finale vraag door huishoudens naar producten van de landbouw wanneer deze sector in zijn geheel wordt beschouwd. Voor het geheel van de broeikasgassen die verbonden zijn aan de finale vraag door huishoudens naar producten van de voedingssectoren zien we dat door gebruik te maken van de x118 tabellen er voor de meeste sectoren een onderschatting gebeurt van de broeikasgasemissies. Voor twee sectoren ‘verwerking en conservering van groenten en fruit’ (15C1) en ‘vervaardigen van oliën en vetten’ (15D1) blijft het resultaat gelijk onafhankelijk of met de x118 of x120 tabellen wordt gewerkt.

Avonds, Vandille 2008, Monetaire input-outputtabellen voor Vlaanderen, Federaal Planbureau, Brussel, 40 pp

Bilsen, Jansen, Van Dingenen, Vercaemst, Vercalsteren 2008, Algemene procesbegeleiding bij de operationalisering van een Vlaams milieu-input-outputmodel en modelafbakening van het te beschrijven systeem, IDEA Consult, Vito, eindrapport in opdracht van Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie,OVAM en VMM, 143 pp.

ILVO, 2007. D’hooghe, J., Wustenberghs, H. en Lauwers, L., Inschatting van het watergebruik in de landbouw op basis van nieuwe en geactualiseerde kengetallen per landbouwactiviteit. Studie in opdracht van VMM-MIRA, pp.80

Nemry F. , et al., 2008 Environmental Improvement of Passenger Cars (IMPRO-car) , ISBN:

978-92-79-07694-7 , http://ftp.jrc.es/EURdoc/JRC40598.pdf

Rowley H.V., Lundie S. Peters G.M,2009 A hybrid life cycle assessment model for comparison with conventional methodologies in Australia. Int J Life Cycle Assess (2009) 14:508–516

Suh, S., 2009, Developing the sectoral environmental database for Input-Output Analysis:

Comprehensive Environmental Data Archive of the US, chapter 32 in Suh. S. (ed.), 2009, Handbook of input-output economics in Industrial Ecology, Springer Netherlands, pp. 689-712.

Timmermans J. et al, 2005, Bepalen van een Ecoscore voor voertuigen en toepassing van deze Ecoscore ter bevordering van het gebruik van milieuvriendelijke voertuigen , Aminal studie.http://etec.vub.ac.be/publications/Eindverslag_Ecoscore_voertuigen_maatregelen_impl consumption of the EU-25, Main report, JRC/IPTS/ESTO, EUR 22284 EN, mei 2006, 136 pp.

Tukker, A., Huppes, G., Guinée, J., Heijungs, R., de Koning, A., van Oers, L., Suh, S., Geerken, Th. Van Holderbeke, M., Jansen, B., Nielsen, P., 2006b, Environmental Impact of Products (EIPRO), Analysis of the life cycle environmental impacts related to the final consumption of the EU-25, Summary of the final report by DG Environment and DG Joint Research Centre, mei 2006, 13 pp.

Van Mierlo J, Boureima F. et al. 2011 , Clean Vehicle Research : LCA and Policy measures

“Clever” http://www.belspo.be/belspo/fedra/proj.asp?l=nl&COD=SD/TM/04B

Vercalsteren, A., et al. 2008, De totale milieu-effecten van onze consumptie en productie in kaart met het Milieu-Input-Outputmodel voor Vlaanderen, in opdracht van OVAM, 11 pp.

Vercalsteren, A., Jansen, B., Moorkens, I., Van der Linden, A., Vercaemst, P., 2008.

Opstellen en opvullen van de milieu-extensietabel van een Vlaams milieu-input-outputmodel, VITO, eindrapport in opdracht van Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, OVAM en VMM, 72 pp

Vercalsteren, A., Van der Linden, A., Dils, E., Geerken, T., Moorkens, I., Vanhulsel, M., Vangeel, S., 2011. Het Vlaams uitgebreid input-outputmodel: Update van de milieu-extensietabellen. VITO, in opdracht van de Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, OVAM en VMM

7 Bibliografie

Vercalsteren, A., Van der Linden, A., Dils, E., Geerken, T., 2012. Milieu-impact van productie- en consumptieactiviteiten in Vlaanderen. VITO, in opdracht van MIRA (in opmaak)

Weidema, Bo P., Suh Sangwon, Notten Ph., 2008, Setting Priorities within Product-Oriented Environmental Policy, in Journal of Industrial Ecology, vol. 10(3), pp. 73-87.