• No results found

Berekening van de milieu-impacten met alternatieve IO- IO-modellering

Productiefase versus consumptiefase Aandeel in bestedingen (basisprijzen)

4.3 Case “gsm”

4.3.3 Berekening van de milieu-impacten met alternatieve IO- IO-modellering

Een mogelijkheid om met het IO-model toch een meer specifieke analyse te doen bestaat erin om binnen de consumptie-activiteit ‘communicatie en multimedia’ mobiele telefonie af te splitsen. Om dit te kunnen, zijn gegevens nodig over de bestedingen van Vlaamse huishoudens (op jaarbasis) aan de verschillende aspecten van mobiele telefonie. Door vervolgens deze specifieke bestedingen te koppelen aan de milieu-aspecten van de productieketen van de producten en diensten worden dan meer specifieke resultaten bekomen. Uiteraard blijft dit een vrij hoge onzekerheidsmarge hebben, die samenhangt met de onzekerheid van de gegevens over de bestedingen. Specifiek voor deze case zijn gegevens opgezocht voor de volgende aspecten van mobiele telefonie:

- Aankoop van gsm;

- Elektriciteitsgebruik voor opladen;

- Abonnementskosten.

De gegevens zijn telkens herrekend naar alle Vlaamse huishoudens over het ganse jaar 2003. Onderstaand wordt deze oefening als illustratie gegeven.

4.3.3.1 Aanvullende informatie over kostprijsopbouw omtrent gsm’s in huishoudens

Gewicht en prijs gsm anno 2003

De gsm’s uit het jaar 2003 wogen typisch 90g (Testaankoop nr. 468 sep 2003). Winkelprijzen varieerden tussen 99 en 549 Euro met een gemiddelde van 260 Euro voor alle 47 geteste gsm’s in december 2003 (Testaankoop nr. 471, dec 2003). Productieprijzen (vanaf de poort van de fabrikant) zijn niet gemakkelijk te vinden. We hebben wel een referentie gevonden uit Amerika die spreekt over een kostprijs van ca. 35 dollar dus ca 30 Euro medio 2005 (http://www.esato.com/news/20-production-cost-for-new-mobile-platform-616). We nemen even aan dat de gemiddelde basisprijs in 2003 zeker hoger is geweest en ca. 60 Euro bedroeg. De producerende sector in Vlaanderen kan 32A1 zijn (Vervaardiging audio,video, telecommunicatieapparatuur), ook al zal een belangrijk deel uit het buitenland komen.

Het aantal gsm’s heeft een enorme opmars meegemaakt en is in 2003 gestegen tot 83,5 per 100 inwoners in België (http://www.itu.int/ITU-D/ict/statistics/). In Vlaanderen woonden er ca 6 miljoen mensen in 2003. In 2002 hadden 79 van de 100 inwoners een mobiele telefoon, dus dat betekent dat er in 2003 in totaal ca 270.000 gsm’s zijn verkocht. We moeten aannemen dat een significant deel ervan telefoons voor het werk zijn geweest (ca 35%) en dat het aandeel door huishoudens ca. 65% was. Dus er zijn naar schatting 175.500 gsm’s door huishoudens aangeschaft in 2003. Aan een geschatte prijs van 60 Euro komt dit overeen met 10,53 miljoen gsm’s die zijn aangekocht door huishoudens in 2003. Het gemiddelde aantal gsm’s in gebruik in Vlaanderen zal ca. 4,87 miljoen zijn geweest (gem. van 79% en 83,5% per inwoner). We nemen opnieuw aan dat 65% hiervan voor gebruik door huishoudens is geweest, wat neerkomt op 3,17 miljoen gsm’s.

Tabel 9: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor aankoop gsm’s Gsm aanschaf Basisprijs per stuk (Euro) Leveringen 2003 in

Vlaanderen in basisprijs aan huishoudens door 32A1 (Euro)

60 10.53 miljoen

Elektriciteitsgebruik voor opladen

Een Europese studie (http://ec.europa.eu/environment/ipp/pdf/nokia_mobile_05_04.pdf) geeft melding van volgende gebruiksscenario’s:

- light user gebruikt 25 MJ aan elektriciteit;

- heavy user gebruikt 33,5 MJ;

- gedurende een levensduur van 2 jaar.

Deze waarde betreft de elektriciteit uit het stopcontact, niet de primaire energie nodig om die ca 30 MJ per twee jaar te maken. Per jaar gaat het dus om 15 MJ (of 4,2 kWh) energie nodig voor het opladen van een gsm. De prijs van elektriciteit voor de consument in Vlaanderen (voor gemiddeld verbruik van 3500 kWh per jaar) bedroeg in 2002/2003 ca 0,15 Euro per kWh (Testaankoop Nr. 465, mei 2003). We nemen aan dat de basisprijs ca 0,1 Euro per kWh bedraagt. De basisprijs voor het opladen van een gsm gedurende een jaar wordt dus geschat op 0,42 Euro (4,2 kWh x 0,1 Euro/kWh)..

Tabel 10: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor opladen van gsm’s

Abonnement/gesprekken voor telecomdiensten door huishoudens:

Uit een onderzoek van OIVO in 2003 is gebleken dat jongeren tot 25 jaar ca. 17 tot 18 Euro per maand aan gsm-gesprekken en sms-en uitgeven (http://www.oivo-crioc.org/teksten/pdf/842.pdf). We nemen aan dat dit gebruik ook redelijk dicht bij het gemiddelde gebruik zal liggen en dat het om ca. 10 Euro (basisprijs) per maand per toestel gaat, wat neerkomt op 120 Euro per jaar per toestel. Een aantal van de toestellen zullen ongebruikt liggen. Zakelijk gebruik zal hoger liggen qua gebruik en zelfs een deel van privé gebruik overnemen. Met 3,17 miljoen gsm’s in gebruik bij Vlaamse huishoudens in 2003, komt dit neer op een besteding van 380,40 miljoen Euro voor abonnementen/gesprekken.

De telecombedrijven moeten van deze inkomsten de infrastructuur, hun energiegebruik , kantoren, verkooporganisatie en personeel betalen.

Tabel 11: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor abonnementen voor telecom diensten gebruik GSM Basisprijs voor 1 jaar

telefoneren per gsm

We kunnen deze aankoop/besteding alleen maar toewijzen aan de gecombineerde sector 64A1 en 64B en dat blijft helaas een gemiddelde over post, vaste en mobiele telecommunicatie en overige communicatie. We hebben geen informatie over een verdere uitsplitsing tussen levering van zendmasten, gebruik van energie etc. dus we zullen moeten leven met een gemiddelde sector ‘Post en Telecommunicatie’ (64A1 + 64B). Deze is om vertrouwelijkheidsredenen in het monetaire luik samengevoegd.

Uit de Europese EIPRO studie, die betrekking had op de jaren 2000-2003, waar post en telecom wel gescheiden zijn behandeld op EU-niveau, weten we dat post per Euro een fors hogere bijdrage (ca factor 6) geeft aan broeikaseffect dan telecommunicatie. Aangezien post monetair gezien een veel kleiner aandeel heeft in de uitgaven (0,25 % voor post vs 3,6 % voor telecom) verhoogt dit de gemiddelde emissies van broeikasgassen van “post + telecom”

met ca 50% vergeleken met die van telecom afzonderlijk. Verwachting is dus dat de geschatte emissies door “gsm” in deze meer gedetailleerde berekening voor het monetair belangrijkste deel (de abonnementen/gesprekken) een overschatting zullen zijn van de werkelijkheid. Kanttekening hierbij is dat zelfs in de EIPRO-studie telecommunicatie ook nog een optelsom van vaste en mobiele telefonie is.

4.3.3.2 Uitwerking van alternatieve verfijnde IO-analyse voor gsm’s

Op basis van bovenstaande kostengegevens is de IO-analyse opnieuw gebeurd. De belangrijkste verfijning ligt in de meer specifieke bestedingen van huishoudens voor gsm-gebruik. Deze zijn gekoppeld aan de milieugegevens voor de relevante sectoren waarvan de huishoudens goederen en diensten aankopen ten behoeve van mobiele telefonie.

Onderstaande tabel toont de verdeling van de broeikasgasemissies en materiaalgebruik over de verschillende sectoren waarvan huishoudens goederen en diensten afnemen. De bestedingen en dus ook impacten verbonden aan de aankoop, incl. productie, van gsm’s zijn verdeeld over zowel de producerende sector (32A1) als de groot- en kleinhandel (51A1 resp.

52A1). Voor wat betreft het gebruik van gsm’s zijn de impacten door het opladen volledig toegewezen aan de sector van productie van elektriciteit, gas en warm water (40A1), de abonnementen zijn toegewezen via de sector van post en telecommunicatie (64AB1).

Tabel 12: Aandeel van de impact van de verschillende ‘levenscyclusfasen’ voor de vraag naar mobiele telefonie door Vlaamse huishoudens in 2003 (volgens verfijnde methode)

totaal 'GSM' in 2003 door VL HH volledige aandeel voor broeikasgasemissies. Het merendeel van de emissies wordt veroorzaakt door de telecommunicatiesector zelf, t.g.v. bijvoorbeeld het energiegebruik van het netwerk. Dit is mogelijk een overschatting, omdat in deze sector (64AB1) zowel de post als de telecommunicatiebedrijven en andere zitten. Toch komen deze verhoudingen voor broeikaseffect redelijk overeen met de bevindingen van een LCA-studie door Ericsson zoals verder beschreven.

Onderstaande tabel toont de berekende milieu-aspecten in absolute waarde voor het totale gsm gebruik (zowel voor de aanschaf van de nieuwe gsm’s als voor het gebruik van alle niet-professionele gsm’s) van Vlaamse huishoudens in 2003.

Tabel 13: Bijdragen aan de verschillende milieu-aspecten, voor de totale vraag naar mobiele telefonie vanuit Vlaamse huishoudens in 2003, volgens verfijnde IO-analyse

totaal 'GSM' in 2003 door VL HH Climate change

Primaire

Totaal productiefase 141 38881 19806 38181

32A1 (productie) 0,2 177 40 103

51A1 (groothandel) 0,9 450 132 697

52A1(kleinhandel) 2,8 1260 406 960

40A1 (laden) 8,1 145 1085 117

64AB1 (abonnement/operator) 128,6 36849 18142 36305

Deze resultaten zeggen op zich niet veel. Om deze resultaten te kunnen vergelijken met enerzijds LCA-resultaten en anderzijds met de IO-analyse van de ‘auto’, herrekenen we ze naar één gsm door deze absolute waarden voor het totale gsm gebruik te delen door het aantal gsm’s:

- 32A1, 51A1 en 52A1: deze hebben te maken met de gsm’s die worden aangeschaft in 2003 (flow) en worden dus door dit aantal gedeeld (175.500 gsm’s);

- 40A1 en 64AB1: hebben te maken met het gebruik van alle gsm’s in gebruik (stock) en dus worden deze waarden gedeeld door dit aantal (3,17 miljoen gsm’s).

Dit resulteert in volgende resultaten, welke de milieu-aspecten weergeven per gsm, berekend met de verfijnde IO-analyse. Materiaalgebruik is niet relevant voor het laden en de abonnementen, vandaar dat deze cellen niet ingevuld zijn in de tabel.

Tabel 14: Bijdragen aan de verschillende milieu-aspecten, per gsm gebruikt in Vlaamse huishoudens in 2003, volgens verfijnde IO-analyse

Totaal productiefase 65,430 0,011 0,003 0,010

32A1 (productie) 1,310 0,0010 0,0002 0,0006 51A1 (groothandel) 5,057 0,0026 0,0008 0,0040 52A1(kleinhandel) 15,915 0,0072 0,0023 0,0055

40A1 (laden) 2,571 64AB1 (abonnement/operator) 40,577

De absolute waarde voor broeikasgasemissies komt goed overeen met de verderop gerapporteerde 55 kg CO2/gsm in de Ericsson LCA-studie. Dit laat zien dat de top-down IO-benadering met de noodzakelijke verfijning via kostprijsopbouw toch goed overeenkomt met de resultaten van de bottom-up LCA-methode.

Naar het gebruik van ertsen zien we dat per gsm van gemiddeld 100g er 11kg primaire ertsen nodig zijn geweest. Dit is dus een factor 110 voor de gsm die vergeleken met de auto (factor 16) toch een heel stuk hoger ligt. Algemeen is bekend dat elektronische producten in hun voorketen relatief gezien veel materialen gebruiken. De materialeninformatie die aan het IO model is toegevoegd kan een behulpzame indicator kunnen zijn voor de ontwikkeling van een grondstoffenbeleid of de opsporing van aanvullend afvalbeleid (in termen van kg): voor GSM’s zou de productiefase wel eens belangrijker kunnen zijn dan de afdankfase van het toestel. Het recycleren van auto’s en GSM’s blijft vanzelfsprekend belangrijk maar is al aan regelgeving onderhevig middels WEEE en End-of-Life vehicles Directives.

4.3.3.3 Toegevoegde waarde van alternatieve verfijnde IO-modellering

Om na te gaan wat nu de toegevoegde waarde is van deze verfijnde IO-analyse toont onderstaande tabel voor het totale gsm-gebruik van Vlaamse huishoudens in 2003 de totale broeikasgasemissies berekend volgens twee methoden:

- Alternatieve (verfijnde) methode: zoals hierboven beschreven, met een specifieke kostprijsopbouw voor gsm gebruik (par. 4.3.3.2);

- Eenvoudige methode waarbij emissies verdeeld worden volgens het monetaire aandeel: via de kostprijsopbouw van de gsm (par. 4.3.3.1) weten we dat de totale bestedingen van Vlaamse huishoudens aan mobiele telefonie naar schatting 392 miljoen Euro bedragen. Dit is 14% van de totale bestedingen van Vlaamse huishoudens aan de consumptieactiviteit ‘communicatie en multimedia’. Wanneer we deze ratio ook toepassen op de totale broeikasgasemissies van communicatie en multimedia (2400 kton CO2-eq., zie tabel 8), resulteert dit in een schatting van de broeikasgasemissies voor mobiele telefonie van 336 kton CO2-eq.

Dit laat zien dat voor heel specifieke vragen waarbij de productgroep slechts een klein aandeel is van de in het IO-model gedefinieerde consumptie-activiteiten/producerende

sectoren, een voorstudie noodzakelijk is om toch nog met een IO-analyse een zekere nauwkeurigheid te bereiken.

Tabel 15: Broeikasgasemissies tengevolge van de vraag naar mobiele telefonie van Vlaamse huishoudens in 2003, berekend volgens 2 methodes

Climate change Bestedingen

kton CO2-eq mio Euro

Impact van mobiele telefonie volgens alternatieve verfijnde methode (par.

4.3.3.2) 141 392

Impact van mobiele telefonie volgens monetair aandeel van volledige

consumptie-activiteit (par. 4.3.3.3) 336 Impact van communicatie en multimedia

(waarvan mobiele telefonie deel

uitmaakt) (par. 4.3.2) 2400 2822