• No results found

Bepalen de modellen voor proxy’s de effecten van verplichte auditroulatie in China, vergeleken met Taiwan en Australië?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bepalen de modellen voor proxy’s de effecten van verplichte auditroulatie in China, vergeleken met Taiwan en Australië?"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam

Faculteit Economie en Bedrijfskunde Studierichting Accountancy en Control

Bepalen de modellen voor proxy’s de

effecten van verplichte auditroulatie in

China, vergeleken met Taiwan en

Australië?

Bachelor Scriptie

Naam: Willem Cheng Studentnummer: 10106162

Studierichting: Accountancy en Control Scriptiebegeleider: dhr. J.J. Schipper RA Datum: 30/06/2014

(2)

2 | P a g e Abstract

In de afgelopen jaren zijn er veel boekhoudschandalen geweest. Wereldwijd zijn naar verschillende regelingen gekeken om de onafhankelijkheid van accountants te verbeteren. In 2002 is de SOX act in Amerika ingevoerd. Auditpartners zijn verplicht om de 5 jaar te rouleren. Ook in China heeft de CSRC en China MOF dit vanaf 2004 ingevoerd. China is gekozen voor dit onderzoek omdat de accountants in China verplicht zijn om hun naam op de controleverklaring te zetten, waardoor partnerroulatie beter kan worden onderzocht. Naast partnerroulatie wordt ook naar kantoorroulatie gekeken. In deze scriptie worden naar de gebruikte modellen voor proxy’s gekeken en de effecten van verplichte auditroulatie in China. De gebruikte proxy’s voor auditkwaliteit zijn discretionary accruals en aangepaste controleverklaringen. De resultaten worden vergeleken met Taiwan en Australië, aangezien daar de accountants ook zijn verplicht om hun naam op de controleverklaring te zetten. Om dit te onderzoeken is de volgende onderzoeksvraag gesteld:

‘In hoeverre bepalen de modellen voor proxy’s de effecten van verplichte auditroulatie in China, vergeleken met Taiwan en Australië?’

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is een literatuuronderzoek gebruikt. Uit dit literatuuronderzoek blijkt dat de gebruikte modellen in China niet vergeleken kunnen worden met de modellen met dezelfde proxy’s in Taiwan en Australië. De modellen in China bepalen de effecten van verplichte roulatie in China. In deze modellen is rekening gehouden met andere variabelen zoals gebiedsfactoren.

(3)

3 | P a g e

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1, Introductie ... 5 1.2 Onderzoeksopzet ... 6 Hoofdstuk 2, Auditkwaliteit ... 8 2.1 Inleiding ... 8 2.2.1 Auditkwaliteit definiëren ... 8

2.2.2 Meten van auditkwaliteit ... 9

2.2.3 Proxy’s van auditkwaliteit ... 11

2.3.1 Auditroulatie ... 13

2.3.2 Europese Commissie over verplichte auditroulatie ... 13

2.3.3 China ... 15 2.3.4 Taiwan ... 16 2.3.5 Australië ... 17 Hoofdstuk 3, Literatuuronderzoeken ... 18 3.1 Inleiding ... 18 3.2 Onderzoeken in China ... 18 3.2.1 Firth, Rui en Wu ... 18 3.2.2 Bandyopadhyay, Chen en Yu ... 21

3.2.3 Chi, Lisic, Long en Wang ... 23

3.2.4 Korte samenvatting China proxy’s ... 24

3.3 Onderzoeken in Taiwan ... 25

3.3.1 Chi en Huang ... 25

3.3.2 Chen, Lin en Lin ... 26

3.3.3 Chi, Huang, Liao en Xie ... 28

3.3.4 Korte samenvatting Taiwan proxy’s ... 30

3.4 Onderzoeken in Australië ... 30

3.4.1 Carey en Simnett ... 30

3.4.2 Fargher, Lee en Mande ... 33

3.4.3 Jackson, Moldrich en Roebuck ... 34

3.4.4 Korte samenvatting Australië proxy’s ... 36

3.5 Samenvatting ... 36

3.5.1 Perioden ... 36

3.5.2 Samenvatting overzicht ... 37

Hoofdstuk 4, Discussie ... 38

(4)

4 | P a g e

4.2 Modellen en abnormale (discretionary) accruals ... 38

4.3 Modellen en aangepaste controleverklaringen ... 40

4.4 Vergelijking ... 41

Hoofdstuk 5, Conclusie ... 43

Hoofdstuk 6, Bibliografie ... 45

Appendix A. Variabele definities van de Jones modellen. ... 48

Appendix B. Variabele definities van de literatuuronderzoeken. ... 49

Lijst van Tabellen en Figuren

Figuur 2.1, Auditkwaliteit Framework van Watkins et al. (2004) ... 11

Tabel 2.1, Eisen van verplichte auditpartner roulatie in China ... 15

Tabel 3.1, Resultaten van de Pearson correlatie voor alle observaties. ... 19

Tabel 3.2, resultaten van het gebruikte model in Firth et al. (2012) ... 20

Tabel 3.3, Samenvatting van onderzoeken in China ... 24

Tabel 3.4, Samenvatting van onderzoeken in Taiwan ... 30

Tabel 3.5, Samenvatting van onderzoeken in Australië ... 36

(5)

5 | P a g e

Hoofdstuk 1, Introductie

In de afgelopen jaren zijn er veel boekhoudschandalen geweest, waaronder bij Enron, WorldCom, Parmalat en Ahold. Enron, een Amerikaans energiebedrijf, verborg verliezen van het bedrijf voor de aandeelhouders. Hierdoor was het vertrouwen van de aandeelhouders in Enron en in de auditkwaliteit ernstig beschadigd, waarna Enron in 2002 failliet ging. Dit was onder meer te wijten aan de accountants van Arthur Andersen, die de controle van Enron deden. Zij hielden zich niet aan de controlestandaarden en gaven bij de jaarrekening van Enron een goedkeurende controleverklaring af, terwijl de accountants eigenlijk een aanpassing van het oordeel in de controleverklaring hadden moeten doorvoeren. Tevens was het aantoonbaar dat Arthur Andersen niet onafhankelijk was door de relatief hoge vergoeding die zij ontving van Enron. Hierdoor kwam de integriteit van Arthur Andersen in het geding. In 2000 had Arthur Andersen 25 miljoen dollar ontvangen voor verleende assurance opdrachten (auditdiensten) en 27 miljoen dollar voor verleende adviesdiensten (non-auditdiensten) aan Enron. De vergoeding voor de assurance opdrachten bij Enron was 27 procent van de totale audit opbrengsten van het kantoor van Arthur Andersens in Houston. Dit hoge percentage had invloed op de onderhandelingspositie van Arthur Andersen met het management van Enron, waardoor de onafhankelijkheid van Arthur Andersen in het geding kwam (Healy, 2003). Door de relatieve omvang van de vergoeding raakte Arthur Andersen afhankelijk van Enron, omdat zij zich niet konden veroorloven om Enron als cliënt te verliezen.

Wereldwijd zijn naar de verschillende regelingen gekeken om de onafhankelijkheid van accountants te verbeteren. In 2002 is in Amerika de Sarbanes Oxley Act (SOX) ingevoerd na aanleiding van onder andere het Enron schandaal. In de SOX act is onder meer opgenomen dat de controlerende/externe accountant verantwoordelijk voor de uitvoering van de opdracht om de vijf jaar moet worden gerouleerd. Dit is ter waarborging van het behoud van de onafhankelijkheid van de controlerende accountant en dat de kwaliteit van een controle niet in het geding komt (Manry, 2008).

In China heeft de Chinese Securities Regulatory Commission (CSRC) en China Ministry of Finance (MOF) in oktober 2003 verplichte partnerroulatie ingevoerd om de auditkwaliteit te verbeteren/te waarborgen. Vanaf 1 januari 2004 geldt voor alle Chinese beursgenoteerde bedrijven een verplichte roulatie van de verantwoordelijke partner na 5 jaar betrokkenheid bij de controle van een beursgenoteerde bedrijf.

Naast partnerroulatie is ook kantoorroulatie ter sprake gekomen, omdat nog twijfels zijn over de waarborging van de onafhankelijkheid bij enkel partnerroulatie. In 2002 waren er

(6)

6 | P a g e tegenstrijdige meningen in de Amerikaanse Senaat over kantoorroulatie. Sommige achten een verplichte kantoorroulatie noodzakelijk om de onafhankelijkheid tijdens een controle te waarborgen. Anderen vonden dat kantoorroulatie verstorend zou kunnen werken en de baten niet opwegen tegen de kosten die verplichte kantoorroulatie met zich meebrengen (U.S. Senate, 2002).

1.2 Onderzoeksopzet

In dit onderzoek worden de modellen voor proxy’s en de effecten van verplichte partner- en kantoorroulatie in China bekeken. Om de effecten van verplichte auditroulatie te beoordelen, is gekeken naar de resultaten van onderzoeken over de auditkwaliteit van een accountantscontrole. Daarbij wordt gekeken of de gebruikte modellen de effecten van verplichte roulatie bepalen in China. In veel andere landen binnen of buiten Azië is auditroulatie ook verplicht. Maar in China zijn de accountants verplicht om hun naam op de controleverklaring te zetten, waardoor partnerroulatie beter kan worden onderzocht. Uit onderzoeken die in het verleden zijn gedaan met betrekking tot de kwaliteit van de accountantscontrole blijkt dat discretionary accruals en aangepaste controleverklaringen vaak worden gebruikt als proxy’s om de kwaliteit van de accountantscontrole te meten. Hierbij worden in de onderzoeken verschillende modellen voor proxy’s gebruikt om de relatie tussen de proxy’s en de verplichte auditroulatie te vinden. Om te bekijken in hoeverre de modellen voor proxy’s de resultaten van verplichte roulatie op de auditkwaliteit bepalen in China, worden de modellen en de resultaten vergeleken met andere landen binnen en buiten Azië. Hierbij worden de resultaten en de modellen vergeleken met Taiwan en Australië. Taiwan en Australië zijn gekozen omdat in deze landen de accountants ook verplicht zijn om hun namen op de controleverklaring te zetten. Voor de vergelijking met Taiwan en Australië zijn onderzoeken gezocht die ook discretionary accruals en/of aangepaste controleverklaringen hebben gebruikt als een proxy om de auditkwaliteit te meten. De onderzoeksvraag luidt als volgt:

‘In hoeverre bepalen de modellen voor proxy’s de effecten van verplichte auditroulatie in China, vergeleken met Taiwan en Australië?’

De onderzoeksmethode die wordt gebruikt om de onderzoekvraag te beantwoorden is een literatuuronderzoek. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar onderzoeken die zijn geschreven over partner- en kantoorroulatie, audit tenure (termijn van betrokkenheid bij controle) en auditkwaliteit. Dit vormt het uitgangspunt van het literatuuronderzoek van deze scriptie. Om

(7)

7 | P a g e een antwoord te geven op de onderzoeksvraag, wordt in hoofdstuk 2 auditkwaliteit, de daarbij behorende proxy’s en auditroulatie besproken. Tevens bevat hoofdstuk 2 een beschrijving van de achtergrond informatie van verplichte roulatie in China, Taiwan en Australië. In hoofdstuk 3 worden diverse onderzoeken besproken over verplichte auditroulatie in China, Taiwan en Australië. Hoofdstuk 4 bevat de discussie van de modellen en de vergelijkingen van de in hoofdstuk 3 besproken onderzoeken en het resultaat/antwoord op de onderzoeksvraag. Tot slot worden in hoofdstuk 5 de conclusie van het onderzoek gegeven, worden de beperkingen van het onderzoek besproken en aanbevelingen gedaan voor vervolg-onderzoek.

(8)

8 | P a g e

Hoofdstuk 2, Auditkwaliteit

2.1 Inleiding

De scheiding tussen het eigendom en de zeggenschap bij beursgenoteerde bedrijven zorgen voor conflicten tussen de aandeelhouders en het management. Door de belangenconflicten en asymmetrie van het gebruik van informatie (bijvoorbeeld jaarrekeningen) is een derde partij, een accountant, nodig om de hiervoor genoemde informatie te controleren (Watts en Zimmerman, 1986). Tevens is het wettelijk verplicht dat de jaarverslagen van beursgenoteerde bedrijven worden gecontroleerd door een daartoe bevoegde accountant. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen vijf soorten accountants, namelijk: (i) openbare accountants, (ii) externe accountants, (iii) interne accountants, (iv) overheidsaccountants en (v) accountants in business. De openbare accountants werken bij accountantskantoren of werken zelfstandig als accountants. De externe accountants zijn openbare accountants met het verschil dat externe accountants bevoegd zijn om wettelijke controles uit te voeren. De interne accountants werken in een bedrijf op een accountantsafdeling. De overheidsaccountants werken bij de overheid op de accountantsafdeling. De accountants in business werken bij een bedrijf maar niet als een accountant. In deze scriptie gaat het over de externe/openbare accountants. Hiervoor wordt in deze scriptie de term ‘auditor’ en/of accountant gebruikt.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt eerst auditkwaliteit behandeld. Eerst wordt een definitie gegeven van auditkwaliteit en hoe auditkwaliteit wordt gemeten volgens de literatuur. Daarna worden de proxy’s die van belang zijn voor dit onderzoek behandeld. Tot slot wordt gekeken naar auditroulatie en de achtergrond van de verplichte auditroulatie in China, Taiwan en Australië.

2.2.1 Auditkwaliteit definiëren

In de literatuur wordt de auditkwaliteit op verschillenden manieren gemeten en gedefinieerd. DeAngelo heeft in 1981 de auditkwaliteit onderzocht en als volgt gedefinieerd:

“The quality of audit service is defined to be the market-assessed joint probability that a given auditor will both (i) discover a breach in the client’s accounting system, and (ii) report the breach.” (DeAngelo 1981, p.186).

De auditkwaliteit wordt bepaald door (i) de kans dat een overtreding van de financiële verslaggeving of een fout in het financiële verslag wordt ontdekt en (ii) wordt gerapporteerd. De kans dat overtredingen of fouten in het financiële verslag worden gedetecteerd hangt af van de deskundigheid van de auditor (DeAngelo, 1981, p.186).

(9)

9 | P a g e Deskundigheid is van belang voor het leveren van een adequate auditkwaliteit. Een auditor kan deskundigheid verkrijgen door het volgen van de juiste trainingen en cursussen en door het opdoen van ervaring in de praktijk (Windmöller, 2000). Echter, de deskundigheid van een auditor is minder van belang als een auditor afhankelijk is van een cliënt. Onafhankelijkheid is ook belangrijk voor de auditkwaliteit. Eén van de redenen voor het laten controleren van de financiële informatie door een accountant is dat er een belangenconflict bestaat tussen het management van een bedrijf die de financiële informatie opstellen en de gebruikers van die financiële informatie. Derhalve zijn onafhankelijkheid en deskundigheid belangrijke elementen van de auditkwaliteit (Arens, 2012).

De definitie die DeAngelo (1981) heeft gegeven om de kwaliteit van een controle te meten, is moeilijk te toetsen. Daarom gebruiken andere onderzoekers in hun artikelen verschillende variabelen (proxy’s) om auditkwaliteit te meten. In de volgende paragraaf worden een paar proxy’s besproken.

2.2.2 Meten van auditkwaliteit

Auditkwaliteit wordt vaak besproken en gebruikt in onderzoeken. In het artikel van Francis (2004) is auditkwaliteit onderzocht aan de hand van een empirisch onderzoek van Amerikaanse bedrijven over de laatste 25 jaar. Hierbij werd de nadruk gelegd op de beursgenoteerde bedrijven, omdat daar sprake is van een scheiding tussen eigendom en het management (bestuur) van een bedrijf. Hierdoor is een onafhankelijke externe controle van belang en wettelijk verplicht. Fouten tijdens het uitvoeren van een accountantscontrole zorgen voor een lagere auditkwaliteit. Volgens Francis (2004) is er dan ook een negatieve relatie tussen auditkwaliteit en fouten in een accountantscontrole. De kwaliteit van een controle wordt lager naarmate er meer fouten worden gemaakt tijdens een controle. Een fout tijdens een accountantscontrole kan volgens Francis (2004) ontstaan door twee omstandigheden, namelijk (i) wanneer een auditor niet de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (“generally accepted accounting principle” (GAAP)) hanteert en (ii) wanneer een auditor niet een aangepaste (“qualified”) controleverklaring afgeeft wanneer volgens de controlebevindingen gerechtvaardigd is. In beide situaties geeft het gecontroleerde financiële verslag geen getrouw beeld van de werkelijkheid. Francis (2004, p.p.346-348) noemt in zijn artikel vier manieren om hiervoor genoemde fouten van auditors te meten, namelijk, (i) geschillen en claims tegen een auditor (auditor litigation), (ii) zakelijke fouten, (iii) onderzoek door de SEC en (iv) foutenherstel (“earnings restatements”). Maar het blijkt dat er weinig geschillen zijn tegen auditors en in het geval van een juridische geschil is de kans minder dan

(10)

10 | P a g e 50 procent dat een auditor de rechtszaak verliest. Zakelijke fouten worden gemeten door faillissement kansen, maar ook deze kansen zijn zeer laag. Bij de SEC is gebleken dat de kans dat een auditor een fout maakt minder is dan één procent per jaar. Verder is gebleken dat foutenherstel geen goede variabele is om fouten van de auditor te meten. Volgens Francis (2004, p.348) is het belangrijk om naar de voordelen en nadelen te kijken bij het beoordelen van de auditkwaliteit. Als de kans op een fout in een audit laag is en de kosten van een accountantscontrole hoog zijn, kan te veel tijd geïnvesteerd zijn in een accountantscontrole. Francis (2004, p.360) heeft in zijn onderzoek de volgende punten over auditkwaliteit gevonden:

- auditing/accountantscontrole is relatief goedkoop;

- audit fouten die van materieel belang zijn waardoor de besluitvorming kunnen beïnvloeden, deze zijn zeer zeldzaam;

- controleverklaringen zijn informatief;

- auditkwaliteit is positief geassocieerd met “earnings” kwaliteit (de kwaliteit van het resultaat);

- auditkwaliteit wordt beïnvloed door wet- en regelgeving en de prikkels die ze creëren; - auditkwaliteit verschillen van een Big 4 accountantskantoren en andere

accountantskantoren. Ook zijn er verschillen gevonden in de auditkwaliteit van individuele Big 4 auditkantoren als gevolg van wet- en regelgeving in de verschillende landen waarin z’n kantoor actief is.

In het artikel van Watkins, Hillison en Morecroft (2004) wordt auditkwaliteit verdeeld in twee variabelen, namelijk (i) de reputatie van de auditors en (ii) de mate van toezicht. Deze proxy’s worden in dit artikel gebruikt om auditkwaliteit te meten. Deze variabelen beïnvloeden twee elementen van de auditkwaliteit, namelijk (i) de geloofwaardigheid van de informatie en (ii) de kwaliteit van de informatie. De reputatie van de auditors zijn gebaseerd op de opvattingen van de gebruikers van de financiële informatie. Dit hangt af van de mate waarin toezicht is gehouden op de werkzaamheden van de auditors. Dit is weergegeven in figuur 2.1 op de volgende pagina (Watkins, 2004, p.155).

De mate van toezicht beïnvloedt de kwaliteit van de informatie. De kwaliteit van informatie wordt gemeten door naar de bekwaambaarheid van de auditors te kijken. De kwaliteit van de informatie wordt beter, als een financiële verslag een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen en het resultaat van een bedrijf. De hoogte van de mate van het toezicht wordt beïnvloed door de competentie en onafhankelijkheid van een auditor. De werkelijke auditkwaliteit is hoger naarmate meer toezicht is op een accountant.

(11)

11 | P a g e De reputatie van een auditor beïnvloedt de geloofwaardigheid van informatie. Het geeft het vermogen van een auditor weer om de geloofwaardigheid van een financiële verslag te verbeteren, zelfs als er geen verbetering is in de kwaliteit van de informatie. De waargenomen auditkwaliteit is hoger naarmate de reputatie van een accountant hoger is.

2.2.3 Proxy’s van auditkwaliteit

In het onderzoek van Firth, Rui en Wu (2010) wordt gekeken naar de “modified audit opinion”. Een modified audit opinion is een andersoortige controleverklaring dan een goedkeurende controleverklaring (aanpassingen in het oordeel van een controleverklaring) en krijgen veel aandacht van het publiek, de investeerders en de regelgevers. Firth, Rui en Wu (2010) gebruiken het als een proxy om de auditkwaliteit te meten, en vervolgens een uitspraak te kunnen geven over de invloed van verplichte en vrijwillige roulatie. Firth, Rui en Wu classificeren de volgende controleverklaringen als een modified audit opinion: (i) een goedkeurende controleverklaring met toelichtende paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden (‘matter of emphasis’), (ii) een controleverklaring met beperking, (iii) een controleverklaring van oordeelhouding en (iv) een afkeurende controleverklaring. Firth, Rui en Wu classificeren de goedkeurende controleverklaring met een toelichtende paragraaf als een aanpassing in het oordeel van een controleverklaring, omdat Chinese auditors deze controleverklaring vaak afgeven als een alternatief voor een qualified opinion. Zo proberen Chinese auditors de kans dat ze hun cliënten verliezen te verminderen. Wanneer een auditor vaker een aangepaste controleverklaring afgeeft, geeft dit aan dat een auditor waarschijnlijk onafhankelijker is. Uit de onderzoeken van Firth et al (2010) en Carey en Simnett (2006) blijken dat het vaker afgeven van een aangepaste controleverklaring, de auditkwaliteit toeneemt.

Bandyopadhyay, Chen en Yu (2013) hebben in hun artikel net als Firth, Rui en Wu (2010) onderzoek gedaan in China. Zij gebruiken voor hun onderzoek discretionary accruals

(12)

12 | P a g e als een proxy voor de auditkwaliteit. Discretionary accruals is het toewijzen van nog niet gerealiseerde opbrengsten en/of kosten aan een bepaalde periode (accrual accounting). Afhankelijk van de doelstellingen en incentives van managers kan het resultaat opwaarts of neerwaarts worden beheerst. Hoge absolute discretionary accruals zijn indicatoren van een lagere kwaliteit van het resultaat. De kwaliteit van het gerapporteerde resultaat geeft de kwaliteit van de controlewerkzaamheden weer. De kwaliteit van het resultaat wordt in deze scriptie, als in de bestudeerde literaturen (onder andere in het onderzoek van Francis (2004) en Chen et al. (2008)), gebruikt om de auditkwaliteit te meten. Meer discretionary accruals geven aan dat het management meer macht op een auditor kan uitoefenen. Dit gebeurt als het management gunstige voorwaarden voor hun eigen bedrijf kunnen rapporteren (Jackson, 2008, p.425). Een reden voor het gebruik van discretionary accruals als proxy voor de auditkwaliteit is dat de auditors voldoende bekwaamd zijn om twijfelachtige accounting gedrag en onjuistheden in de discretionary accruals te detecteren (Bandyopadhyay et al., 2013, p.6). Bekwaamde auditors zijn eerder geneigd om een qualified audit report af te geven.

Het Jones model (Dechow et al., 1995, p.199) wordt gebruikt om de earnings te berekenen die het management genereren. Sindsdien wordt het Jones Model vaak gebruikt in onderzoeken om de kwaliteit van het resultaat en de auditkwaliteit te meten door discretionary accruals. Er zijn verschillende varianten van het Jones model om discretionary accruals te berekenen, voorbeelden zijn het modified Jones model, het performance-matched modifed Jones model en het forward-looking model. In de te behandelende onderzoeken waar discretionary accruals gebruikt worden als proxy, zijn deze modellen gebruikt.

Het modified Jones model1 ziet er als volgt uit (Dechow et al., 1995 p.199): NDAt= α1(1/At-1) + α2(∆REVt–∆RECt) + α3(PPEt)

Het performance-matched modifed Jones model lijkt op het modified Jones model. Het volgende model van het performance-matched modifed Jones model1 is door Jackson, Moldrich en Roebuck (2008, p.426) gebruikt in hun onderzoek:

TACC= α1 + α2(∆SALES - ∆REC) + α3PPE + α4LTACC + α5GROWTH + ɛ Het forward-looking model1 ziet er als volgt uit (Dechow et al., 2003, p.359):

Total Accruals = α + β1[(1+k) ∆Sales–∆REC] + β2PPE + β3LagTA + β4GR_Sales+ ɛ

(13)

13 | P a g e 2.3.1 Auditroulatie

Om de onafhankelijkheid en de auditkwaliteit te verbeteren is verplichte auditroulatie in het groenboek van de Europese Commissie (2010) voorgesteld. Bij verplichte roulatie gaat het om partner- en kantoorroulatie. Partnerroulatie houdt in dat de verantwoordelijke auditor op een opdracht na een aantal jaren wordt vervangen door een andere auditor van hetzelfde accountantskantoor. Dit wordt ook wel interne roulatie genoemd. Kantoorroulatie betekent dat een bedrijf na een aantal jaren een andere accountantskantoor aanstelt voor hun accountantscontrole (Roos, 2004, p.476). Er zijn voor- en nadelen door het invoeren van auditroulatie. De algemene gedachtegang voor het invoeren van een auditroulatie is dat de nieuwe in gerouleerde auditor een frisse blik op de controlerelatie heeft en bekendheid met de cliënt wordt tegengegaan. Hierdoor verbetert de onafhankelijkheid van een controle en daarmee de auditkwaliteit. Aan de andere kant raakt klant specifieke informatie verloren. De nieuwe in gerouleerde auditor heeft niet dezelfde klant specifieke ervaringen als de uit gerouleerde auditor, waardoor de auditkwaliteit kan afnemen. Het toenemen van de tenure van een accountantskantoor- of auditpartnerrelatie kan zorgen oproepen. Auditors sluiten eerder compromissen over accounting en rapportering keuzes af met hun cliënten wanneer ze te bekend zijn met het management en hun cliënten willen behouden. Door het invoeren van een maximum aantal jaren dat een auditor bij een cliënt mag controleren zou deze probleem kunnen worden gemitigeerd. De resultaten van empirische onderzoeken over de relatie tussen auditroulatie en auditkwaliteit verschillen.

2.3.2 Europese Commissie over verplichte auditroulatie

Verplichte partnerroulatie is al in veel landen ingevoerd of overwogen om in te voeren om de auditkwaliteit te verbeteren, waardoor de onafhankelijkheid van een auditor ook toeneemt (Chi et al., 2009, p.362). Verplichte partnerroulatie is onder andere al ingevoerd in Australië, Taiwan, China, Singapore, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Nederland, Japan en Duitsland (GAO, 2003, p.p.84–89). De Europese Commissie (2011) is van mening dat verplichte partnerroulatie de onafhankelijkheid en dus de auditkwaliteit niet verbetert. Door alleen de partners te rouleren neemt volgens de Europese Commissie (2011) niet de dreiging van bekendheid af. Bedrijven kunnen door bekendheid steeds dezelfde accountantskantoren benoemen of herbenoemen voor hun audit. Door bekendheid tussen een cliënt en accountantskantoor beïnvloedt de oordeelsvorming en vermindert ook de professionele scepticisme van de nieuw in gerouleerde auditpartner. De nieuw in gerouleerde auditpartner wilt geen beslissingen nemen die zou kunnen leiden tot het verlies van een langdurige cliënt

(14)

14 | P a g e voor het accountantskantoor. De nieuw in gerouleerde auditpartner zou geneigd zijn om met de besluiten en overeenkomsten mee te gaan die gemaakt zijn door de uit gerouleerde auditpartner. De nieuwe auditpartners hebben minder flexibiliteit om de besluiten en overeenkomsten van de voorgaande auditpartners (van hetzelfde accountantskantoor) ter discussie te stellen (Europese Commissie, 2011).

De Europese Commissie (2011) stelt voor om verplichte partnerroulatie te vervangen door een verplichte kantoorroulatie. Een verplichte kantoorroulatie is onder andere al ingevoerd in Italië en Brazilië (GAO, 2003, p.p.83&84). De dreiging van bekendheid wordt door verplichte kantoorroulatie beperkt/gemitigeerd. Echter, er zijn veel tegenstanders tegen dit voorstel. De tegenstanders beweren dat partnerroulatie genoeg is om de zorgen met betrekking tot onafhankelijkheid te verhelpen. De toename van kosten en afname van kennis door kantoorroulatie zou een negatief invloed hebben op de auditkwaliteit. In de bijlage 11 van de Europese Commissie (2011, p.p.171–177) worden voor- en tegenargumenten genoemd voor kantoorroulatie.

De positieve invloed van verplichte kantoorroulatie die worden genoemd door de Europese Commissie (2011, p.p.172–175) zijn als volgt: (i) Bij een lange auditrelatie gaan auditors zichzelf teveel identificeren met het management. Auditors zien een controle meer als een simpele herhaling van eerdere controles, ze leggen dan te veel vertrouwen op de controles van voorgaande jaren. Auditors anticiperen de resultaten in plaats van alert te zijn op belangrijke omstandigheden. (ii) Door partnerroulatie kunnen gevallen voorkomen dat er sprake is van zelfrevisie. Auditors kunnen in een situatie komen waar zij negatief moeten rapporten over hun eigen werk. Een nieuwe auditor brengt daarentegen een frisse blik met zich mee, waardoor fouten eerder kunnen worden gevonden en sneller worden gerapporteerd. (iii) In het onderzoek van Dopuch, King en Schwartz (2003) is gebleken dat auditors sneller een goedkeurend controleverklaring afgeven in een situatie waar geen sprake is van verplichte kantoorroulatie. (iv) Reputatie speelt ook een rol. Door verplichte kantoorroulatie leveren kantoren controles van hogere auditkwaliteit. De reden hiervoor is dat accountantskantoren weten dat na een x-aantal jaren andere kantoren hun controle gaan gebruiken/controleren.

De negatieve invloed van verplichte kantoorroulatie zijn als volgt (Europese Commissie, 2011, p.p.176–177): (i) Bijkomende kosten zijn het hoogst in de eerste paar jaren van een relatie. Door verplichte kantoorroulatie kunnen deze kosten vast worden, omdat om de paar jaren een nieuwe accountantskantoor moet worden aangesteld. Als een mogelijkheid bestaat om een controleopdracht één keer te verlengen na het eerste termijn, kunnen de bijkomende kosten verspreid worden over meerdere jaren. Er wordt wel vermeld dat de totaal

(15)

15 | P a g e aantal jaren niet meer mag zijn dan negen jaren. (ii) Door verplichte kantoorroulatie is de mogelijkheid van het inwerken van de nieuw in gerouleerde auditor door de oude auditor niet meer mogelijk. Door partnerrelatie kunnen oude auditors de nieuwe auditors tijdelijk inwerken en klant specifieke informatie overdragen voor dat zij worden gerouleerd.

Wereldwijd moeten de auditors in diverse landen hun eigen naam en de naam van het accountantskantoor op een controleverklaring vermelden. Onder andere in China en Taiwan is dit het geval. In deze landen moeten de controleverklaringen worden getekend door twee personen, de hoofd auditpartner die verantwoordelijk is voor de controle en de reviewing partner die op het minst een adjunct bestuurder is van het accountantskantoor. Ook in Australië moeten de verantwoordelijke auditors hun eigen namen op de controleverklaringen vermelden. Hierdoor is het mogelijk om te achterhalen en te identificeren of er sprake is van een partnerroulatie.

2.3.3 China

In China wordt het auditberoep geregeld door de Chinese Institute of Certified Public Accountants (CICPA) en de Ministry of Finance van China (MOF). Tot 1996 waren alle accountantskantoren in China verbonden met de Chinese overheid of universiteiten. De relatie tussen auditors en de overheid had geen positieve invloed op de onafhankelijkheid van de auditor. In 1996 voerde de CICPA en MOF een programma in om de aansluiting tussen de overheid en accountantskantoren te verbreken, zodat auditors hun onafhankelijkheid konden verbeteren. In 2004 is een wet ingevoerd dat door de CSRC en de MOF is voorgesteld. De auditors die de controleverklaringen tekenen van beursgenoteerde bedrijven zijn daardoor verplicht om na vijf jaar te rouleren. De vereisten en artikelen voor verplichte partnerroulatie in China is weergegeven in tabel 2.1 hieronder (Firth et al., 2012, p.p.114–116).

(16)

16 | P a g e In China is door de China’s State-owned Assets Supervision and Administration Commission of the State Council (SASAC) in 2004 twee wetten ingevoerd, SASAC statuut nummers 5 en 173. SASAC nummer 5 zorgt ervoor dat het management geen bevoegdheid meer heeft om auditors en accountantskantoren te benoemen voor bedrijven die staatseigendom zijn, waarvan de zeggenschap van bij de centrale overheid (CSOEs) ligt. De SASAC heeft deze bevoegdheid overgenomen. In SASAC nummer 173 staat verder bepaald dat de auditors en het accountantskantoor die benoemd zijn voor de CSOEs, minimaal twee jaren bij dat bedrijf moet blijven als auditor en maximaal vijf jaren. De minimale retentie periode zorgt ervoor dat het management de auditors niet direct kunnen ontslaan. Hierdoor zou de onafhankelijkheid van auditors kunnen worden verbeterd (Chi et al., 2013, p.178).

2.3.4 Taiwan

Jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële rapporten van beursgenoteerde bedrijven in Taiwan moeten worden gecontroleerd. Voor 1983 moesten de financiële rapporten getekend worden door één van de controlerende partners en het accountantskantoor. Vanaf 1983 en 1988 moesten in Taiwan de jaarlijkse respectievelijk de halfjaarlijkse financiële rapporten voorzien worden van een controleverklaring getekend door twee auditpartners. Tevens moest de naam van het accountantskantoor worden vermeld op de controleverklaring. Voor 2003 was kantoor- en partnerroulatie nog vrijwillig in Taiwan. In april 2003 heeft Taiwan Stock Exchange Corporation (TWSE) en GreTai Securities Market (GTSM) nieuwe wet- en regelgeving aangekondigd in Taiwan. Geïnspireerd door de SOX moesten auditpartners verplicht om de 5 jaar rouleren (Chi et al., 2009). Vanaf 2004 gelden deze regels voor zowel de jaarlijkse als de halfjaarlijkse financiële rapporten. De rest van 2003 gold als een overgangsperiode. Echter, meer dan de helft van de partners die in 2003 en 2004 rouleerde, rouleerde weer terug na één jaar. Dit komt doordat er geen afkoelperiode was ingevoerd voor een partner om terug te keren als auditpartner naar een voormalige controlecliënt. De accountantskantoren in Taiwan mogen alleen een rechtsvorm aannemen waarbij de auditors privé aansprakelijk zijn. Voorbeelden van deze rechtsvormen zijn eenmanszaken en vof. De aansprakelijkheid van de auditors in Taiwan zijn anders dan in landen waar de rechtsvormen bv’s en nv’s zijn toegestaan voor de accountantskantoren (Chi et al., 2009).

(17)

17 | P a g e 2.3.5 Australië

De Australian Commonwealth Government had in 1996 een evaluatie van de voorwaarden van roulatie van auditors. Daarbij was een aanbeveling gedaan voor verplichte partner roulatie om de zeven jaar (Carey en Simnett, 2006). Echter, dit voorstel werd niet aangenomen. In de Australian Corporations Act van 2001 is bij de Commonwealth of Australia section 324(10) opgenomen dat de verantwoordelijke auditor verplicht is om zijn naam op de controleverklaring te zetten. In 2002 heeft de Institute of Chartered Accountants in Australia (ICAA) de Professional Statement F1 ingevoerd. Daarin is opgenomen dat per eind 2003 auditpartners niet langer dan zeven jaar betrokken mogen zijn bij de controle van een beursgenoteerde bedrijf. In 2004 is de Corporate Law Economic Reform Program 9 (CLERP 9) ingevoerd. In de CLERP 9 is het verplicht dat auditpartners om de vijf jaar rouleren. In de Corporations Act s324DA is opgenomen dat de verantwoordelijke auditpartners, die betrokken zijn bij de controle van beursgenoteerde bedrijven, na roulatie een afkoelperiode hebben van ten minste twee jaar (Ryken et al., 2007).

(18)

18 | P a g e

Hoofdstuk 3, Literatuuronderzoeken

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de verschillende onderzoeken over auditkwaliteit en de effecten van verplichte roulatie op de auditkwaliteit behandeld. Hierbij wordt ook gekeken welke modellen bij welke proxy’s zijn gebruikt. Eerst worden de onderzoeken in China behandeld, daarna die in Taiwan en tot slot die in Australië. Deze onderzoeken zijn gevonden door combinaties van de volgende zoektermen in te voeren bij zoekmachines op het internet: ‘audit rotation’, ‘audit tenure’, ‘audit quality’, ‘partner rotation’, ‘firm rotation’, ‘China’, ‘Taiwan’ en ‘Australië’. De volgende zoekmachines zijn hiervoor gebruikt: ‘GoogleScholar’, ‘ScienceDirect’ en ‘EBSCOhost’. De definities van de variabelen van de modellen die in dit hoofdstuk worden besproken, zijn te vinden in Appendix B.

3.2 Onderzoeken in China 3.2.1 Firth, Rui en Wu

Firth, Rui en Wu (2012, p.115) hebben in hun onderzoek gekeken naar de effecten van de verschillende vormen van auditroulatie op de auditkwaliteit. Zo zijn er vijf vormen van auditroulatie gevonden, namelijk (i) verplichte partnerroulatie, (ii) verplichte kantoorroulatie, (iii) vrijwillige partnerroulatie, (iv) vrijwillige kantoorroulatie en (v) geen roulatie. Hierbij hebben ze uitsluitend data van de Chinese kapitaalmarkt gebruikt.

Het is niet zeker of verplichte auditroulatie een effectieve methode is om de auditkwaliteit te verbeteren/optimaliseren. Het verlies van bijvoorbeeld klant specifieke informatie kan de auditkwaliteit ernstig beïnvloeden. China geeft de mogelijkheid om dit te onderzoeken bij verschillende marktfactoren, zoals de juridische omgeving en bescherming van investeerders. Firth, Rui en Wu (2012, p.117) hebben de volgende twee onderzoeksvragen behandeld in hun onderzoek: (i) Zijn de verschillende auditor rotaties op de verschillende niveaus (partner vs. kantoor) in de verschillende omstandigheden (verplicht vs. vrijwillig) geassocieerd met een hogere auditkwaliteit? en (ii) Zijn de verschillende auditor rotaties op de verschillende niveaus (partner vs. kantoor) in de verschillende omstandigheden (verplicht vs. vrijwillig) geassocieerd met een hogere auditkwaliteit in minder ontwikkelde regio’s vergeleken met goed ontwikkelde regio’s? Dit hebben ze onderzocht door ‘de neiging van de auditors om een aangepaste controleverklaring af te geven’ (modified audit opinion) als proxy van de auditkwaliteit te nemen. Data voor dit onderzoek hebben ze verzameld van de China Stock Market Accounting Research (CSMAR) database. Na het opschonen van de data, hebben ze in

(19)

19 | P a g e totaal 8.560 observaties over de periode 1997 tot 2005 gebruikt (Firth et al., 2012, p.122). Om ook een antwoord te geven op de tweede onderzoeksvraag hebben ze de observaties verdeeld in sterke en zwakke juridische omgevingen.

Het volgende model is gebruikt om te analyseren of bij een bedrijf de kans toeneemt een aangepaste controleverklaring te krijgen wanneer auditroulatie wordt toegepast.

Logit p(MOD=1)= b0 + b1MPR + b2MFR + b3VPR + b4VFR + b5LTA + b6LEV + b7RECV + b8INV + b9OPI + b10LOSS + b11PREMOD + b12SEO + b13BIG4 + b14CTRGOV + b15LOCGOV + b16AGE + IndDum + YrDum + ProvDum + ɛ

LTA (natuurlijke logaritme van het totale vermogen) wordt verwacht een negatieve verband te hebben met de frequentie van het ontvangen van een aangepaste controleverklaringen, omdat grote bedrijven vaak financieel gezonder zijn. Bij LEV (totale schulden / totale vermogen), RECV (totale ontvangsten / totale vermogen) en INV (voorraad / totale vermogen) worden positieve verbanden verwacht voor de financiële condities en de risico’s met de frequentie van het ontvangen van een aangepaste controleverklaringen. Er wordt verwacht dat OPI ((operationele winst-winst uit andere activiteiten) / totale vermogen) een negatieve coëfficiënt heeft en LOSS (netto verlies) een positieve coëfficiënt heeft. Bij BIG4 wordt verwacht dat auditors vaker een aangepaste controleverklaring afgeven, omdat uit voorgaande literatuur is gebleken dat Big N accountantskantoren hogere auditkwaliteit leveren dan non-Big N accountantskantoren. Er wordt verwacht dat de coëfficiënten voor CTRGOV (centrale overheid) en LOCGOV (lokale overheid) negatief zijn. Verwacht wordt dat de coëfficiënt van AGE (aantal jaren dat een bedrijf beursgenoteerd is) positief is (Firth et al., 2012, p.120).

Hieronder zijn de resultaten van de Pearson correlatie weergegeven in tabel 3.1. In tabel 3.2 daarna zijn de resultaten gepresenteerd van het model die is gebruikt om de effecten van auditorroulatie te testen.

(20)

20 | P a g e Uit het onderzoek is gebleken dat er positieve correlatie is tussen vrijwillige kantoorroulatie met een aangepaste controleverklaring. Verplichte partnerroulatie en vrijwillige partnerroulatie hebben een negatieve verband met een aangepaste controleverklaring. Er is geen significante correlatie gevonden tussen de verplichte kantoorroulatie met een aangepaste controleverklaring. Deze resultaten volgen uit de Pearson correlatie tabel 3.1 en kolom 1 van tabel 3.2 (Firth et al., 2012, p.p.124–125). Wanneer er rekening is gehouden met strenge en zwakke juridische omgevingen zijn er andere resultaten gevonden. Verplichte partnerroulatie en vrijwillige kantoorroulatie hebben een hogere kans op een aangepaste controleverklaring en dus een hogere auditkwaliteit. Echter, dit effect beperkt zich tot ondernemingen die zijn

(21)

21 | P a g e gevestigd in minder ontwikkelde regio’s. De significantieniveau van de vrijwillige kantoorroulatie is veel zwakker dan bij de verplichte partnerroulatie (p=0.093) (Firth et al., 2012, p.125).

3.2.2 Bandyopadhyay, Chen en Yu

Bandyopadhyay, Chen en Yu (2013) hebben onderzoek gedaan naar de effecten van verplichte partnerroulatie op de auditkwaliteit in China. De financiële en audit data zijn verzameld door Sinofin Technology Limited Co. en China Center for Economic Research (CCER) van Beijing University. Daarbij zijn 273 Chinese beursgenoteerde bedrijven gebruikt en de data heeft betrekking op de periode 1999 tot 2011. Hiervoor zijn 1.092 observaties verzameld. Voorwaarde is dat de bedrijven moeten zijn onderworpen aan de verplichte partnerroulatie, waarbij de auditkwaliteit bekend moet zijn van de periode voor en na partnerroulatie (Bandyopadhyay et al., 2013, p.6). In het onderzoek worden de discretionary accruals gebruikt als een proxy om de auditkwaliteit te meten.

De verplichte partnerroulatie is een afweging tussen het verlies van klant specifieke kennis en een frisse blik bij een cliënt (Bandyopadhyay et al., 2013, p.5). Daarom is de eerste hypothese van hun onderzoek: De gemiddelde auditkwaliteit van de Chinese provincies veranderen niet nadat partnerroulatie is ingevoerd ten opzichte van de periode voor de partnerroulatie. In China verschillen de auditmarktcondities per provincies (bijvoorbeeld een hogere concentratie van Big N accountantskantoren in een gebied). Er is ook naar het effect van verplichte partnerroulatie op auditkwaliteit bij verschillende auditmarktcondities gekeken. De tweede hypothese is: Een hogere auditkwaliteit door verplichte partnerroulatie in de provincies met een lage auditmarkt concentratie is niet anders dan in de provincies met een hoge auditmarkt concentratie. Bij de derde hypothese is gekeken naar de effect van de rechtsontwikkeling bij de verandering van de auditkwaliteit nadat de verplichte partnerroulatie is ingevoerd. Derde hypothese is: De verbetering van de auditkwaliteit na de invoering van de verplichte partnerroulatie in de provincies met een lage auditmarkt concentratie en een lage rechtsontwikkeling is niet anders dan in de provincies met een hoge auditmarkt concentratie en een hoge rechtsontwikkeling.

Het volgende model is gebruikt om de auditkwaliteit van jaar 5 (het laatste jaar voordat de verplichte partnerroulatie is ingevoerd) te vergelijken met de jaren 6, 7 en 8 (3 periodes na verplichte roulatie (weergegeven als de variabele POST)):

DA= α0 + α1POST + β1IBIG4 + β2CIBIG10 + β3FT + β4SIZE + β5CFO + β6GROW + β7AGE + β8SOE + β9LEV + β10TTYPE + β11EXP + β12CLIENTP + δYear + γIndustry + ɛ

(22)

22 | P a g e Er is sprake van een verbetering van de auditkwaliteit na de invoering van verplichte partnerroulatie, als de coëfficiënt van POST (geeft de periode na de verplichte roulatie aan) negatief is. Een positieve coëfficiënt van POST geeft een lager auditkwaliteit weer na invoering van de verplichte partnerroulatie.

Om per jaar naar de effecten van de verplichte partnerroulatie op de auditkwaliteit te kijken, wordt de variabele POST vervangen door de variabelen Y6, Y7 en Y8. Dit geeft het volgende model: DA= α0 + α1Y6 + α2Y7 + α3Y8 + β1IBIG4 + β2CIBIG10 + β3FT

+ β4SIZE + β5CFO + β6GROW + β7AGE + β8SOE + β9LEV + β10TTYPE + β11EXP + β12CLIENTP + δYear + γIndustry + ɛ Ook hier wordt de discretionary accruals gemeten door het modified Jones model.

Door discretionary accruals te gebruiken als afhankelijke variabel is uit dit onderzoek gebleken dat POST een negatieve coëfficiënt (-0.012) heeft in het eerste model. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat cliënten minder extreme inkomen accruals en dus minder toenemende abnormale accruals rapporteren na de invoering van de verplichte partnerroulatie. Dit geeft aan dat de auditkwaliteit hoger is in de jaren na de invoering van de verplichte partnerroulatie dan in het laatste jaar voordat het ingevoerd was. In het tweede model zijn de jaren 6, 7 en 8 apart genomen. Daar is gebleken dat jaar 6 (eerste jaar van de invoering van de verplichte partnerroulatie) niet significant is, waarbij de jaren 7 en 8 (de tweede en derde jaar na de invoering van verplichte partnerroulatie) de coëfficiënten negatief en significant zijn (Bandyopadhyay et al., 2013, p.9).

Door rekening te houden met de auditmarkt concentratie is gebleken dat een hoge auditmarkt concentratie niet significant is en bij een lage auditmarkt concentratie wel. Ten slotte is nog een variabele toegevoegd, namelijk de mate van rechtsontwikkeling in een gebied. Daarbij zijn de lage auditmarkt concentratie en de lage rechtsontwikkelingsgebieden vergeleken met de hoge auditmarkt concentratie en de hoge rechtsontwikkelingsgebieden. De lage gebieden vertonen een significant negatieve coëfficiënt (-0.027), waarbij de hoge gebieden geen significante verandering in de auditkwaliteit vertonen na de invoering van verplichte partnerroulatie (Bandyopadhyay et al., 2013, p.10). Voor de gebieden met een lage auditmarkt concentratie en een hoge rechtsontwikkeling (en andersom) zijn de resultaten ook niet significant. Dit geeft aan dat verplichte partnerroulatie auditkwaliteit verbetert in gebieden waar de auditkwaliteit voor de verplichte partnerroulatie laag is (lage auditmarkt concentratie en lage rechtsontwikkeling) (Bandyopadhyay et al., 2013, p.12).

(23)

23 | P a g e 3.2.3 Chi, Lisic, Long en Wang

Chi, Lisic, Long en Wang (2013) hebben onderzocht of de auditkwaliteit verbetert door het beperken van de invloed van het management op de auditors. Dit hebben ze onderzocht door naar de effecten van de invoering van statuut nummers 5 en 173 door de SASAC te kijken. Deze nummers hebben betrekking op het benoemen van de auditors en duur van de betrokkenheid een auditor bij de controle van een controlecliënt (minimale en maximale duur). Hierbij kijken ze naar de ‘state-owned enterprises’ (bedrijven die staatseigendom zijn) die gecontroleerd worden door de centrale overheid (CSOE) en bedrijven die niet staatseigendom zijn (non-CSOE). Chi, Lisic, Long en Wang (2013, p.179) hebben de volgende hypothese geformuleerd voor hun onderzoek: De auditkwaliteit van CSOEs zijn verbetert nadat statuut nummers 5 en 173 van SASAC zijn ingevoerd in 2004. Hierbij hebben ze de abnormale accruals gebruikt als primaire proxy om de auditkwaliteit te meten. Lagere abnormale accruals na de invoering van statuut nummers 5 en 173 geven aan dat de auditkwaliteit is verbeterd. Als een secundaire proxy is de neiging van een auditor om een aangepaste controleverklaring af te geven gebruikt.

Om dit te onderzoeken is data van Chinese CSOEs en non-SOEs gebruikt. Totaal zijn 6.806 observaties uit de database van de Taiwan Economic Journal gehaald betrekking hebbende op de jaren 2001 tot 2009 (Chi et al., 2013, p.180). Na het opschonen van de data zijn er totaal 5.533 observaties overgebleven. Om de hypothese te testen wordt het volgende model gebruikt (Chi et al., 2013, p.179):

AbnAcc= β0 + β1CSOE + β2REGIME + β3CSOE*REGIME + β4AGE + β5SIZE

+ β6LEVERAGE + β7GROWTH + β8CFO + β9BIG + β10MB + β11INCENTIVE + β12LOSS + ζ

In dit model staat AbnAcc voor abnormale accruals die zijn aangepast voor de prestaties van het voorgaande jaar. De abnormale accruals zijn gemeten met het modified Jones model.

Er is gebleken dat CSOEs waarschijnlijker een Big 10 als auditor benoemen en de gemiddelde grootte van een auditor (gemeten aan de hand van de hoeveelheid cliënten ten opzicht van het vermogen van alle cliënten van een auditor) groter is dan bij non-CSOEs. Deze resultaten zijn consistent met de verwachtingen van Chi, Lisic, Long en Wang. Zij suggereren dat de auditkwaliteit toeneemt. Uit de resultaten blijken ook dat CSOE*REGIME (geeft aan wanneer sprake is van een CSOE en wanneer de statuut nummers 5 en 173 zijn ingevoerd) een negatieve coëfficiënt geeft (-0.009). Dit suggereert dat CSOEs vaker hun absolute abnormale accruals verlagen na de invoering van de statuut nummers 5 en 173 dan non-CSOEs. Lagere

(24)

24 | P a g e abnormale accruals suggereren dat de auditkwaliteit toeneemt nadat de invloed van het management op auditors wordt beperkt (Chi et al., 2013, p.182).

Het eerder afgeven van een aangepaste controleverklaring in een daarvoor gevraagde situatie, betekent een hogere auditkwaliteit. Hiervoor is een andere model gebruikt:

MAO= θ0 + θ1CSOE + θ2REGIME + θ3CSOE*REGIME + θ4BIG + θ5MKS_asset_Dummy + θ6AGE_Dummy + θ7ForeignOwner_Dummy + θ8SIZE + θ9ROE + θ10CURRENT + θ11RECEIVABLE + θ12INVENTORY + θ13INCENTIVE + θ14LOSS + υ

In dit model geeft MAO aan wanneer een auditor een aangepaste controleverklaring afgeeft. De variabele CSOE*REGIME is hier ook van belang om een uitspraak te doen over de auditkwaliteit. De auditkwaliteit is hoger als er meer kans is dat een aangepaste controleverklaring wordt afgegeven. Een positieve coëfficiënt op de CSOE*REGIME variabele geeft aan dat de kans hoger is wanneer de statuut nummers 5 en 173 zijn ingevoerd voor CSOE dan non-CSOE. In de multi regressie analyse is een positieve coëfficiënt gevonden voor CSOE*REGIME (0.254). Dit suggereert dat auditors van CSOEs vaker aangepaste controleverklaringen afgeven, na de invoering van de statuut nummers 5 en 173 dan non-CSOEs (Chi et al., 2013, p.183). Concluderend kan worden gezegd dat door het invoeren van een vaste audit tenure de auditkwaliteit is verbeterd.

3.2.4 Korte samenvatting China proxy’s

In tabel 3.3 is te zien dat de drie besproken onderzoeken in China op dezelfde conclusie komen. Hiervoor worden abnormale (discretionary) accruals en aangepaste controleverklaringen gebruikt als proxy om de auditkwaliteit te meten. Om de resultaten van China te vergelijken met Taiwan en Australië, worden in de volgende paragrafen gekeken naar onderzoeken over

(25)

25 | P a g e Taiwan en Australië. Hiervoor zijn onderzoeken gezocht die abnormale (discretionary) accruals en/of aangepaste controleverklaringen hebben gebruikt als proxy om de auditkwaliteit te meten.

3.3 Onderzoeken in Taiwan 3.3.1 Chi en Huang

Chi en Huang (2005) hebben onderzocht hoe kantoorroulatie en partnerroulatie de kwaliteit van het resultaat beïnvloeden. Omdat auditkwaliteit te maken heeft met de deskundigheid en onafhankelijkheid van een auditor, wordt in dit onderzoek gekeken naar de relatie tussen audit tenure en auditkwaliteit. Hierbij wordt ook gekeken naar de klant specifieke kennis van auditors die ze krijgen door meerdere jaren bij de controle van een cliënt betrokken te zijn. In sommige onderzoeken zijn gevonden dat de kwaliteit van het resultaat lager is in de beginfase van een auditrelatie, doordat bij de auditor klant specifieke kennis nog ontbreekt. De eerst hypothese is (Chi en Huang, 2005, p.69): de kwaliteit van het resultaat is een stijgende functie van audit tenure in de begin periode van een auditrelatie (leereffect). Omdat veel problemen zijn ontstaan door lange auditrelaties is een tweede hypothese geformuleerd: de kwaliteit van het resultaat is een dalende functie van audit tenure nadat de leereffect verdwijnt (overmatige bekendheidseffect). In voorgaande onderzoeken is gebleken dat Big 5 accountantskantoren sneller klant specifieke kennis kunnen verzamelen. De derde hypothese is: het leereffect door audit tenure vindt sneller plaats bij Big 5 auditors (leer differentiatie). Er zijn voor dit onderzoek 1.337 observaties verzameld van de Taiwan Economic Journal database over de jaren 1998 tot 2001 (Chi en Huang, 2005, p.74). In dit onderzoek zijn discretionary accruals gebruikt als een proxy voor de auditkwaliteit.

Het volgende model is gebruikt om de eerste twee hypothesen te testen:

DACit= β0 + β1 BIG5it + β2TENUREit + β3TENURE2it + β4ISSUEit + β5AGEit + β6SIZEit

+ β7-19Industry + β1999-2001Year + ɛit

Als er bewijs is gevonden dat de eerste twee hypotheses zijn ondersteund, kan er verder worden gekeken om de derde hypothese te testen. Hiervoor is een ander model gebruikt:

DACit= β0 + β1 BIG5it + β2TENUREit + β3BIG5it*TENUREit + β4ISSUEit + β5AGEit

+ β6SIZEit + β7-19Industry + β1999-2001Year + ɛit

In dit model staat DAC voor discretionary accruals en die worden gemeten door het forward-looking model. In dit onderzoek zijn naar drie hypotheses gekeken, een hypothese over het leereffect, overmatige bekendheideffect en de leer differentiatie. De resultaten van dit onderzoek komen overeen met de eerste hypothese. Dit betekent dat audit tenure een positieve

(26)

26 | P a g e functie heeft om onregelmatigheden (discretionary accruals) te onderzoeken en te vinden in de financiële rapporten, waardoor de auditkwaliteit toeneemt. Ook is er bewijs gevonden dat overeenkomt met de tweede hypothese. Hierbij wordt verwacht dat de kwaliteit van het resultaat lager wordt wanneer audit tenure toeneemt (Chi en Huang, 2005, p.77). In dit onderzoek is gevonden dat na vijf jaar de keerpunt is van de positieve effecten van bekendheid naar de negatieve effecten van bekendheid (Chi en Huang, 2005, p.81). De resultaten ondersteunen ook de derde hypothese. Er is bewijs gevonden dat auditors van Big 5 accountantskantoren sneller leerervaringen opdoen en klant specifieke kennis opbouwen dan non-Big 5 accountantskantoren. Daarnaast is gevonden dat het verschil in auditkwaliteit van Big 5 accountantskantoren met non-Big 5 accountantskantoren vermindert na verloop van tijd (Chi en Huang, 2005, p.84).

3.3.2 Chen, Lin en Lin

Chen, Lin en Lin (2008) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen auditor tenure en de kwaliteit van het resultaat. Tegenstanders van verplichte kantoorroulatie zeggen dat door roulatie klant specifieke kennis verloren gaat, waardoor de auditkwaliteit afneemt. Voorstanders van verplichte kantoorroulatie zeggen dat door een lange relatie meer compromissen worden gesloten tussen de auditor en de cliënt, waardoor de auditkwaliteit afneemt. Chen, Lin en Lin (2008, p.420) denken dat de argumenten voor kantoorroulatie ook gelden voor partnerroulatie. Daarom gaat de eerste hypothese over partnerroulatie: de kwaliteit van het resultaat verandert niet bij auditpartner tenure. Daarna is gekeken naar de relatie tussen accountantskantoor tenure en de kwaliteit van het resultaat dat niet door partnerroulatie is uitgelegd. De tweede hypothese is: de kwaliteit van het resultaat verandert niet bij accountantskantoor tenure, na het controleren voor partner tenure. In dit onderzoek zijn er totaal 5.213 observaties van 888 bedrijven in Taiwan gebruikt. De data is verzameld van de Taiwan Economic Journal database over de jaren 1990 tot 2001. De startperiode van 1990 is genomen omdat toen bedrijven verplicht waren om cash flow overzichten voor te bereiden in Taiwan (Chen et al., 2008, p.423). De discretionary accruals zijn gebruikt als proxy voor de kwaliteit van het resultaat.

Om een antwoord te geven op de eerst hypothese is naar het volgende model gekeken: DiscAccr= β0 + β1PT + β2BIG5 + β3AGE + β4SIZE + β5GROW + β6CFO + δ*Year

+ γ*Industry + ɛ

DiscAccr staat voor performance-adjusted discretionary accruals. Het modified Jones model is gebruikt om de discretionary accruals te meten. Uit de resultaten is gebleken dat de coëfficiënt

(27)

27 | P a g e van PT (partner tenure) significant negatief (-0.0012) is. Dit betekent dat een extra jaar van audit, waarbij tenminste één van de twee partners van het vorige jaar blijft, de discretionary accruals afnemen met 0.12 procent van het totale vermogen van de begin van het jaar. De coëfficiënten van AGE (aantal jaren dat een bedrijf is opgericht) (-0.009) en CFO (netto cashflow uit operationele activiteiten) (-0.1528) zijn ook significant negatief, waarbij GROW (groei van de netto verkopen vergeleken met het voorgaande jaar) (0.0244) significant positief is. Deze resultaten komen overeen met voorgaande onderzoeken van bijvoorbeeld Johnson et al. (2002) en Myers et al. (2003). Daar zijn discretionary accruals ook gebruikt als proxy. BIG5 en SIZE zijn niet significant (Chen et al., 2008, p.428). Deze resultaten geven aan dat bedrijven minder snel extreme waarden van positieve discretionary accruals opnemen wanneer de auditpartner tenure toeneemt. Dit geldt niet voor negatieve discretionary accruals. De kwaliteit van het resultaat neemt dus toe met de toegenomen auditpartner tenure (Chen et al., 2008, p.429). Er is geen bewijs gevonden dat de kwaliteit van het resultaat verzwakt na een tenure van bijvoorbeeld 10 of 15 jaar (Chen et al., 2008, p.430).

Om de relatie tussen de performance-adjusted discretionary accruals en de accountantskantoor tenure te onderzoeken na het controleren voor partner tenure, is naar het volgende model gekeken:

DiscAccr= β0 + β1PT + β2FT + β3BIG5 + β4AGE + β5SIZE + β6GROW + β7CFO + δ*Year + γ*Industry + ɛ

De resultaten van dit model over de coëfficiënt bij FT (accountantskantoor tenure) is -0.0008. Dit betekent dat een toename van accountantskantoor tenure is gekoppeld aan een afname van de omvang van de performance-adjusted discretionary accruals, na het controleren voor auditpartner tenure. De coëfficiënt bij PT is -0.0006. Dit geeft aan dat een toename van partner tenure, zonder gelijktijdige toename van kantoor tenure, is gekoppeld aan een afname van de omvang van performance-adjusted discretionary accruals (Chen et al., 2008, p.432). Als audit tenure en partner tenure gelijktijdig toenemen, is de verandering van de discretionary accruals gelijk aan de som van PT en FT (Chen et al., 2008, p.423). De som van PT en FT is niet significant negatief bij de regressie van de absolute en positieve discretionary accruals, waarbij de regressie van de negatieve discretionary accruals significant positief zijn. Deze resultaten geven aan dat de omvang van de performance-adjusted discretionary accruals afnemen wanneer de accountantskantoor tenure en partner tenure gelijktijdig toenemen. Deze resultaten geven ook aan dat de omvang van discretionary accruals sterker afnemen voor iedere extra jaar van auditor-cliënt relatie waar de zittende partner niet wordt gerouleerd, dan wanneer een auditpartner wordt vervangen door een andere auditpartner van hetzelfde accountantskantoor.

(28)

28 | P a g e De resultaten komen dus niet overeen met de tweede hypothese dat de kwaliteit van het resultaat niet verandert bij accountantskantoor tenure, na het controleren voor partner tenure. Er zijn aanwijzingen gevonden dat de kwaliteit van het resultaat verbetert door een langere accountantskantoor tenure, na het controleren voor partner tenure (Chen et al., 2008, p.432).

3.3.3 Chi, Huang, Liao en Xie

Chi, Huang, Liao en Xie (2009) onderzochten het effect van verplichte partnerroulatie op de auditkwaliteit. Voorgaande studies geven aan dat de auditkwaliteit toeneemt met kantoor tenure doordat nieuwe auditors niet de klant specifieke kennis en ervaringen hebben. Echter, onderzoeken over partner tenure en auditkwaliteit leveren andere effecten op. Veel voorgaande onderzoeken keken naar de vrijwillige roulatie en niet direct naar de effecten van de verplichte partnerroulatie op de auditkwaliteit (Chi et al., 2009, p.364). Hierbij zijn de volgende twee hypotheses geformuleerd: (i) De auditkwaliteit is hoger bij de bedrijven waar de auditpartners verplicht moeten worden gerouleerd dan bij de bedrijven waar de auditpartners niet verplicht zijn om te rouleren. (ii) Opvattingen van de investeerders zijn hoger over de bedrijven waar de auditpartners verplicht moeten rouleren dan bij de bedrijven waar de auditpartners niet verplicht zijn om te rouleren. In dit onderzoek zijn de data verzameld van de Taiwan Economic Journal database over de jaren 1999 tot 2004. Hierbij zijn de data verdeeld in verschillende delen, namelijk de verplichte roulatie en de drie benchmarks: (i) niet verplichte roulatie, (ii) jaar voor verplichte roulatie en (iii) vrijwillige roulatie. Er zijn 493 bedrijven gebruikt als data voor de verplichte roulatie gedeelte en 125 bedrijven voor niet de verplicht roulatie gedeelte. Bij de data van de verplichte roulatie in het vorige jaar zijn exact hetzelfde aantal bedrijven als bij de verplichte roulatie gebruikt. De vrijwillige roulatie bestaat uit 513 observaties (Chi et al., 2009, p.365). Hierbij gebruiken ze absolute en signed performance-matched abnormale accruals als proxy voor de auditkwaliteit om de eerste (i) hypothese te toetsen. Bij de tweede (ii) hypothese is het earnings response coëfficiënt gebruikt als een proxy voor de auditkwaliteit. Het volgende model is gebruikt om de effecten van de verplichte auditpartner roulatie ((i) hypothese) op de auditkwaliteit te meten:

Acc= α + β1BMK + β2AGE + β3SIZE + β4IndGrw + β5CFO + β6BIG4 + β7FTenure + ɛ In dit model staat Acc voor performance-matched abnormal accruals. Om de abnormale accruals te meten is het modified Jones model gebruikt. De eerste hypothese voorspelt dat de accruals extremer zijn en dus de auditkwaliteit lager is wanneer er sprake is van een benchmark (BMK), vergeleken met de verplichte roulatie. Bij AGE wordt verwacht dat de accruals minder extreem worden wanneer de leeftijd van een bedrijf toeneemt, dit blijkt te kloppen. SIZE is

(29)

29 | P a g e echter voor het grootst gedeelte tegenovergesteld van wat verwacht werd. Verwacht werd dat bij grote bedrijven minder extreme accruals zijn. Verwacht is dat CFO een negatieve coëfficiënt heeft, dit komt overeen. Verwacht wordt dat accruals minder extreem zijn bij bedrijven waar een lange kantoor tenure is (FTenure), maar er is geen bewijs gevonden of de verwachting klopt.

Allereerste is verplichte roulatie (in 2004) vergeleken met niet verplichte roulatie (in 2004). De verschil tussen verplichte roulatie en niet verplichte roulatie is niet significant (-0.005). Dit betekent dat de auditkwaliteit tussen verplichte roulatie en niet verplichte roulatie niet verschillen. Dit ondersteunt de eerst (i) hypothese niet (Chi et al., 2009, p.371). Daarna is verplichte roulatie (in 2004) vergeleken met zichzelf maar dan één jaar eerder (2003). Hierbij is gevonden dat de accruals van verplichte roulatie in 2004 significant groter zijn dan bij het jaar voor verplichte roulatie (2003). Dit betekent dat de auditkwaliteit bij verplichte roulatie met een nieuwe auditpartner in 2004 significant lager is dan één jaar voor verplichte roulatie in 2003 (Chi et al., 2009, p.372). Tot slot is verplichte roulatie vergeleken met vrijwillige roulatie. Hierbij zijn geen significante verschillen gevonden. Ook hier ondersteunen de beide vindingen de eerste (i) hypothese niet. Het kan dus niet gezegd worden dat door de verplichte partnerroulatie auditkwaliteit toeneemt.

Het volgende model is gebruikt om de investeerders opvattingen van auditkwaliteit te schatten ((ii) hypothese):

Hier is de earnings response coëfficiënt gebruikt om de auditkwaliteit te meten. Bij dit nieuwe model verandert de hoeveelheid observaties. De vergelijking van verplichte roulatie met niet verplichte roulatie zijn er 422 observaties, verplichte roulatie met verplichte roulatie in het vorige jaar zijn er 632 observaties en verplichte roulatie met vrijwillige roulatie zijn er 580 observaties (Chi et al., 2009, p.380).

Er is gevonden dat de earnings response coëfficiënt van bedrijven met verplichte roulatie in 2004 niet significant anders zijn bij de twee benchmarks. Namelijk bij bedrijven

waar geen verplichte roulatie zijn en bij bedrijven waar één jaar eerder (2003) ook verplicht

zijn gerouleerd. Deze vergelijkingen ondersteunen de tweede (ii) hypothese niet. Echter, de earnings response coëfficiënt bij de vergelijking tussen verplichte roulatie en vrijwillige roulatie is een significant negatieve relatie gevonden. Dit betekent dat de earnings response coëfficiënt

(30)

30 | P a g e significant groter is bij verplichte roulatie dan bij vrijwillige roulatie voor 2003. Dit is in overeenstemming met de tweede (ii) hypothese. Concluderend, er is geen consistente bewijs gevonden dat investeerders door verplichte partnerroulatie een hogere auditkwaliteit ervaart (Chi et al., 2009, p.381).

3.3.4 Korte samenvatting Taiwan proxy’s

In tabel 3.4 is te zien dat in de besproken artikelen over Taiwan voornamelijk abnormale (discretionary) accruals worden gebruikt als proxy om de auditkwaliteit te meten. Het blijkt dat de invoering van partnerroulatie en kantoorroulatie voornamelijk negatieve effecten heeft op de auditkwaliteit.

3.4 Onderzoeken in Australië 3.4.1 Carey en Simnett

Carey en Simnett (2006) onderzoeken in hun artikel of er sprake is van een afname van de auditkwaliteit wanneer een lange auditpartner tenure is. Hiervoor is de volgende hypothese (Carey en Simnett, 2006, p.657) geformuleerd: Er is een negatieve relatie tussen auditkwaliteit en een lange auditpartner tenure. Data die verzameld zijn voor dit onderzoek zijn van bedrijven die beursgenoteerd waren op de Australian Stock Exchange in 1995. Totaal zijn er 1.021 observaties van Australische beursgenoteerde bedrijven gebruikt voor dit onderzoek (Carey en Simnett, 2006, p.658). Om te onderzoeken of er een negatieve relatie is tussen auditpartner tenure en auditkwaliteit zijn drie verschillende proxy’s gehanteerd om de auditkwaliteit te meten, namelijk (i) de neiging van een auditor om een goedkeurende controleverklaring af te

(31)

31 | P a g e geven, (ii) signed en absolute abnormal working capital accruals en (iii) een analyse van welke key earnings net wel of niet worden gemist (Carey en Simnett, 2006, p.658).

De eerste proxy om de auditkwaliteit te meten is het afgeven van een goedkeurende controleverklaring. Om te onderzoeken of het afgeven van een goedkeurende controleverklaring relatie heeft met de lengte van een auditpartner tenure heeft Carey en Simnett het volgende model gebruikt:

OPINION= β0 + β1PBANK + β2SIZE + β3AGE + β4LEV + β5CLEV + β6RETURN + β7LLOSS + β8INVESTMENTS + β9AUDFIRM + β10FEERATIO + β11CFFO + β12MINING + β13TENURE≤2 + β14TENURE>7 + ɛ

In dit model geeft OPINION aan wanneer een bedrijf een goedkeurende controleverklaring bij de jaarrekening heeft gekregen.

In de resultaten zijn significante coëfficiënten gevonden bij LLOSS (een cliënt een verlies heeft gerapporteerd), INVESTMENTS ((korte en lange termijn investeringen)/totale vermogen) wanneer p kleiner is dan vijf procent, terwijl SIZE (natuurlijke logaritme van het totale vermogen), CLEV (verandering in (totale schulden/totale vermogen) in een jaar), RETURN (aangepaste markt rendement), CFFO (cash flow uit de operationele bedrijfsactiviteiten/totale vermogen) en FEERATIO (non-audit fees/totale fees betaald aan de zittende auditor) niet significant zijn. De coëfficiënt TENURE≤2 (controle periode van de verantwoordelijke auditpartner twee jaar of korter) is niet significant, terwijl de verwachte negatieve coëfficiënt TENURE>7 (controle periode van de verantwoordelijke auditpartner langer dan zeven jaar) wel significant is. Dit betekent dat de auditpartners in een langere tenure minder neigingen hebben om een aangepaste controleverklaring af te geven. Dit is in overeenstemming met de hypothese dat een lange auditpartner tenure een negatieve relatie heeft op de auditkwaliteit (Carey en Simnett, 2005, p.662).

De tweede proxy om de auditkwaliteit te meten zijn de abnormal working capital accruals. Accruals zijn gebruikt om de extreme rapportering keuzes te identificeren. Het volgende model is gebruikt om de effecten van de abnormal working capital accruals op auditkwaliteit te meten:

AWCA= β0 + β1AUDFIRM + β2PBANK + β3OPINION + β4SIZE + β5LEV + β6LLOSS + β7FEERATIO + β8PERFORM + β9AGE + β10GROWTH + β11CFFO + β12MINING + β13TENURE≤2 + β14TENURE>7 + ɛ

In dit model staat AWCA voor abnormal working capital accruals. Om de AWCA te berekenen zijn de observaties verminderd van 1.021 naar 743 bedrijven. Bij dit model is de coëfficiënt TENURE>7 niet significant. Dit suggereert dat AWCA niet gerelateerd is aan een lange

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Meerdere wetenschappelijke studies hebben het effect van een (verplichte) roulatie van accountantskantoren op controlekwaliteit onderzocht, met name door te analyseren of

Met deze aanpassing zet het college graag de juiste stap naar een bevredigende oplossing voor de school, de omwonenden en de bezoekers van het gerenoveerde gemeentehuis. Noot aan

Het proces waarbij landen en bedrijven over de hele wereld steeds afhankelijker van elkaar worden, wordt globalisering genoemd.. Globalisering heeft tot gevolg dat de

Om een vergelijking te kunnen maken tussen de resultaten van de praktijktoets van de soort- benadering en die van de gemeenschapsbenadering, zijn de berekende soorten van de

This rapid review was directed to reflect the principles policy makers and influencers have to consider when developing an ethical code for a new speciality field in South Africa,

The second study to form part of this thesis aimed to relate the dietary intakes of the Prospective Urban and Rural Epidemiological (PURE) study population to CVD risk

Onder dit begrip verstaat het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), het verband tussen weerstandscapaciteit en de risico’s waarvoor geen maatregelen

Spoedzoekers worden vaak genoemd als een belangrijke doelgroep voor flexwonen, maar flexibele woonconcepten kunnen ook relevant zijn voor andere doelgroepen.. Dit hoofdstuk geeft