• No results found

Om een beroep te kunnen doen op art. 7:17 BW moet de volgende vraag worden gesteld: ontbraken er eigenschappen aan het kledingstuk die de consument mocht verwachten? De productieomstandigheden en waarborgen hierover kunnen als ‘eigenschappen’ worden beschouwd. De mededelingen die hieromtrent zijn gedaan, moeten wel ‘concreet’ en ‘serieus’ zijn. Het feit dat de gedragscodes bindend zijn ten aanzien van de leveranciers doet hier niets aan af, mededelingen van de producent kunnen ook verwachtingen wekken bij de consument. Om te kunnen beoordelen of normen ‘concreet en serieus’ zijn, is het model van van Eyck toegepast op de gedragscodes en de EU Ecolabels. Dit model beoordeelt aan de hand van vier criteria hoe sterk de normatieve kracht is van een gedragscode of standaard. Hoe sterker de normatieve kracht is, hoe ‘concreter’ en ‘serieuzer’ de normen zijn. De gedragscodes voldeden aan het criterium van soortgelijke normen. De meest gehanteerde arbeidsrechten worden genoemd (criterium 1). De precisie in de formulering van de norm is sterker naar mate de bepalingen grensbepalingen zijn (criterium 2). Het andere uiterste zijn streefbepalingen, waar een streven voor bepaald gedrag wordt geuit. In de gedragscodes stonden precieze grensbepalingen ten aanzien van de minimumleeftijd en werktijden. Deze bepalingen werden aangevuld door ILO conventies. Voor de milieunormen zijn slechts streefbepalingen geuit. Bij beiden bedrijven worden controles uitgevoerd om te beoordelen of de leveranciers aan de normen voldoen. Bij H&M is de sanctie niet erg streng geformuleerd en bij Inditex ontbreekt zelfs een bepaling over de sancties (criterium 3). Dit zal de vrees voor handhaving (criterium 4) en de normatieve kracht inboeten. De normatieve kracht ligt ten aanzien van de streefbepalingen erg laag, maar bij grensbepalingen kan geconcludeerd worden dat deze normen ‘concreet’ en ‘serieus’ zijn, nu aan drie van de vier criteria is voldaan.

De EU Ecolabels refereren naar de internationale standaarden van de ISO. Deze standaarden worden veelvuldig gebruikt door bedrijven. De normen zijn erg specifiek omschreven en houden voornamelijk grensbepalingen in. De sociale normen zijn wel erg vaag

beschreven. Aan de andere kant wordt er gerefereerd naar de relevante ILO conventies en de ISO 26000 standaard. Nakoming van de standaard wordt gecontroleerd door een speciale stichting in Nederland. Ook hier wordt normatieve kracht ingeboet omdat er geen strenge sancties zijn voor niet-nakoming, de vrees voor handhaving is dus beperkt. Desalniettemin hebben de milieu normen van de EU Ecolabels een sterke normatieve kracht, het voldoet aan de andere criteria van van Eyck.

Bij de vraag of er eigenschappen ontbraken die de consument (mocht) verwachten, is van belang ‘wat de consument mocht verwachten’. Anders dan bij de oneerlijke handelspraktijk wordt hier gekeken naar de individuele consument, en niet de gemiddelde consument. De consument mag zich niet beroepen op mededelingen die zijn beslissing tot aankoop niet beïnvloed hebben. In dit onderzoek gaan we ervan uit dat de consument de gedragscode leest en het label in acht neemt. Had de consument een onderzoeksplicht ten aanzien van de werkelijke productie omstandigheden? De consument mag vertrouwen op een mededeling van het kledingbedrijf. Ook zal de consument niet ver komen in een onderzoek. Zij is afhankelijk van rapporten van organisaties zoals Greenpeace en SOMO. Wellicht geven deze rapporten en de publicaties in de media over de productie omstandigheden in de kledingindustrie de consument wel de verwachting dat kleding onder erbarmelijke omstandigheden is geproduceerd. Is het niet algemeen bekend dat goedkope kledingstukken van bepaalde merken onder ‘dubieuze’ omstandigheden zijn geproduceerd?

Het antwoord op deze vragen zal de verkoper moeten bewijzen op het moment dat de wetenschap van de werkelijke productie omstandigheden zich binnen zes maanden openbaart. Daarna moet de consument bewijzen dat de productie omstandigheden eigenschappen van het kledingstuk waren die ze mocht verwachten.

In art. 6:193b lid 2 staan vier vereisten voor een oneerlijke handelspraktijk. Een handelspraktijk is oneerlijk c.q. onrechtmatig ‘indien een handelaar handelt: a. In strijd met de vereisten van professionele toewijding, en b. Het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen’ (artikel 6:193b lid 2). De consument kan een beroep doen op dit artikel of op de artikelen voor specifieke oneerlijke handelspraktijken. Degenen die voor dit onderzoek relevant zijn, zijn de misleidende handelspraktijken en de zwarte lijst. In deze twee artikelen wordt de gedragscode specifiek genoemd. De gedragscode wordt als volgt gedefinieerd: “regels die vaststellen hoe handelaren die zich aan de code binden, zich gedragen met

betrekking tot een of meer bepaalde handelspraktijken of bedrijfssectoren en die niet bij of krachtens wettelijke voorschriften zijn vastgesteld” (art. 6:193 a lid 1 sub i BW). De EU Ecolabels kunnen ook onder deze beschrijving vallen.

Om een beroep te kunnen doen op de misleidende handelspraktijk moet de gedragscode kenbaar en concreet zijn. Ook moet de handelaar zich eraan hebben gebonden. Het kledingbedrijf heeft zichzelf niet expliciet gebonden aan de gedragscode, maar laat haar leveranciers de gedragscode tekenen. Het kledingbedrijf kan als ‘houder’, zoals gedefinieerd in art. 6:193a lid 1 sub j, worden gezien. In de literatuur wordt betoogd dat de houder niet verder aangesproken kan worden dan tot aanpassing van de gedragscodes. Voorts moet er voldaan zijn aan de vereisten uit artikel 6:193b. Onder andere moet aan het vereiste worden voldaan dat de ‘gemiddelde consument’ beperkt wordt in haar besluitvorming waardoor zij een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, die zij anders niet had genomen. Daarbij kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde consument ‘duurzaamheid’ niet betrekt in haar keuze bij de aankoop van kleding. De gemiddelde consument leest de gedragscode niet. Verder is de vraag relevant of de gemiddelde consument mededelingen over productie omstandigheden serieus mag nemen. Zoals eerder betoogd is het wellicht algemene kennis dat de productie omstandigheden erbarmelijk zijn in veel landen waar kleding geproduceerd wordt. Tot slot is de vraag gesteld of bij de beoordeling meespeelt dat de gemiddelde consument de inhoud van het EU Ecolabel niet kent. Aan de hand van jurisprudentie is beargumenteerd dat het niet uitmaakt als de consument de betekenis van een logo niet kent. Als maar duidelijk is dat het voor betere ecologische omstandigheden staat.

Bij de zwarte lijst gelden de vereisten van 6:193c niet. Er hoeft dus ook niet te worden voldaan aan het vereiste van de ‘gemiddelde consument’. Bij een succesvol beroep op de zwarte lijst staat onrechtmatigheid vast zonder dat er wordt gekeken of de consument misleid is. Het kledingbedrijf moet beweren aan de gedragscode gebonden te zijn en beweren daarnaar te handelen. Aan het eerste criterium is niet voldaan, gezien niet het kledingbedrijf maar de leverancier aan de gedragscode gebonden is. Anderzijds communiceert het kledingbedrijf wel dat alle leveranciers de gedragscode hebben getekend. Kan je daarmee zeggen dat het kledingbedrijf ‘beweert naar de gedragscode te handelen’? Wellicht, maar gezien aan het eerste vereiste van gebondenheid niet is voldaan, zal de consument zich hier niet op kunnen beroepen.

Zou de consument dan een beroep kunnen doen op het algemene artikel 6:193b BW? Als de eis van ‘de gemiddelde consument’ opgaat is het de vraag of de ‘professionele

toewijding’ is geschaad. Dit is afhankelijk van de moeite die het kledingbedrijf heeft gestopt in het controleren van de leveranciers.

Indien een vordering wordt ingesteld ingevolge de artikelen van de oneerlijke handelspraktijken, dan rust de bewijslast ten aanzien van de materiele juistheid en volledigheid van de informatie op de handelaar (art. 6:193j lid 1 BW).

De consument zou zich ook kunnen beroepen op het leerstuk van dwaling (art. 6:288 BW). Er is sprake van dwaling als bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet gesloten zou zijn. Dit komt overeen met de eis bij de oneerlijke handelspraktijk. Anders dan bij de oneerlijke handelspraktijken moet de individuele consument zich beroepen op dit artikel en wordt er niet gekeken naar de gemiddelde consument.

De dwaling kan worden veroorzaakt doordat het kledingbedrijf een verkeerde inlichting heeft gegeven of doordat ze wederzijds hebben gedwaald. Er is geen dwaling als het kledingbedrijf mocht aannemen dat de inlichting de besluitvorming niet zou beïnvloeden. Dit zal niet het geval zijn, in ieder geval 15% van de consumenten neemt productie omstandigheden mee in haar besluitvorming. Anderzijds moest het wel duidelijk zijn voor het bedrijf dat de omstandigheid waaromtrent de consument gedwaald heeft, essentieel voor de consument was. Gezien de kledingbedrijven MVO beleid voeren mede door het positieve effect op de merkwaarde, zijn de kledingbedrijven zich bewust van het effect dat het hanteren van een gedragscode of standaard op de consument heeft. Anderzijds is het niet ‘essentieel’ voor de meeste consumenten (slechts 15% van de consumenten koopt bewust ‘duurzame’ producten) maar toch moge het duidelijk zijn voor de kledingbedrijven dat voor sommige consumenten informatie over productie omstandigheden wel van groot belang is. Anders dan bij non-conformiteit en de oneerlijke handelspraktijken moet degene die zich op dwaling beroept moet stellen dat een juiste voorstelling van zaken ontbrak. Als dit betwist wordt moet hij dit bewijzen.

Bij bedrog is er sprake van dwaling die door een opzettelijke handeling of mededeling van de verkoper is veroorzaakt. Bij een beroep op bedrog is van belang dat de bedrogene niet alleen aanvoert dat de handeling van de bedrieger hem heeft aangezet tot het sluiten van de overeenkomst, maar ook dat de ander hem met opzet misleidde. De bedrogene moet expliciet stellen en bewijzen dat de contracterende partij bewust een misleidende mededeling heeft gedaan.

Conclusie

Aan de hand van de vergelijkende analyse kan worden bepaald of de leerstukken die onderzocht zijn een handvat kunnen bieden aan de consument om zijn aankoopbedrag terug te vorderen. Meer specifiek zal worden beantwoord welk leerstuk de minste obstakels oplevert om er een beroep op te doen.

Zoals volgt uit de vergelijkende analyse liggen er voor een beroep op non-conformiteit en dwaling de minste hobbels op de weg. Voor non-conformiteit kan het criterium uit de literatuur, ‘concreet en serieus’, worden ingevuld door de criteria van de normatieve kracht van van Eyck. Daaruit blijkt dat normen in de gedragscodes en standaarden met grensbepalingen sterke normatieve kracht hebben. Hier kan de consument een redelijke verwachting aan ontlenen. Bij de non-conformiteit gaat het om de individuele consument en niet om de ‘gemiddelde consument’. De consument die een beroep doet op dit artikel is de consument die de gedragscode leest, het EU Ecolabel kent en haar aankoop hierop baseert. Deze consument kan dus een beroep doen op non-conformiteit. Het heeft een grote kans van slagen indien de rechter mee gaat met het criterium ‘concreet’ zoals Castermans meende, ingevuld door de criteria van de normatieve kracht. Met dit onderzoek wordt de normatieve kracht aangeprezen als kader om te kunnen beoordelen of de consument een redelijke verwachting mag hebben ten aanzien van normen in de gedragscodes en het EU Ecolabel, omdat het deze redelijke verwachting goed kan bepalen. De vier criteria zijn eenvoudig toe te passen en vormen een brede benadering tot wat de consument mag verwachten. Niet slechts de ‘concreetheid’ van de norm wordt bepaald maar ook de universaliteit van de norm en het belang van het bedrijf om de normen na te leven. Verder zijn deze criteria in meerdere onderzoeken gebruikt om te kunnen bepalen of men zich kan beroepen op gedragscodes.

Verder is het goed om aan te halen dat art. 7:17 BW als doel heeft om de zwakkere consument bescherming te bieden. Dat bedrijven de bepaalde waardes communiceren in gedragscodes en dat deze waardes worden door doorkruist in het daadwerkelijke gedrag moet bestraft worden. De consument weet niet wat hij daadwerkelijk koopt en weet eigenlijk nooit of een product wel onder bepaalde voorwaarden is gecreëerd. Om het vertrouwen te herstellen, moet het gebruik van gedragscodes en standaarden die onwaarheden bevatten, op een manier gesanctioneerd worden. Dit artikel leent zich er bij uitstek voor om het aankoopbedrag terug te vorderen. Verder ligt de bewijslast bij het kledingbedrijf als de

consument zich binnen zes maanden op de non-conformiteit beroept, wat erg gunstig is voor de consument.

Anders dan bij non-conformiteit is bij dwaling de bewijslast voor de consument. Door de ‘inlichting’ van het kledingbedrijf heeft de consument een overeenkomst gesloten die hij anders niet had gesloten. Een beroep op dwaling zou kunnen slagen, al zal de consument moeten bewijzen dat het bedrijf kon weten dat de consument beïnvloed zou worden door de gedragscode of het EU Ecolabel.. Het kledingbedrijf kon weten dat de gedragscode of het EU Ecolabel de consument zou beïnvloeden omdat, wat vaker als argument is aangevoerd in dit onderzoek, er meerdere drijfveren zijn bij bedrijven om morele aspecten in hun beleid mee te nemen. Naast principiële overwegingen is er ook een groot eigenbelang om MVO te promoten. Door MVO wordt de merkwaarde vergroot wat bevorderlijk is voor de winstoptimalisatie. Deze winstoptimalisatie is wellicht ook de reden dat het bedrijven anno 2015 nog steeds niet lukt om adequaat te controleren bij leveranciers. Hiervoor zullen grote inspanningen vanuit de bedrijven moeten komen wat waarschijnlijk ook grote investeringen met zich meebrengt. Door meer te controleren zal er wellicht een beerput worden opengetrokken waar bedrijven liever de ogen voor sluiten. Als dit bewezen kan worden, zou zelfs een beroep op bedrog kunnen slagen. Er moet dan sprake zijn van strikte opzet. Desalniettemin zal dit lastig worden. Een beroep op bedrog heeft dus weinig kans van slagen. Ook een beroep op de oneerlijke handelspraktijken zal waarschijnlijk niet slagen. Ook al wordt de gedragscode expliciet vernoemd in de Wet OHP, om het bedrijf erop aan te spreken en de overeenkomst te kunnen vernietigen, moet het zich expliciet hebben gebonden aan de gedragscode. H&M en Inditex binden zichzelf niet aan de gedragscode. Mocht in de toekomst de gemiddelde consument wel de gedragscode lezen en haar aankoop hierdoor laten beïnvloeden, dan zou een beroep op het algemene artikel van de oneerlijke handelspraktijken mogelijk zijn. Een andere hypothetische ontwikkeling zou zijn dat bedrijven niet hun leveranciers, maar zichzelf zouden binden aan de gedragscodes. Dit zou betekenen dat de bedrijven de mensenrechtenschendingen en milieu vervuiling onder controle hebben en zich durven te binden aan de gedragscodes en standaarden. Dan nemen de bedrijven echt de verantwoordelijkheid om hun negatieve effecten in lagelonenlanden te minimaliseren. Deze scenario’s zijn voorlopig geen realiteit. Tot die tijd kunnen de consumenten een beroep doen op non-conformiteit of dwaling en de rechter zal uitwijzen of de consument beschermd wordt tegen deze misleidende praktijken.

Bibliografie

Literatuurlijst

Algemene informatie OESO-richtlijnen [Online via http://www.oesorichtlijnen.nl/oeso- richtlijnen/a/algemene-informatie-oeso-richtlijnen, geraadpleegd op 20-05-2015)

Andre, A. Gebroken meisjes dromen, OneWorld, 2015/2 p. 54 [Online via http://issuu.com/is- magazine/docs/oneworld-2015-02/1?e=2006164/11658158 geraadpleegd op 14-05-2015] Bartlett, C. e.a. (in opdracht van WRAP), Textiles flow and market development opportunities

in the UK, 2012

BIO Intelligence Service (in opdracht van de Europese Commissie), Policies to Encourage

Sustainable Consumption, 2012

Brahn, O.K. & Reehuis, W.H.M., Zwaartepunten van het vermogensrecht, Kluwer 2007 (8e druk)

Butler, E., Rana Plaza Two Years On, BBC 23-04-2015 [Radio fragment: http://www.bbc.co.uk/programmes/p02p8b4l geraadpleegd op 14-05-2015]

Castermans, A.G., De burger in het burgerlijk recht. Of de eigenschappen van perensap, Boom Juridische Uitgevers 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek [online via http://www.cbs.nl/nl-

NL/menu/themas/internationale-handel/publicaties/belangrijkste-handelspartners- nederland/archief/2013/2013-india-2012-art.htm, geraadpleegd op 10-05-2015)

Chamberlain G., India’s clothing workers: ‘They slap usand call us dogs and donkeys’, The Guardian 25-11-2012 [Online via http://www.theguardian.com/world/2012/nov/25/india- clothing-workers-slave-wages, geraadpleegd op 14-05-2015]

Code of conduct and Responsible Practices Inditex [Online via

http://www.inditex.com/documents/10279/88161/codigo+de+conducta+ingl%C3%A9s.pdf/fe 506bd4-fcf8-4979-82fe-0643a65d559b, geraadpleegd op 17-05-2015]

Code of Conduct H&M [Online via http://about.hm.com/en/About/sustainability.html, geraadpleegd op 14-05-2015]

Code of Conduct Inditex [Online via http://www.inditex.com/sustainability, geraadpleegd op 14-05-2015]

Code of Conduct Nike [Online via

http://www.nikeresponsibility.com/report/content/chapter/our-sustainability-strategy, geraadpleegd op 14-05-2015]

Dahm, P. & Lankhorst, G.H., Lexplicatie, Bronnen en citaten bij: burgerlijk wetboek boek 7,

artikel 17 (beantwoorden aan de overeenkomst),Kluwer 2015 [Online via Kluwer Navigator]

Dam, L, Corporate social responsibility and financial markets, PrintPartners Ipskamp B.V. 2008

Department for Environment Food and Rural Affairs (DEFRA), Sustainable clothing

roadmap, 2011

Dudley, R. e.a., The Hidden Cost of Fast Fashion: Worker Safety, Bloomberg 07-02-2013 [Online via http://www.bloomberg.com/bw/articles/2013-02-07/the-hidden-cost-of-fast- fashion-worker-safety, geraadpleegd op 14-05-2015]

Ecolabel Index [Online via http://www.ecolabelindex.com/ecolabels/?st=category,textilesa, geraadpleegd op 20-05-2015]

European Parliamentary Research Service, Fair trade and consumers in the European Union, 2014 [Online via

http://www.europarl.europa.eu/RegData/bibliotheque/briefing/2014/140784/LDM_BRI(2014) 140784_REV1_EN.pdf, geraadpleegd op 20-05-2015]

Europese Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van

maatschappelijk verantwoord ondernemen’, Mededeling van de Commissie aan het Europees

Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s, COM (2011) 681.

Europese Commissie, Action Plan for sustainable consumption and production (SCP) and

sustainable industrial policy (SIP), 2008 [Online via http://eur-

lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2008:0397:FIN:EN:PDF]

Europese Commissie, besluit tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de

EU-milieukeur aan textielproducten (EU Ecolabels), 2014/350/EU [Online via http://eur-

lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32014D0350&from=EN, geraadpleegd op 27-05-2015]

Eyck, S.K van, The OECD declaration and decisions concerning multinational enterprises, Ars Aequi Libri 1995

Fletcher, K., Sustainable Fashion & Textiles: Design Journeys, Earthscan 2008 Fombrun, C.J., Reputatie als strategisch activum, Communicatie 2001, p. 36-39 Geerts, P. & Vollebregt E., Oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclame en

vergelijkende reclame, Kluwer 2009

Greenpeace International, Toxic Threads: Putting Pollution on Parade, 2012

Hondius, E.H. & Rijken, G.J., Handboek Consumentenrecht, Uitgeverij Parijs 2011 (3e druk) Hijma, J., Groene Serie Vermogensrecht, Kluwer 2015 [Online via Legal Intelligence]

ILO Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work [Online via www.ilo.org/declaration, geraadpleegd op 20-05-2015]

ILO Conventie 138 [Online via

http://www.ilo.org/dyn/normlex/en/f?p=NORMLEXPUB:12100:0::NO::P12100_INSTRUM ENT_ID:312283, geraadpleegd op 30-05-2015]

ILO Conventie 152 [Online via

http://www.ilo.org/public/english/standards/relm/ilc/ilc87/com-chic.htm, geraadpleegd op 30- 05-2015]

International Organization for Standardization [Online via

http://www.iso.org/iso/home/standards/iso26000.htm geraadpleegd op 20-05-2015] ISO 26000/2010 Guidance on Social Responsibility [Online via

https://docs.google.com/file/d/0BwU82A_-zhEFVThoRWtyLTJrOWM/edit?pli=1 geraadpleegd op 20-05-2015]

Joy, A. e.a., Fast Fashion, Sustainability, and the Ethical Appeal of Luxury Brands, Fashion Theory 2012/3, p. 273-296

Kabel, J.J.C., Rechter en publieksopvattingen: feit. Fictie of ervaring? Over de beoordeling

door de rechter van commerciële communicatie, Universiteit van Amsterdam 2005

Kaye, L., Clothing to Dye for: the textile sector must confront water risks, The Guardian 12- 08-2013 [online via http://www.theguardian.com/sustainable-business/dyeing-textile-sector- water-risks-adidas geraadpleegd op 14-05-2015]

Kazmin A. & Mallet V., Bangladesh garment workers face intimidation and abuse, Financial Times 22-04-2015 [Online via http://www.ft.com/cms/s/0/8746c75e-e8c4-11e4-87fe-

00144feab7de.html#axzz3ZdFAQMzb, geraadpleegd op 14-05-2015]

GERELATEERDE DOCUMENTEN