• No results found

5. De aansprakelijkheidsbeperking voor de niet-financiële markttoezichthouders

5.6 Rechtsvergelijking

5.6.1 Het Verenigd Koninkrijk

5.6.1.1 Aansprakelijkheid (markt)toezichthouders

Naar Engels recht wordt de aansprakelijkheid jegens derden van de toezichthouder wegens

onvoldoende of onzorgvuldig toezicht beheerst door het aansprakelijkheidsrecht of tort law. In het kader hiervan is de tort of negligence het meest van belang.

Voor het aannemen van een tort of negligence moet zijn voldaan aan de volgende drie vereisten: er moet sprake zijn van een zorgplicht (duty of care), er moet sprake zijn van een schending van deze zorgplicht (breach of duty) en er moet sprake zijn van schade die is ontstaan als gevolg van de schending (consequential damage).

Voor het aannemen van een zorgplicht jegens de benadeelde is vereist dat het ontstaan van de schade van de benadeelde als gevolg van het handelen of nalaten van de dader forseeable is, dat tussen de dader en de benadeelde een voldoende mate van proximity bestaat en dat het aannemen van een duty of care in dat geval fair, just en reasonable is.

De Engelse rechter is zeer terughouden in het aannemen van aansprakelijk van de toezichthouder. In veel gevallen vind de rechter het niet fair, just en reasonable om de toezichthouder een

zorgplicht op te leggen. Deze lat van aansprakelijk ligt zo hoog dat er in feite sprake is van

immuniteit van de toezichthouder.112

111

Rapport aansprakelijkheid in internationaal verband 2009, p. 14; Sahtie 2012, p. 272.

112

5.6.1.2 Aansprakelijkheid financiële toezichthouders

Hoewel aansprakelijkheid van de toezichthouder dus nauwelijks zal worden aangenomen in Engeland is er voor de financiële toezichthouder ook een wettelijke aansprakelijkheidsbeperking ingevoerd.

Op grond van de Financial Services and Markets Act 2000 is de financiële toezichthouder (FSA) alleen aansprakelijk indien in bad faith (te kwader trouw) is gehandeld of wanneer er in strijd met section 6 paragraaf 1 van de Human Rights Act 1998 is gehandeld.

Het is aldus niet mogelijk om de financiële toezichthouder in Engeland op grond van de tort of

negligence aansprakelijk te stellen. Nu de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouder is

beperkt tot gevallen van bad faith en in strijd met de Human Rights Act kan de financiële

toezichthouder uitsluitend nog aansprakelijk worden gesteld via een tort die opzettelijk handelen sanctioneert.113

5.6.2 Frankrijk

5.6.2.1 Aansprakelijkheid (markt)toezichthouders

In Frankrijk geldt dat de toezichthouder optreedt als orgaan van de overheid. Daarom wordt een aansprakelijkheidsvordering niet tegen de toezichthouder maar rechtstreeks tegen de Staat ingesteld. Met betrekking tot overheidsaansprakelijkheid zijn in Frankrijk niet de civiele rechtbanken maar de

administratieve rechtbanken, onder leiding van de Conseil d’Etat, bevoegd.114

De aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad wordt in Frankrijk zeer ruim opgevat. De

civielrechtelijk aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen wordt gebaseerd op een faute. Elke onrechtmatige handeling zonder welke de schade zich niet had voorgedaan geeft grond tot

aansprakelijkheid. Naast het bestaan van onrechtmatig handelen (een faute) geldt ook naar Frans recht dat aansprakelijkheid daarnaast afhankelijk is van het bestaan van schade en van een causaal verband tussen de fout en de schade. Het relativiteitsvereiste speelt in Frankrijk geel rol nu elk geschonden belang in aanmerking komt voor vergoeding.

Voor het aannemen van aansprakelijkheid van de overheid is in sommige gevallen het bewijs van een ‘faute lourde’ (een zware fout) vereist. Slechts in geval van een opzettelijke of grove fout is de de overheid dan aansprakelijk. Dit heeft te maken met de bijzondere rol van de overheid en het idee

113

Rapport aansprakelijkheid in internationaal verband 2009, p. 248, Van Rossum 2005, p. 114-116.

114

dat sommige activiteiten van groot belang zijn voor het functioneren van de samenleving. Ook de beleidsvrijheid van de overheid brengt mee dat de administratieve rechtbank het handelen van de staat terughoudend toetst.115

Dit uitgangspunt geldt ook in relatie tot aansprakelijkheid wegens falend toezicht van toezichthouders. Onderzocht moet worden of er een kennelijke inbreuk op een goede

toezichtpraktijk kan worden vastgesteld. Bij de normale lichte fout gaat het om de tekortkoming die een redelijk toezichthouder in dezelfde omstandigheden geplaatst, niet zou hebben begaan. Voor de zware fout is een duidelijke tekortkoming aan de toezichtstaken in relatie tot de uiteindelijke doelstelling van het toezicht vereist. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt een zware fout van de toezichthouder aangenomen. Bij een normale lichte fout is de toezichthouder niet

aansprakelijk en kan de overheid niet aangesproken worden tot vergoeding van de schade.116

5.6.2.2 Aansprakelijkheid financiële toezichthouders

In Frankrijk geldt geen immuniteit of wettelijke beperking ten aanzien van aansprakelijkheid van de financiële toezichthouder. De aansprakelijkheid van de Franse financiële toezichthouder wordt naar

de hiervoor beschreven algemene regels van het overheidsaansprakelijkheidsrecht beoordeeld.117

5.6.3 Duitsland

5.6.3.1 Aansprakelijkheid (markt)toezichthouders

In Duitsland oordeelt de civiele rechter over de eventuele aansprakelijkheid van de overheid. In beginsel wordt in Duitsland de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de overheid jegens derden voor onrechtmatig handelen naar de maatstaf van 839 BGB (‘Amtshaftung’) beoordeeld. Ingevolge dit artikel bestaat een schadevergoedingsplicht van de overheid jegens derden slechts indien schade is ontstaan uit een tegenover die derden bestaande Ambtspflicht. Opvallend is dat ingevolge art. 34 Grundgesetz de staat niet rechtstreeks aansprakelijk is maar enkel indirect draagplichtig voor de persoonlijke aansprakelijkheid van een ambtenaar.118

Aansprakelijkheid wordt pas aangenomen indien is voldaan aan het vereiste van causaliteit en indien is voldaan aan de ‘Schutznorm’. Ingevolge de Schutznorm wordt aansprakelijkheid van de

115

Roozendaal 1998,p. 132 , Van Dam 2006, p. 256-261.

116

Rapport aansprakelijkheid in internationaal verband 2009, p. 89-91.

117

Rapport aansprakelijkheid in internationaal verband 2009, p. 89-91.

118

Roozendaal 1998, p. 18, Rapport aansprakelijkheid in internationaal verband 2009, p. 96-97, Van Rossum 2005, p. 84-85.

overheid pas aangenomen wanneer de geschonden Ambtspflicht ook bestaat ten opzichte van de benadeelde. Ambtspflichten kunnen worden gezien als de wijze waarop de ambtenaar ten opzichte van de staat dient te handelen. Ambtspflichten zijn in wetten, gedragsregels etc. Neergelegd.119 De benadeelde kan zich alleen beroepen op de geschonden ‘ambtspflicht’ als deze plicht mede het belang van de derde beoogt te beschermen. Er dient een relatie te bestaan tussen de geschonden plicht en de benadeelde, en de geleden schade dient in het beschermingsbereik van de

‘ambtspflicht’ te liggen. Hierin is het eerder besproken Nederlandse relativiteitsvereiste te herkennen.120

5.6.3.2 Aansprakelijkheid financiële toezichthouders

Ingevolge de Schutznorm kan de overheid aldus alleen aansprakelijk worden gesteld door de

benadeelde derde indien de taak van de ambtenaar ertoe strekt om de individuele belangen van deze derde te beschermen. De plicht om in het algemeen belang te handelen is niet voldoende. De

belangen van een individuele burger dienen door de geschonden norm te worden beschermd. In de Duitse wetgeving is met betrekking tot financiële toezichthouders de bepaling 4 lid 4 Finanzdienstleistungsaufsichtsgesetz van kracht op grond waarvan de toezichthouder het toezicht uitsluitend in het algemeen belang verricht. De financiële toezichthouders genieten derhalve volledige immuniteit nu geldt dat er geen sprake is van een tegenover derde geschonden

‘ambtspflicht’ welke de belangen van een individuele burger diende te beschermen.121

5.6.4 België

5.6.4.1 Aansprakelijkheid (markt)toezichthouders

In beginsel gelden in België voor zowel de overheid als voor particulieren dezelfde algemene regels inzake het aansprakelijkheidsrecht. Dit is slechts anders indien een specifieke wettelijke bepaling voorziet in een gedeeltelijk of volledige vrijstelling van aansprakelijkheid.

Naar Belgisch recht wordt aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad aangenomen indien er sprake is van een schending van de wet, van een wettelijke plicht om iets te doen of iets na te laten of de zorgplicht. Aansprakelijkheid is daarnaast afhankelijk van het bestaan van schade en van een causaal verband tussen de onrechtmatige handeling en de schade.

119

Roozendaal 1998, p. 31-34, Rapport aansprakelijkheid in internationaal verband 2009, p. 96-97, Van Rossum 2005, p. 85.

120

Roozendaal 1998, p. 34-36, Rapport aansprakelijkheid in internationaal verband 2009, p. 96-97.

121

Bij de beoordeling of de toezichthouder heeft voldaan aan zijn zorgplicht houdt de rechter rekening met de discretionaire bevoegdheid van de toezichthouder. De toezichthouder handelt slechts

onwettig indien hij de hem toegekende beleidsvrijheid te buiten gaat. Het relativiteitsvereiste speelt bij de beoordeling van aansprakelijkheid in België geen rol.122

5.6.4.2 Aansprakelijkheid financiële toezichthouders

De aansprakelijkheid van de financiële toezichthouder (CBFA ) is België wettelijk beperkt met de invoer van art. 68 WTFS , volgens welke de CBFA zijn taken uitsluitend in het algemeen belang vervult. Deze aansprakelijkheidsbeperking sterkt zich uit tot beslissingen, handelingen of

gedragingen van de CBFA, diens organen en medewerkers binnen de uitoefening van de wettelijke taken van de CBFA. Deze wettelijke aansprakelijkheidsbeperking geldt niet voor gevallen van bedrog en grove nalatigheid.123

5.6.5 Conclusie

In Engeland is de rechter zo terughoudend met het aannemen van aansprakelijkheid van de toezichthouder dat deze nagenoeg immuniteit geniet. In Duitsland is geen sprake van immuniteit maar de facto alleen sprake van aansprakelijkheid indien een ambtenaar die toezicht houdt een individueel belang van burgers schendt. In Frankrijk en België is de rechter weliswaar minder terughoudend met het aannemen van toezichthoudersaansprakelijkheid dan in Engeland en Duitsland maar ligt de lat desalniettemin hoog.

In Engeland, Duitsland en België kent de financiële toezichthouder een wettelijke aansprakelijkheidsbeperking. In Engeland en België is de financiële toezichthouder niet aansprakelijk in gevallen tot kwade trouw respectievelijk bedrog en grove nalatigheid van de

toezichthouder. In Duitsland geldt zelfs een volledige immuniteit voor de financiële toezichthouder. Frankrijk kent geen wettelijke aansprakelijkheidsbeperking voor de financiële toezichthouder. De rechter is desondanks terughoudend met zijn toetsing nu voor aansprakelijkheid van de

(financiële)toezichthouder in Frankrijk een faute lourde vereist is.

122

Rapport aansprakelijkheid in internationaal verband 2009, p.92, Van Dam 2006, p. 220-22, Van Rossum 2005, p. 110.

123

6. Conclusie

Met de invoering van art. 1:25d Wft is de civiele aansprakelijkheid voor de DNB en AFM beperkt tot gevallen waarin de schade is veroorzaakt door opzet of grove schuld. Wat betreft de

aansprakelijkheid van de andere markttoezichthouders, de ACM en de NZa, gelden echter nog de normale regels van het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht.

De civielrechtelijke aansprakelijkheid van deze toezichthouders ten opzichte van derden wordt beoordeeld op grond van het leerstuk van de onrechtmatige daad ex art. 6:162 BW. De

toezichthouder is aansprakelijk wanneer sprake is van een toerekenbare onrechtmatige gedraging van de toezichthouder die schade heeft veroorzaakt en er dient sprake te zijn van een causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging en de geleden schade. Daarnaast moet zijn voldaan aan het relativiteitsvereiste, neergelegd in art. 6:163 BW.

De lat voor toezichthouderaansprakelijkheid ligt hoog. Met het oog op de beleids-en

beoordelingsvrijheid van de toezichthouder toetst de rechter de norm van een van “behoorlijk en zorgvuldig handelende toezichthouder’’ terughoudend en ook het relativiteitsvereiste en het causaliteitsvereiste vormen een belangrijke drempel voor de aansprakelijkheid van de toezichthouder.

Hoewel toezichthouderaansprakelijkheid daardoor niet snel wordt aangenomen heeft de regering het toch nodig gevonden om te voorzien in een wettelijke aansprakelijkheidsbeperking voor de financiële toezichthouders, de AFM en DNB. Volgens de MvT was dit noodzakelijk nu DNB en AFM snel en doortastend moeten kunnen reageren en zij bovendien meer openlijk zelfkritisch verantwoording moeten kunnen afleggen over hun handelen. Ook was dit in lijn met de

aanbevelingen van de commissie-De Wit en verschillende andere internationale aanbevelingen. De expliciete beperking van aansprakelijkheid voor de AFM en DNB tot die voor opzet en grove schuld is volgens de MvT gerechtvaardigd nu de aanwezigheid van het toezichthouderdilemma en de internationale context waarin DNB en de AFM opereren hen onderscheiden van andere

toezichthouders.

Met het oog op de interne consistentie van het nationale recht en in het licht van het

gelijkheidsbeginsel is de vraag of het wenselijk is dat ook de aansprakelijkheid van de andere markttoezichthouders wordt beperkt. Gegeven de wettelijke beperking tot opzet en grove schuld voor financiële markttoezichthouders en de interne consistentie en het gelijkheidsbeginsel ziet de

vraag dan op de beperking van de andere markttoezichthouders tot ook alleen opzet en grove schuld.

Op grond van het gelijkheidsbeginsel lijkt de conclusie dat nu er voor de financiële toezichthouders een aansprakelijkheidsbeperking is ingevoerd er ook een aansprakelijkheidsbeperking voor de andere markttoezichthouders tot opzet en grove schuld dient te worden ingevoerd.

Immers; gelijke monniken, gelijke kappen.

Als argument daartegen kan worden aangevoerd dat de markttoezichthouders geen gelijke

monniken zijn. In de MvT wordt gesteld dat een expliciete aansprakelijkheidsbeperking voor alleen DNB en AFM gerechtvaardigd is nu het juist in het kader van de Wft is dat toezichthouders een evenwicht moeten vinden tussen niet te voortvarend optreden enerzijds en niet te laks optreden anderzijds en dat de financiële markt bovengemiddeld vertrouwen van de consument vergt.

Deze argumenten die in de MvT worden genoemd als rechtvaardigingsgrond om uitsluitend de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders te beperken zijn mijns inziens niet

doorslaggevend. Het is evengoed verdedigbaar dat die ook gelden voor een aansprakelijkheidsbeperking voor niet-financiële markttoezichthouders.

Daarnaast is uit mijn onderzoek wel gebleken dat de verschillende in de literatuur besproken argumenten voor of tegen de wenselijkheid van een aansprakelijkheidsbeperking voor

toezichthouders zowel zien op de wenselijkheid van een aansprakelijkheidsbeperking van financiële markttoezichthouders als ook op een aansprakelijkheidsbeperking voor de niet-financiële

markttoezichthouders.

Op basis van de wenselijkheid van een nationaal consistent rechtssysteem kan worden gesteld dat ook de aansprakelijkheid van de andere markttoezichthouders dient te worden beperkt. De

aanwezigheid van opzet of grove schuld vormt immers ook op verschillende plaatsen in het BW een omslagpunt van geen of beperkte aansprakelijkheid naar wel of een onbeperkte aansprakelijk. In navolging van de financiële toezichthouders dient dit ook voor de andere markttoezichthouders het omslagpunt te vormen.

Op basis van de wenselijkheid van een internationaal consistent rechtssysteem kan worden gesteld dat een onderscheid tussen financiële markttoezichthouders en andere toezichthouders

gevallen tot kwade trouw resp. bedrog en grove nalatigheid van de toezichthouder en in Duitsland geldt zelfs een volledige immuniteit voor de financiële toezichthouder. Alleen in Frankrijk geldt geen expliciete wettelijke aansprakelijkheidsbeperking voor de financiële toezichthouder.

Daarentegen is het op grond van het gelijkheidsbeginsel en de rechtsconsistentie van het nationale recht goed verdedigbaar dat voor alle markttoezichthouders dezelfde aansprakelijkheidsregeling moet gelden. Dit kan op twee manieren worden bereikt. Ten eerste kan de uitzondering die nu geldt voor de financiële markttoezichthouders, de AFM en DNB, weer worden ingetrokken. Dit is echter niet erg realistisch. Ten twee kan ook een wettelijke beperking tot opzet en grove schuld voor de niet financiële markttoezichthouders bij wet worden ingevoerd.

Uit mijn onderzoek blijkt dat het echter wel de vraag blijft of dit voor de praktijk werkelijk veel verschil zal uitmaken nu de lat voor toezichthouderaansprakelijkheid al erg hoog ligt en het handelen van markttoezichthouders niet snel tot een schadevergoedingsverplichting leidt.

Literatuurlijst

Boeken

Asser/Maeijer & Kroeze 2015

M.J. Kroeze, Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nede lands Burgerlijk Recht. 2.

Vertegenwoordiging en Rechtspersoon. Deel I*. De Rechtspersoon, Kluwer: Deventer 2015

Baks 2004

S. Baks, Doorbreking van exoneratieclausules in de praktijk, praktisch procederen 2004/6, p. 159- 167

Busch 2010

D. Busch, Aansprakelijkheid van financiële toezichthouders, Ars Aequi Libri: Nijmegen 2010

Van Dam 2000

C.C. van Dam, Aansprakelijkheidsrecht, Boom Juridische uitgevers: Den Haag 2010

Giesen ea. 2009

I. Giesen & E. de Kezel & C. van Dam & E. Du Perron, Aansprakelijkheid in internationaal

verband; Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de aansprakelijkheid van de Nederlandse

financiële toezichthouders bezien vanuit de internationale dimensie, Ministerie van Financiën 2009

Giesen 2005

I. Giesen, Toezicht en aansprakelijkheid, Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de

rechtvaardiging voor de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van toezichthouders ten opzichte van derden, Serie Recht en Praktijk 132, Kluwer: Deventer 2005

Van Praag 2013

E.J. van Praag, Toezichthoudersaansprakelijkheid voor onvoldoende toezicht en onrechtmatige

besluiten, bijdrage in bundel Aansprakelijkheid in de financiële sector, serie Onderneming en Recht

78, Deventer: Kluwer 2013, blz. 871 e.v. Roozendaal 1998

B.J.P.G. Roozendaal, Overheidsaansprakelijkheid in Duitsland, Frankrijk en Nederland, Deventer: Gouda Quint 1998

Van Rossum 2005

A.A. van Rossum, Civielrechtelijke aansprakelijkheid voor overheidstoezicht, in: A.A. van

Rossum, L.F.M. Verhey/N. Verheij, Toezicht (NJV 2005-I), Deventer: Kluwer 2005.

Artikelen Albers 2007

C.L.G.F.H. Albers, Toezichthoudersaansprakelijkheid, Een blik vanuit het bestuursrecht op Vie

D’or, Aansprakelijkheid, Verzekering en Schade 2007/15

Affourtit & Lubach 2012

V.H. Affourtit & R.D. Lubach, Toezichthoudersaansprakelijkheid onder de Wet

aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM, Overheid en Aansprakelijkheid 2012/84, aflevering 4,

p. 169-180

Affourtit & Beck 2009

V.H. Affourtit & A.C. Beck, Aansprakelijkheid van DNB: immuniteit in crisistijd?, Maandblad vermogensrecht 2009/9, p. 199-207

Van Dam 2010

C.C. van Dam, Aansprakelijkheid voor falend toezicht in tijden van financiële cholera - over coma

bankieren, vuvuzela-juristerij en De Nederlandsche Bank, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk

Recht 2010/30

Van Dijck & Trebus 2014

G. van Dijck & J. Trebus, Effecten van aansprakelijkheid op het handelen van de AFM empirisch

onderzocht, Aansprakelijkheid, Verzekering en Schade 2014/15

Dijkstra & Visscher 2012

R.J. Dijkstra & L.T. Visscher, Aansprakelijkheidsbeperking van (markt)toezichthouders: de weg

naar beter toezicht?, Tijdschrift voor Toezicht 2012/4

Duyvensz 2011

J.H. Duyvensz, Exonoratie en bewuste roekeloosheid, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2011/6878, p. 225-231

Giesen 2002

I. Giesen, Aansprakelijkheid voor gebrekkig toezicht, Een beschouwing over de grondslagen en

achtergronden van de aansprakelijkheid van (financiele) toezichthouders jegens gedupeerde derden, Aansprakelijkheid, Verzekering & Schade 2002, p. 97 e.v.

Hartlief 2008

T. Hartlief, Handhaving in het aansprakelijkheidsrecht, Op weg naar een betere samenleving?, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2008/6772, p. 769-777

Hartlief 2006

T. Hartlief, Zicht op toezichthoudersaansprakelijkheid na Linda en Vie d’Or, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2006/6688, p. 799-801

Van der Pool 2015

M.A. van der Pool, Maatstaf Vie d’ Or- arrest geldt ook voor andere wettelijke toezichthouders, Bedrijfsjuridische berichten 2015/7

Van Rossum 2007

A.A. van Rossum, Aansprakelijkheid van de financiële toezichthouder, Nederlands Tijdschrift voor het Handelsrecht 2007

Sahtie 2012

S. Sahtie, Wettelijke aansprakelijkheidsbeperking voor DNB en AFM, MvV 2012/10, p. 274

Wibier & du Perron 2011

R.M. Wibier & C.E. de Perron, Waarom de aansprakelijkheid van financiële toezichthouders

wel/niet beperkt zou moeten worden, Tijdschrift voor Toezicht 2011/2, p. 75-78

Oraties en diesredes Busch 2011

D. Busch, Naar een beperkte aansprakelijkheid van financiële toezichthouders?, serie Onderneming en Recht deel 61 (oratie Nijmegen), Kluwer: Deventer 2011

Hartlief 2005

T. Hartlief, Leven in een claimcultuur: wie is er bang voor Amerikaanse toestanden? (diesrede

Universiteit Maastricht)

Van Rossum 2001

A.A. van Rossum, Falend toezicht, De aansprakelijkheid van de economische en de financiële

toezichthouder (oratie Universiteit Utrecht), Boom Juridische uitgevers: Den Haag 2001

Jurisprudentie

Hoge Raad 21 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3349, JOR 2015/11 met annotatie door Mr. D. van Tilborg (HR DSB)

Hoge Raad 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2077, NJ 2008, 527 (HR Vie d’ Or)

Hoge Raad 7 mei 2004,ECLI:NL:HR:2004:AO6012, NJ 2006, 281 m.nt. J. Hijma (HR Duwbak Linda)

HR 5 november 1965, NJ 1966, 136 (HR Kelderluik)

HR 12 maart 1954, NJ 1995, 386 (HR Codam/Merwede)

Rapporten en notities

Rapport commissie-De Wit 2010

Rapport commissie van onderzoek naar de economische crisis, bijlage bij Kamerstukken II, 2009-

2010, 31 980, nr. 4.

Rapport van Dam 2006

C.C. van Dam, Aansprakelijkheid van toezichthouders, Een analyse van de

aansprakelijkheidsrisico’s voor toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht voor toekomstig beleid, (Deel I: Algemeen Rapport, Deel II, Achtergrondstudies), Londen: British

Notitie Effectief Markttoezicht 2011

Notitie Effectief Markttoezicht, inbreng van Markttoezichthoudersberaad AFM,

Consumentenautoriteit, CBP, DNB, NMa, NZa en OPTA voor de herziening van de Kaderstellende visie op Toezicht (KVOTIII), 5 september 2011

Rapport Aansprakelijkheid in internationaal verband 2009

van Dam, C.C., Giesen, I., de Kezel, E.N.F.M. & du Perron, C.E. (2009). Financieel toezicht en

aansprakelijkheid in international verband. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de

aansprakelijkheid van de Nederlandse financiële toezichthouders bezien vanuit de internationale dimensie, Amstelveen: Delex.

Parlementaire stukken Kamerstukken II, 2014-2015, 31756, nr. 116 Kamerstukken II, 2011-2012, 33058, nr. 4 Kamerstukken II, 2011-2012, 33058, nr. 3 Kamerstukken II, 2011-2012, 33186, nr. 3 Kamerstukken II, 2010-2011,31123, nr. 6 Kamerstukken II, 2009-2010, 31123, nr. 4 Kamerstukken II, 2009-2010, 31 980, nr. 4. Kamerstukken II, 2005-2006, 27831, nr. 15

Kamerstuk II, 2003-2004, 29200 XIII, nr. 50

Kamerstukken II, 2000-2001, 27831, nr. 1

Kamerstukken II, 2001-2002, 27831, nr.3

GERELATEERDE DOCUMENTEN