• No results found

Bij abormale (discretionary) arruals komen veel variabelen in de modellen overeen, maar de resultaten waren niet gelijk en/of consistent. Bij het resultaat dat overeenkwam is in Australië naar accounting discretie van het management gekeken. Bij de proxy aangepaste controleverklaring zijn de resultaten ook niet allemaal gelijk en/of consistent. De variabelen in de modellen komen bijna helemaal niet overeen. Omdat in Australië zelf ook de resultaten verschillen bij gebruik van dezelfde proxy, kunnen twijfels bestaan bij de proxy aangepaste controleverklaringen. Aangezien bij het bepalen van de variabelen in het model veel ruimte is voor eigen keuzes.

Omdat de resultaten met China verschillen met andere landen is naar de vergelijking tussen de modellen van China zelf gekeken.

Het is zeer opvallend dat de modellen die in China zijn gebruikt om de auditkwaliteit te meten gebruik maakt van variabelen die aangeven wanneer de zeggenschap van een bedrijf bij de

42 | P a g e overheid ligt. Dit is in de artikel van Chi et al. (2013) duidelijk te zien, waarbij gekeken is naar CSOEs en non-CSOEs. In de andere artikelen is hier ook rekening mee gehouden. De variabelen in de modellen van China die dit aangeven zijn rood gemarkeerd in de modellen. In Taiwan en Australië zijn geen variabelen in de modellen te vinden die dit aangeven. In de onderzoeken van China zijn ook rekening gehouden met de omgevingsfactoren per regio. Voorbeelden zijn de auditmarkt concentratie en het niveau van de rechtsontwikkeling (of een gebied hoog of laag ontwikkeld is). Deze variabelen bepalen ook de resultaten van het onderzoek. Zo blijkt in het onderzoek van Firth et al. (2012) dat de resultaten helemaal veranderen toen hij rekening hield met deze factoren. De gebruikte modellen in China verschillen hierdoor toch veel met de gebruikte modellen in Taiwan en Australië. In vergelijking met Taiwan, waarbij bijna alle variabelen in het model overeenkwamen met de variabelen in het model van China, is het model van China toch specifieker door het letten op deze factoren. Door de gebruikte modellen in China, waar gelet worden op gebiedsfactoren bepalen de effecten van verplichte auditroulatie in de onderzoeken.

43 | P a g e

Hoofdstuk 5, Conclusie

In 2002 zijn Enron en het accountantskantoor Arthur Andersen failliet gegaan. Door Enron en de relatie met zijn accountantskantoor Arthur Andersen is wereldwijd naar verschillende regelingen gekeken om de onafhankelijkheid van accountants te verbeteren. Hierdoor is in 2002 de SOX act ingevoerd in Amerika. Ook in China heeft de CSRC en China MOF auditpartners verplicht om de 5 jaar te rouleren vanaf 2004. In China zijn de accountants verplicht hun naam op een controleverklaring te zetten, waardoor verplichte partnerroulatie beter kan worden onderzocht. In Taiwan en Australië is dit ook het geval. Tegens is in deze landen partnerroulatie ook verplicht. Naast de verplichte partnerroulatie wordt ook naar de verplichte kantoorroulatie gekeken. Bij het bepalen van het toe- of afnemen van de auditkwaliteit zijn verschillende proxy’s gebruikt om de auditkwaliteit te meten. Hierbij zijn verschillende modellen voor de proxy’s gebruikt. De onderzoeksvraag voor deze scriptie luidt als volgt:

‘In hoeverre bepalen de modellen voor proxy’s de effecten van verplichte auditroulatie in China, vergeleken met Taiwan en Australië?’

DeAngelo (1981, p.186) definieert auditkwaliteit als de kans dat een overtreding of een fout in het financiële verslag wordt ontdekt en wordt gerapporteerd. Dit is moeilijk te toetsen, daarom worden verschillende proxy’s genomen om de auditkwaliteit te meten. In onderzoeken over auditkwaliteit worden verschillende proxy’s gebruikt. In de onderzoeken over de effecten van verplichte roulatie op de auditkwaliteit in China is gebleken dat abnormale (discretionary) accruals en aangepaste controleverklaringen vaak worden gebruikt als proxy om de auditkwaliteit te meten. Onderzoeken die gebruik maken van discretionary accrauls gebruiken vaak het modified Jones model om discretionary accruals te berekenen.

De gedachtegang voor het invoeren van verplichte partnerroulatie is dat een nieuwe auditor een frisse blik op de controlerelatie heeft en de bekendheid met de cliënt tegen gaat. Hierdoor verbetert de onafhankelijkheid van een controle en daarmee de auditkwaliteit. Maar de Europese Commissie is het hiermee niet eens. Zij zijn van mening dat verplichte partnerroulatie niet de onafhankelijkheid en dus de auditkwaliteit verbetert. Hiervoor in de plaats stellen ze verplichte kantoorroulatie voor.

Uit het literatuuronderzoek over China blijkt een positieve relatie te zijn gevonden bij het invoeren van verplichte partnerroulatie en het toenemen van de auditkwaliteit. Dit resultaat geldt alleen voor minder ontwikkelde gebieden. Bij verplichte kantoorroulatie is geen relatie

44 | P a g e gevonden, maar bij CSOEs is gevonden dat de auditkwaliteit afneemt door verplichte kantoorroulatie. In Taiwan is gevonden dat de auditkwaliteit toeneemt of geen relatie vertoont bij het toenemen van auditpartner tenure. Het invoeren van verplichte kantoorroulatie blijkt een negatieve effect op non-Big 5 accountantskantoren te hebben. In Australië is gevonden dat bij het invoeren van verplichte partnerroulatie de auditkwaliteit toeneemt. Daarnaast is bij het toenemen van accountantskantoor tenure een toename in de auditkwaliteit gevonden. Verplichte kantoorroulatie vertoont een kleine toename van de auditkwaliteit, maar het is niet gunstiger door de toename van extra kosten.

Concluderend, de modellen in China bepalen de effecten van verplichte roulatie in China. Deze modellen met dezelfde proxy kunnen niet vergeleken worden met de modellen in andere landen als Taiwan en Australië. Dit komt doordat in de modellen van China rekening worden gehouden met de gebiedsfactoren in een regio, waardoor de resultaten kunnen veranderen. In Taiwan en Australië zijn geen rekening gehouden met deze factoren. Ook zijn in de modellen van China rekening gehouden met bedrijven waar de zeggenschap bij de overheid ligt. Dit is in tegenstelling met Taiwan en Australië. Dit kan leiden tot verschillen.

Een beperking van dit onderzoek is dat veel onderzoeken over dit onderwerp in combinatie met China niet kon worden verkregen. Een andere beperking is dat in de Chinese onderzoeken wel rekening is gehouden met gebied specifieke factoren en in Taiwan en Australië niet. Dit levert verschillen op. Daarnaast hangt de proxy aangepaste controleverklaring af van het bedrijf zelf. Een goedlopend bedrijf waar de verslaggeving in orde is, is geen aangepaste controleverklaring nodig. De modellen die hiervoor zijn gebruikt, verschillen ook onderling veel van elkaar. Hoewel veel variabelen in de gebruikte modellen gelijk zijn, verschillen de resultaten. Voor vervolg onderzoek is het van belang om ook de onderzoeken over China, waar in dit literatuuronderzoek niet kon worden bestudeerd te gebruiken. Hierbij is ook van belang wanneer China wordt vergeleken met Taiwan en Australië, ook in Taiwan en Australië rekening moet worden gehouden met gebiedsfactoren.

45 | P a g e

Hoofdstuk 6, Bibliografie

Arens, A.A., Elder, R.J., en Beasley, M.S. (2012). Auditing and assurances services, an integrated approach, 14th edition. Publisher: Pearson Education Limited.

Bandyopadhyay, S.P., Chen, C.L. en Yu, Y.M. (2013). Mandatory audit partner rotation, audit market concentration, and audit quality: Evidence from China*. Advances in Accounting, incorporating Advances in International accounting, p.p. 1-14.

Carey, P. en Simnett, R. (2006). Audit partner tenure and audit quality. The Accounting

Review, 81, (3), p.p. 653 – 676.

Chen, C.Y., Lin, C.J. en Lin, Y.C. (2008). Audit partner tenure, audit firm tenure, and discretionary accruals: Does long auditor tenure impair earnings quality? Contemporary Accounting Research, 25, (2), p.p. 415 – 445.

Chi, W.C. en Huang, H.C. (2005). Discretionary accruals, audit-firm tenure and audit-partner tenure: Empirical evidence from Taiwan. Journal of Contemporary Accounting & Economics, 1, (1), p.p. 65 – 92.

Chi, W.C., Huang, H.C., Liao, Y.C. en Xie, H. (2009). Mandatory audit partner rotation, audit quality, and market perception: Evidence from Taiwan*. Contemporary Accounting Research, 26, (2), p.p. 359 – 391.

Chi, W.C., Lisic, L.L., Long, X.H., en Wang, K. (2013). Do regulations limiting management influence over auditors improve audit quality? Evidence from China*. Journal of Accounting and Public Policy, 32, (2), 176 – 187.

DeAngelo, L.E. (1981). Auditor size and audit quality. Journal of Accounting and Economics, 3, (3), p.p. 183 – 199.

Dechow, P.M., Sloan, R.G. en Sweeney, A.P. (1995). Detecting earnings management. The Accounting Review, 70, (2), p.p. 1993 – 225.

46 | P a g e Dechow, P.M., Richardson, S.A. en Tuna, I. (2003). Why are earnings kinky? An examination of the earnings management explanation. Review of Accounting Studies, 8, (2), p.p. 355 384.

Dopuch, N., King, R.R. en Schwartz, R. (2003). Independence in Appearance and in Fact: An experimental investigation. Contemporary Accounting Research, 20, (1), p.p. 79 – 114.

Europese Commissie (2010). Green paper, Audit policy: Lessons from the Crisis. Brussels, 13.10.2010, COM (2010), 561 final.

Europese Commissie (2011). Commission staff working paper impact assessment. Brussels, 30.11.2011, SEC (2011), 1384 final.

Fargher, N., Lee, H.Y. en Mande, V. (2008). The effect of audit partner tenure on client managers’ accounting discretion. Managerial Auditing Journal, 23 (2), p.p. 161 – 186.

Firth, M., Rui, O.M. en Wu, X. (2012). How do various forms of auditor rotation affect audit quality? Evidence from China*. The International Journal of Accounting, 47, p.p. 109 – 138.

Francis, J.R. (2004). What do we know about audit quality? The British Accounting Review, 36, p.p. 345 – 368.

GAO (2003). Required study on the potential effects of mandatory audit firm rotation. United States General Accounting Office, GAO-04-216, p.p. 1 – 93.

Jackson, A. B., Moldrich, M. en Roebuck, P. (2008). Mandatory audit firm rotation and audit

quality. Managerial Auditing Journal, 23, (5), p.p. 420 – 437.

Johnson, V. E., Khurana, I. K., en Reynolds, J. K. (2002). Audit-firm tenure and the quality of

financial reports. Contemporary accounting research, 19, (4), p.p. 637 – 660.

Myers, J. N., Myers, L. A., en Omer, T. C. (2003). Exploring the term of the auditor-client relationship and the quality of earnings: A case for mandatory auditor rotation? The Accounting

47 | P a g e Roos, R. (2004). Roulatie van accountantskantoor of interne roulatie? Maandblad voor Accountancy & Bedrijfseconomie, p.p. 472 – 478.

Ryken, K., Radich, R. en Fargher. N.L. (2007). Audit partner rotation: Evidence of changes in audit partner tenure as the result of mandatory regulation in Australia. American Accounting Association, 1, p.p. 28 – 35.

Watkins, A.L., Hillison, W. en Morecroft, S.E. (2004). Audit quality: a synthesis of theory and empirical evidence. Journal of Accounting Literature, 23, p.p. 153 – 193.

Windmöller, R. (2000). The auditor market and auditor independence. European Accounting Review, 9, (4), p.p. 639 – 642.

48 | P a g e

Appendix A. Variabele definities van de Jones modellen.

Het modified Jones model (Dechow et al., 1995 p.199). NDAt= α1(1/At-1) + α2(∆REVt–∆RECt) + α3(PPEt)

In dit model staat NDAt voor de geschatte nondiscretionary accruals in een jaar (t). At-1 geeft de

activa van het vorige jaar weer (t-1). ∆REVt is een ratio van de opbrengsten van een jaar (t)

verminderd met de opbrengsten van de voorgaande jaar (t-1) in relatie tot het totale vermogen van de voorgaande jaar (t-1). ∆RECt is een ratio van de netto debiteuren in een jaar (t)

verminderd met de netto debiteuren van de voorgaande jaar (t-1) in relatie met het totale vermogen van de voorgaande jaar (t-1). PPEt geeft een ratio van de bruto vaste activa in een

jaar (t) in relatie met het totale vermogen van het voorgaande jaar (t-1). α1, α2 en α3 zijn bedrijf specifieke parameters.

Het performance-matched modifed Jones model (Jackson et al., 2008, p.426). TACC= α1 + α2(∆SALES - ∆REC) + α3PPE + α4LTACC + α5GROWTH + ɛ

In dit model staat TACC voor de totale accruals. ∆SALES is de verandering in verkopen. ∆REC is de verandering in de debiteuren. PPE is de bruto materiële vaste activa. LTACC is de totale accruals na het veranderen van het accountantskantoor. GROWTH is de percentuele groei van de verkopen van het volgende jaar vergeleken met het huidige jaar.

Het forward-looking model (Dechow et al., 2003, p.359).

Total Accruals = α + β1[(1+k) ∆Sales–∆REC] + β2PPE + β3LagTA + β4GR_Sales+ ɛ

In dit model staat Total Accruals voor de totale accruals van een bedrijf in een jaar. ∆Sales staat gelijk aan ∆S van het modified Jones model. ∆REC is de verandering van debiteuren in een jaar. PPE is dezelfde als PPE van het modified Jones model. LagTA is de totale accruals van het vorige jaar. GR_Salesit+1 is de groeitempo van de omzet van het huidige jaar naar het

49 | P a g e

Appendix B. Variabele definities van de literatuuronderzoeken.

China

Firth, Rui en Wu (2012, p.p. 119–120)

Logit p(MOD=1) = b0 + b1MPR + b2MFR + b3VPR + b4VFR + b5LTA + b6LEV + b7RECV + b8INV + b9OPI + b10LOSS + b11PREMOD + b12SEO + b13BIG4 + b14CTRGOV + b15LOCGOV + b16AGE + IndDum + YrDum + ProvDum + ɛ

In dit model is MOD een dummy variabel die word gebruikt als een bedrijf een aangepaste controleverklaring ontvangt.

MPR, MFR, VPR en VFR worden gebruikt als dummy variabelen. MPR staat voor verplichte partnerroulatie, MFR staat voor verplichte kantoorroulatie, VPR staat voor vrijwillige partnerroulatie en VFR staat voor vrijwillige kantoorroulatie.

LTA is de grote van een cliënt en wordt genoteerd als een natuurlijke logaritme van het totale vermogen in tienduizend RMB Yuan (Chinese geldeenheid).

LEV, RECV, INV en OPI zijn ratio’s van het totale vermogen. LEV is een ratio van de totale schulden in relatie tot totale vermogen, RECV is een ratio van de totale ontvangsten in relatie tot het totale vermogen, INV is een ratio van het voorraad in relatie tot het totale vermogen en OPI is een ratio van een saldi tussen de operationele winst en de winst uit andere activiteiten in relatie tot totale vermogen.

LOSS is een dummy variabel die wordt gerapporteerd als een bedrijf een nettoverlies rapporteert. De kans dat een winstgevende bedrijf in financiële problemen komt of zich bezig houdt met twijfelachtige administratieve praktijken is minder.

PREMOD is een dummy variabel die word gebruikt wanneer een bedrijf een aangepaste controleverklaring had ontvangen in het voorgaande jaar.

SEO is een dummy variabele en staat voor ‘seasoned equity offering’. Als een bedrijf in het volgende jaar een toename van bijkomende kapitaal verwacht, is er sprake van SEO. Bedrijven met een SEO hebben voor het algemeen een winstgevende profiel. Deze bedrijven hebben minder kans op een aangepaste controleverklaring.

BIG4 is een dummy variabele. De Big 4 auditkantoren zijn: Deloitte, PricewaterhouseCoopers, Ernst & Young en KPMG. Bij een auditor van een Big 4 auditkantoor is er sprake van BIG4. In voorgaande onderzoeken is gebleken dat een audit van een Big N auditkantoor hogere auditkwaliteit levert dan non-Big N auditkantoren. Daarom wordt er verwacht dat BIG4 auditors vaker een aangepaste controleverklaring afgeven.

50 | P a g e CTRGOV en LOCGOV zijn dummy variabelen voor de grootste beherende aandeelhouder. CTRGOV wordt gebruikt als de centrale overheid of een instelling van de centrale overheid de grootste aandeelhouder is in een bedrijf. LOCGOV wordt gebruikt als de lokale overheid of een instelling van de lokale overheid de grootste aandeelhouder is in een bedrijf. Er wordt verwacht dat de coëfficiënten voor CTRGOV en LOCGOV negatief zijn.

AGE is het aantal jaren dat een bedrijf beursgenoteerd is. Door de voorgaande onderzoeken die gerelateerd waren met China, wordt er verwacht dat de coëfficiënt van AGE positief is.

IndDum is een industrie dummy voor de 12 grote industrieën. YrDum is een jaar dummy voor de 9 fiscale jaren die er zijn van de observaties (periode 1997 tot 2005). ProvDum is een dummy voor de 31 provinciale rechtsgebieden in China. Door het toevoegen van deze provinciale dummy variabelen, helpt het controleren voor potentiele overgeslagen regionale verschillen.

Bandyopadhyay, Chen en Yu (2013, p.p.7–8)

DA = α0 + α1POST + β1IBIG4 + β2CIBIG10 + β3FT + β4SIZE + β5CFO + β6GROW + β7AGE + β8SOE + β9LEV + β10TTYPE + β11EXP + β12CLIENTP + δYear + γIndustry + ɛ In dit model staat DA voor discretionary accruals. Discretionary accruals worden in dit onderzoek gemeten door gebruik te maken van het modified Jones model. α0 is een constante die de auditkwaliteit vertegenwoordigt van jaar 5. POST is een indicatorvariabele die de periode na de verplichte roulatie aangeeft (jaren 6, 7 of 8). α1 is een coëfficiënt op de POST variabele. Er is sprake van een verbetering van de auditkwaliteit na de invoering van verplichte partnerroulatie, als de coëfficiënt van POST negatief is. Een positieve coëfficiënt van POST geeft een lager auditkwaliteit weer na invoering van de verplichte partnerroulatie. De grote van het accountantskantoor zijn opgenomen bij de variabelen IBIG4 en CBIG10. IBIG4 geeft de internationale Big 4 accountantskantoren weer en CBIG10 representeren de top 10 Chinese accountantskantoren weer. FT geeft weer hoeveel jaren een accountantskantoor dezelfde cliënt controleert (auditkantoor tenure). SIZE geeft de grote van een cliënt weer (bepaald aan de hand van het totale vermogen). CFO is een cash flow variabele. Deze variabele is toegevoegd omdat in voorgaande onderzoeken een negatieve verband is waargenomen met accruals. Bij GROW wordt de omzetgroei gemeten. Het wordt gemeten door de totale omzet van het lopende jaar te schalen met de totale industrie omzet van het vorige jaar. AGE is het aantal jaren dat een cliënt beursgenoteerd is. SOE variabele geeft aan of een bedrijf staatseigendom is of niet. LEV

51 | P a g e variabele is toegevoegd om het effect van de risico’s te meten, dat door hoge schulden zijn ontstaat. TTYPE is een indicator variabele voor aandelen die speciaal behandeld moeten worden. TTYPE vangt winstprikkels op die ontstaan door een risico dat een bedrijf vertrekt van de beurslijst. EXP variabele meet de gecombineerde ervaring van de twee huidige auditpartners bij een cliënt. CLIENTP variabele meet de kracht van een cliënt. Dit wordt berekend door een percentage te nemen van het totale vermogen van een cliënt in relatie tot het totale vermogen van alle cliënten die een accountantskantoor controleert.

DA = α0 + α1Y6 + α2Y7 + α3Y8 + β1IBIG4 + β2CIBIG10 + β3FT + β4SIZE + β5CFO + β6GROW + β7AGE + β8SOE + β9LEV + β10TTYPE + β11EXP + β12CLIENTP + δYear + γIndustry + ɛ

In dit model is de variabele POST vervangen voor Y6, Y7 en Y8. Deze variabelen staan voor de jaren 6, 7 en 8. Jaar 6 als het eerste jaar na de invoering van roulatie. Jaar 7 het tweede jaar en jaar 8 het derde jaar.

Chi, Lisic, Long en Wang (2013, p.p.180–183)

AbnAcc = β0 + β1CSOE + β2REGIME + β3CSOE * REGIME + β4AGE + β5SIZE

+ β6LEVERAGE + β7GROWTH + β8CFO + β9BIG + β10MB + β11INCENTIVE + β12LOSS + ζ

In dit model staat AbnAcc voor abnormale accruals die zijn aangepast voor de prestaties van het voorgaande jaar. De abnormale accruals zijn gemeten met het modified Jones model. CSOE is een indicator variabele en geeft aan of een cliënt een staatsbedrijf is die gecontroleerd wordt door de centrale overheid. REGIME is een indicator variabele die aangeeft of de statuut nummers 5 en 173 zijn ingevoerd. AGE geeft de leeftijd van een bedrijf weer. SIZE geeft het totale vermogen van een cliënt weer. LEVERAGE is de financiële leverage die wordt berekend door de ratio van de totale schulden in relatie tot het totale vermogen te nemen. GROWTH is de snelheid van de groei van de omzet. CFO is de cash flow uit de operationele activiteiten. BIG is een indicator variabele en geeft aan of een cliënt wordt gecontroleerd door een Big 4 of een lokale Big 10 accountantskantoor. MB is de market-to-book ratio. INCENTIVE geeft aan of een bedrijf een ROE (netto inkomen gedeeld door het totale eigen vermogen) heeft tussen 0.0% en 0.5% of tussen 6% en 6.5%. LOSS is een indicator variabele die aangeeft of een bedrijf in het huidige jaar en het voorgaande jaar een verlies heeft gerapporteerd.

52 | P a g e MAO = θ0 + θ 1CSOE + θ2REGIME + θ3CSOE * REGIME + θ4BIG + θ5MKS_asset_Dummy

+ θ6AGE_Dummy + θ7ForeignOwner_Dummy + θ8SIZE + θ9ROE + θ10CURRENT + θ11RECEIVABLE + θ12INVENTORY + θ13INCENTIVE + θ14LOSS + υ

In dit model is MAO een indicator variabele voor als een auditor een aangepaste controleverklaring afgeeft. MKS_asset_Dummy geeft aan wanneer een auditor meer dan 5 procent van de marktaandeel heeft (gebaseerd op het totale vermogen van alle cliënten). AGE_Dummy geeft aan wanneer een bedrijf meer dan 3 jaren beursgenoteerd zijn. ForeignOwner_Dummy geeft aan of een bedrijf aandelen heeft uitstaan die in de handen zijn van buitenlanders (geen inwoner van China). ROE is return-on-equity. CURRENT is het huidige vermogen. RECEIVABLE zijn de debiteuren en INVERNORY is de voorraad. Andere variabelen zijn al eerder uitgelegd bij het eerste model.

Taiwan

Chi en Huang (2005, p.73)

DACit = β0 + β1 BIG5it + β2TENUREit + β3TENURE2it + β4ISSUEit + β5AGEit + β6SIZEit

+ β7-19Industry + β1999-2001Year + ɛit

In dit model staat DAC voor discretionary accruals. Discretionary accruals worden hier gemeten door het forward-looking model. BIG5 is een dummy variabele die aangeeft wanneer een bedrijf door een auditor van een Big 5 accountantskantoor wordt gecontroleerd. TENURE geeft de lengte van een auditor-klanten relatie weer. ISSUE is een dummy variabele die aangeeft wanneer een bedrijf nieuwe aandelen heeft uitgeven voor geld. AGE is het aantal jaren dat een bedrijf beursgenoteerd is. SIZE geeft een natuurlijke logaritme van het totale vermogen.

Chen, Lin en Lin (2008, p.p.422–423)

DiscAccr = β0 + β1PT + β2BIG5 + β3AGE + β4SIZE + β5GROW + β6CFO + δ*Year + γ*Industry + ɛ

DiscAccr staat voor performance-adjusted discretionary accruals (hierbij is gekeken naar de discretionary accruals, de absolute warden van discretionary accruals en de positieve en

GERELATEERDE DOCUMENTEN