• No results found

Hoofdstuk 1. Inkadering peiling en instrumentarium

1.6 Verdiepend onderzoek

Naast het hoofdonderzoek heeft een verdiepend onderzoek plaatsgevonden met als doel om via observaties en interviews met leerkrachten het onderwijsleerproces op de deelnemende scholen – aanvullend op de ontvangen school- en leerkrachtvragenlijsten - nader in kaart te brengen. Streven was om in iedere deelnemende klas een observatie van een schrijfles uit te voeren, een interview met de betreffende leerkracht te houden en twee leerlingen individueel te interviewen. In het bo is het onderzoek uitgevoerd door onderwijsinspecteurs die in de rol van onderzoeker met behulp van het door de onderzoekers aangeleverde instrumentarium informatie over het schrijfonderwijs hebben verzameld. In het sbo hebben studenten orthopedagogiek de schoolbezoeken uitgevoerd.

Uiteindelijk zijn 85 van de 95 bo-scholen bezocht (89%), terwijl er 22 van de 38 aangemelde sbo-scholen zijn bezocht (58%).11 De sbo-scholen zijn bezocht door (master)studenten orthopedagogiek. Het moment van afname viel voor deze studenten in een periode van afronding van hun studie, waardoor het zeer moeilijk was geschikte interviewers/observatoren te vinden. Dit heeft

11 In hoofdstuk 6 (paragraaf 6.2) gaan we nader in op de definitieve aantallen geïnterviewde leerkrachten en leerlingen en de aantallen geobserveerde lessen die beschikbaar waren voor analyses.

26

ertoe geleid dat niet alle scholen bezocht konden worden. Wel is ernaar gestreefd zorg te dragen voor een representatieve afspiegeling van de sbo-scholen naar regio.

Het onderzoek binnen het bo diende te voldoen aan de volgende randvoorwaarden:

- Volledige scheiding van regulier inspectietoezicht op de scholen en het kwalitatieve onderzoek.

De betrokken inspecteurs zijn niet verbonden aan het reguliere toezicht op de betreffende school én er heeft geen communicatie plaatsgevonden met de ‘regulier toezichthoudende’

inspecteur over de bevindingen tijdens het schoolbezoek.

- Er wordt zowel tijdens/na de lesobservatie als ook tijdens het interview geen oordeel uitgesproken. De inspecteur bezoekt de school enkel als onderzoeker.

- Schoolbezoeken nemen in principe één dagdeel in beslag. Bij het maken van de afspraken op een school met één groep 8 is ernaar gestreefd de maximumtijd van 4 uur te handhaven. Op scholen met parallelklassen diende het onderzoek zo mogelijk in alle groepen 8 plaats te vinden. Hier duurt het schoolbezoek langer dan een dagdeel.

- Het onderzoek moest worden uitgevoerd in de periode april – juli 2019, min of meer gelijktijdig met de hoofdafname. Het verdiepende onderzoek vond plaats ná de hoofdafname.

1.6.1 Het observatie-instrument

Het doel van de observaties was om na te gaan welke (leerkracht)activiteiten in de schrijflessen plaatsvonden, waardoor getracht is een dekkend overzicht van deze activiteiten in de schrijfles te geven. Hiertoe is gebruik gemaakt van het observatie-instrument dat is ontwikkeld en gebruikt bij de studie van Van Gelderen en Blok (1991). Er is gebruik gemaakt van de Predominant Activity Sampling (PAS) observatiemethodiek: gedurende een vooraf gespecificeerde periode werd geobserveerd en daarna werd de meest voorkomende (leerkracht)activiteit gedurende de observatieperiode gescoord.

In het huidige onderzoek is elke 20 seconden geobserveerd welk leerkrachthandelen in deze periode het meest voorkomt, gevolgd door een periode van 20 seconden om te scoren. Per observatieperiode is informatie genoteerd over ‘werkvorm en taakkenmerken’ en over de ‘fasering van de les’. Onder

‘werkvorm en taakkenmerken’ is informatie verzameld over gerichtheid (richt de leerkracht zich tot de hele groep, een subgroep, een individuele leerling?), werkvorm (samenwerken of individueel), opdrachtkenmerk (algemene kenmerken van de taak), tekstsoort, publieksgerichtheid en materiaal. De kern van het observatie-instrument richtte zich op de geobserveerde fasen in de schrijfles en de activiteiten die de leerkracht daarin uitvoert. De observator stelde per observatie vast in welke fase de les zich bevond en bepaalde welke activiteit dominant was gedurende de 20 seconden waarin is geobserveerd. Er werden vijf fasen onderscheiden: voorbereidende fase, de schrijffase, de revisiefase, de evaluatiefase en de publicatiefase. Iedere fase kende gedefinieerde categorieën van leerkrachtactiviteiten. Voor alle lesfasen gold dat ook kon worden genoteerd wanneer er sprake was van transitie (overgang van de ene naar de andere activiteit, zoals het uitdelen van materiaal), of van non-instructie (de les werd verstoord of de leerkracht was bezig met andere activiteiten dan de schrijfactiviteiten). Bij het scoren van de leerkrachtactiviteiten was de intentie van de leerkracht (wat wil de leerkracht met zijn/haar actie bereiken?) leidend. De observator is gevraagd het feitelijke gedrag én de bedoeling van de leerkracht te interpreteren (en te scoren). Observatoren hebben bij de observaties gebruik gemaakt van een digitale tool. In bijlage 6 staat het scoringsscherm (met de betreffende scoringscategorieën) weergegeven. Een verdere toelichting op de (uitvoering van de) scoring wordt gegeven in paragraaf 6.5.2.

27 1.6.2 De interviewleidraden

Interviewleidraad leerkrachten

Voor het interview met de leerkrachten is een leidraad opgesteld, bestaand uit 22 vragen over vijf thema’s (onderdeel A-E). Leerkrachten werden uitgenodigd te vertellen en de interviewer rubriceerde de antwoorden in geprecodeerde categorieën op een in te vullen formulier.In onderdeel A is de visie op schrijfonderwijs bevraagd: wat verstaat de leerkracht onder goed schrijfonderwijs? De inspecteur kon daarbij aangeven waar de leerkracht nadruk op legt in de beschrijving van zijn/haar visie: de communicatieve functie van schrijven (belang van schrijven om te communiceren met anderen), de conceptualiserende functie van schrijven (belang van schrijven om te leren/om de werkelijkheid te ordenen), de expressieve functie van schrijven (belang van schrijven om persoonlijke gedachten/emoties te uiten) of het schrijven als middel om goed te leren spellen/correcte zinnen te leren bouwen. Ook registreerde de interviewer centrale begrippen die voorkwamen in de omschrijving van de visie. In onderdeel B (het leerplan) is leerkrachten gevraagd in hoeverre zij expliciet vastgelegde leerdoelen hanteren en evalueren. Met behulp van onderdeel C (de praktijk van schrijflessen) werd gevraagd naar hetvolgen van een bepaalde taakaanpak en of (en hoe) leerkrachten proberen zicht te krijgen op het schrijfproces. In onderdeel D (volgen en beoordelen) is gevraagd naar summatieve en formatieve beoordeling van schrijfproducten van leerlingen. Onderdeel E was gericht op ervaren problemen bij het geven van de schrijflessen en (additionele) scholing.

Interviewleidraden leerlingen

In iedere bezochte klas zijn twee leerlingen willekeurig door een onderzoeker geselecteerd, met wie individueel een kort interview is afgenomen. Deze interviews waren gericht op de taakaanpak van de leerlingen. Aan de hand van een voorbeeldschrijftaak is gevraagd hoe zij aan die taak zouden beginnen.

Ook is gevraagd wat ze moeilijk vinden tijdens het schrijven en of en hoe zij teksten reviseren (aan de hand van een gefingeerde voorbeeldtekst). Daarnaast werd de wijze van instrueren door de leerkracht en de mate van samenwerking tijdens de schrijflessen bevraagd. De interviewer selecteerde zelf twee leerlingen, zonder inmenging van de leerkracht.

1.6.3 Training

Eind maart zijn de inspecteurs en twee orthopedagogiekstudenten getraind. De training richtte zich met name op het observatie-instrument (inclusief het werken met de digitale tool). De observatiecategorieën zijn uitgelegd en aan de hand van videomateriaal geoefend en besproken. Ook de interviewleidraden zijn toegelicht en de werkwijze tijdens de interviews is besproken. Een protocol met daarin een uitgebreide beschrijving van de inhoud van de instrumenten en de beoogde werkwijze is opgesteld en verstrekt aan de betrokken inspecteurs.

28