• No results found

Hoofdstuk 2. Steekproef, werving en onderzoeksgroep

2.3 Opzet en uitvoering van de werving

2.3.2 Inzet ambassadeurs

Om scholen te motiveren voor deelname aan onderzoek, lijkt niets beter te werken dan een persoonlijke benadering. De 120 scholen uit de eerste steekproeftranche zijn daarom vanaf half mei benaderd en geworven door een team van 14 ambassadeurs. Er is met name gekozen voor de inzet van taalspecialisten en/of (ex-) schoolleiders met affiniteit voor schrijfonderwijs als ambassadeur. Voor de werving van deze ambassadeurs is gezocht binnen het eigen netwerk van het consortium.

Daarnaast hebben we gebruik kunnen maken van het netwerk van Herman Franssen (lid van de begeleidingscommissie van de peiling schrijfvaardigheid, Inspecteur Primair Onderwijs, Lid Platform Onderwijs Nederlands en bestuurslid van de Stichting Lezen). In het contact met de scholen fungeerden de ambassadeurs als een soort ‘visitekaartje’ voor het onderzoek. In eerste instantie verliep de benadering via telefonisch contact en e-mail. Indien de school dat wenste, kon de ambassadeur een persoonlijk bezoek aan de school brengen om het onderzoek nader toe te lichten.

Ter ondersteuning van de werving is een ‘handleiding ambassadeurs’ opgesteld en gedeeld met de ambassadeurs. Indien nodig, bijvoorbeeld bij specifieke vragen of afwijkende wensen voor afname van een schoolleider, werden zij begeleid door de onderzoekers.

De ambassadeurs ontvingen verder per toegewezen school een Excel formulier waarin de gegevens van de beoogde eerste tranche scholen waren opgenomen. De toegewezen scholen waren zoveel mogelijk verdeeld o.b.v. de voorkeursregio van de ambassadeurs. Bij weigering door een school ontving de ambassadeur de benodigde informatie voor de reserveschool. Ingeval van weigering werden ambassadeurs verzocht de reden(en) tot weigering te mailen. Deze zijn geregistreerd door de onderzoekers. De meeste correspondentie vond op verzoek van de scholen plaats via telefoon en e-mail.

36 2.3.3 Verloop van de werving

De telefonische werving door de ambassadeurs startte half mei 2018 en liep door tot eind oktober 2018. Op 11 oktober 2018 is in overleg met de begeleidingscommissie besloten dat het toenmalige toegezegde aantal basisscholen (93) en sbo-scholen (40) voldoende was om een representatieve peiling uit te kunnen voeren. In Tabel 2.6 staat per schooltype (bo en sbo) en tranche weergegeven hoeveel scholen eind oktober 2018 waren geworven. Uitgaande van een ondergrens van 102 deelnemende basisscholen (85% van de steekproef van 120 scholen) moet gesteld worden dat dit aantal niet gehaald is: 78% van de steekproef was geworven. Wel was het percentage scholen dat afkomstig was uit de hoofdsteekproef hoger dan beoogd: met 67 scholen uit de eerste tranche (56%) werd voldaan aan de minimumeis van 50% deelname uit de eerste tranche. Voor het sbo gold ook dat de ondergrens, namelijk 51 scholen (=85% van 60 scholen) niet was behaald. Met 40 scholen lag het responspercentage op 66% in het sbo. Met 26 sbo-scholen uit de eerste tranche (43%) werd in het sbo niet voldaan aan de minimumeis van 50%. De algehele bereidwilligheid tot deelname lag bij de benaderde bo-scholen op 48.5% (=95/196), terwijl die bij de sbo-scholen op 43% (=40/93) lag.

Tabel 2.6: Bruto wervingsresultaat eind oktober 2018

Benaderd Toezegging Weigering

Basisonderwijs (bo) 1e tranche 120 65 55

2e tranche 51 23 28

3e tranche 25 5 20

Totaal 196 93 103

Speciaal basisonderwijs (sbo) 1e tranche 60 26 34

2e tranche 33 14 19

Totaal 93 40 53

2.3.4 Aanpassing planning: gevolgen voor de werving en voor de gerealiseerde steekproef Door wisselingen in het onderzoeksteam, waardoor taken moesten worden overgedragen, is de voortgang van het peilingsonderzoek enige maanden vertraagd. De deelnemende scholen zijn hierover via e-mail geïnformeerd in december 2018. De vertraging heeft tot gevolg gehad dat de planning van het project moest worden verschoven van de beoogde – en aan scholen gecommuniceerde - periode januari t/m maart 2019 naar de periode april t/m juni 2019. Deze wijziging is eind januari 2019 definitief aan de scholen gecommuniceerd middels een e-mail, waarin zij geïnformeerd zijn over de gewijzigde afnameperiode en een herzien stappenplan ontvingen. Ook ontvingen de scholen een herziene brief die zij aan de ouders konden sturen in het kader van de ouderlijk toestemming (voor het geval de scholen de eerder verstuurde brief nog niet hadden verspreid).

De gewijzigde planning had gevolgen voor het wervingsresultaat. Van de (uiteindelijk) 96 bo-scholen die begin december 2018 waren geworven, bleken vijf bo-scholen uit de eerste tranche en één school uit de tweede tranche definitief af te zeggen, omdat zij ongelukkig waren met de gewijzigde afnameperiode die zich kenmerkt door de eindtoetsen (april) en afsluitende evenementen in groep 8.

Afgesproken werd om te proberen deze zes bo-scholen door reservescholen te vervangen. Een nieuwe wervingsronde bij reservescholen is uitgevoerd door de onderzoekers. Aan het eind van deze wervingsronde kwamen we uit op een definitief aantal bo-scholen van 95. Het uiteindelijk percentage

37

scholen uit de eerste tranche is door de wijzigingen verlaagd naar 51%, waarmee nog steeds voldaan wordt aan de minimumeis. Van de 40 geworven sbo-scholen zegde één school af vanwege de gewijzigde afnameperiode. Tabel 2.7 laat het bruto wervingsresultaat zien, met daarin per tranche en schooltype ook het definitieve aantal aangemelde scholen. In totaal hadden in het voorjaar van 2019 134 scholen deelname aan de peiling toegezegd. Het uiteindelijke deelnemerspercentage in bo bedraagt daarmee 44% (95/215) terwijl dat in het sbo 41% is (39/94).

Tabel 2.7: Bruto wervingsresultaat voorjaar 2019 (gerealiseerde steekproef)

Benaderd Toezegging Weigering

Zoals in Tabel 2.9 is weergegeven hebben in totaal 175 scholen deelname geweigerd. Bij weigering of afmelding is deze scholen gevraagd waarom zij hiertoe besloten. De ambassadeurs hielden de genoemde redenen tot weigering bij. Deze gegevens zijn achteraf geanalyseerd om de non-respons in kaart te brengen. Er zijn verschillende redenen naar voren gebracht. Het is lastig deze terug te brengen tot categorieën: soms spelen er hele specifieke zaken (fusie, ander gebouw) en soms worden meerdere redenen naar voren gebracht. Vaak zijn dat meerdere redenen om aan te geven dat de school ‘ te druk’

is met allerlei activiteiten en ontwikkelingen. We hebben dat als een reden gescoord, ook omdat de genoemde redenen vaak terug te brengen zijn tot een reden: een overladen programma, veel personele wisselingen, etc. We hebben per school de belangrijkste reden gekozen en gepoogd voldoende onderscheid te maken tussen soorten redenen. ‘Te druk’ door fusie, overladen programma, werkdruk etc. hebben we gescoord als ‘overladen programma’.

Drukte kan betekenen: drukke periode op school tijdens de afnameperiode, soms vanwege genoemde verschuiving van de afnameperiode (code 1). Te druk kan ook betekenen: te veel activiteiten of ontwikkelingen (1 keer een fusie), te grote belasting/werkdruk. We hebben dat gescoord met code 2. Soms zit de school in een periode waarin onderzoek geen prioriteit heeft, omdat andere, soms dringender onderwerpen aan de orde zijn (code 8) of omdat er al andere onderzoeken lopen of liepen (code 3). Het onderscheid tussen code 2 en code 8 is vooral dat code 8 aangeeft dat de school duidelijk andere prioriteiten (genoemd) heeft of met specifieke ontwikkelingen bezig is (niet zijnde verbetertrajecten vanwege een zwakke beoordeling), terwijl code 2 gereserveerd is voor scholen die

‘een overladen programma’, niet nader gespecificeerd, aangeven als reden. Soms is als reden genoemd dat schrijven überhaupt geen prioriteit heeft, omdat er niet aan schrijfonderwijs gedaan wordt (code 5). Er worden ook personele zaken genoemd als reden: veel personele wisselingen of een personeelstekort hebben we onderscheiden van een langdurig zieke leerkracht of een vervanger in groep 8 (resp. code 9 en code 4). Wanneer de school in een verbetertraject zit, soms met nieuwe directeur, vaak vanwege een zwakke inspectiebeoordeling, hebben we dit apart gescoord met code 6.

Het kwam ook voor dat een directeur wel wilde meedoen aan het onderzoek maar zijn leerkrachten

38

niet meekreeg. We hebben dat met code 7 gescoord. In een enkel geval wilde een bestuur niet dat de school mee zou doen (code 10), in een enkel geval wilden de ouders niet dat hun kinderen deelnamen (vanwege een klein aantal leerlingen in een klas, code 14). Ook is een keer aangegeven dat het leerlingenaantal in groep 8 te klein werd gevonden voor deelname (code 11) en dat de school opgeheven was (code 13). Een aantal scholen wilde geen reden noemen (code 0). Specifiek door sbo-scholen zijn de onderwerpen behorend bij code 12 genoemd. Hieronder vallen: leerlingen die schoolverlater zijn, zijn a) te kort op school voor een evaluatie, hebben b) te lage IQ’s en/of kunnen c) nauwelijks schrijven of er lopen d) veel onderzoeken bij de schoolverlater waardoor dit onderzoek er niet meer bij kan. De aantallen per genoemde redenen zijn opgenomen in Tabel 2.8.

Van alle genoemde redenen vallen codes 5 en 6 onder selectieve non-respons; iets wat om representativiteitsredenen niet gewenst is in peilingsonderzoeken. Gelukkig gaat het om geringe percentages (1.6% & 7.5% in het bo, 1.8% & 5.5% in sbo), met naar alle waarschijnlijkheid geringe impact op de resultaten. Ook non-respons vanwege het feit dat schoolverlaters ‘nauwelijks schrijven’

(sbo) kan onder selectieve non-respons worden geschaard.17

17 Het is onduidelijk bij hoeveel sbo-scholen (van 6) dit speelde.

39

Tabel 2.8: Redenen voor weigeren deelname bij bo- en sbo-scholen

bo

Afnameperiode is te drukke periode op school (code 1) 13 2 15 Overladen programma (te veel activiteiten, ontwikkelingen, fusie, te grote

belasting/tijdnood/te druk/veel werkdruk) (code 2)

30 13 43

Teveel onderzoeken (gehad of nog lopend) (code 3) 8 4 12

Langdurig zieke leerkracht/vervanger gr 8 (code 4) 1 0 1

Schrijven is geen prioriteit op school (code 5) 2 1 3

Zwakke school/school in verbetertraject, soms geen of nieuwe directeur (code 6) 9 3 12 Leerkrachten willen niet: te druk, volgen een opleiding, zien geen meerwaarde

(code 7)

8 1 9

Dringender onderwerpen, andere behoeften, schoolontwikkeling, past niet in jaarplan (code 8)

19 10 29

Veel personele problemen of wisselingen/veel ziekte, geen of net nieuwe directeur of directeur gaat weg (code 9)

21 14 35

Mag niet van bestuur (code 10) 1 0 1

Te klein aantal leerlingen groep 8 (code 11) 1 0 1

Sbo: veel onderzoeken bij schoolverlaters, te kort op school voor een evaluatie, meer nadruk op mondelinge taalvaardigheid: schriftelijke taalvaardigheid is te moeilijk, (te) lage IQ’s (code 12)

0 6 6

School opgeheven (code 13) 0 1 1

Ouders weigeren (code 14) 1 0 1

Totaal 120 55 175

Voor het regulier basisonderwijs is nagegaan hoe de aanmeldingen en weigeringen verdeeld zijn over de vier strata. Uit Tabel 2.9 kan worden afgeleid dat het percentage weigeringen zowel in S1 als S4 hoger dan 60% is. Het lijkt daarom niet waarschijnlijk dat het percentage leerlingen met een formatiegewicht op school leidend is geweest bij de beslissing tot deelname of weigering, temeer omdat het percentage weigeringen in S3 (10-25% gewichtenleerlingen) niet heel sterk afwijkt van de overige categorieën.

40

De non-respons in het basisonderwijs heeft met deze verdeling van 95 scholen geen consequenties voor de generaliseerbaarheid van de resultaten van dit peilingsonderzoek naar de expliciete stratificatiecriteria, aangezien de reservescholen altijd behoorden tot hetzelfde stratum en type school als de beoogde ‘eerste’ school.

Netto Respons

Tussen april en juni 2019 hebben de afnames plaatsgevonden. Tabellen 2.10 en 2.11 bevatten de aantallen scholen voor het reguliere basisonderwijs en het sbo dat uiteindelijk heeft deelgenomen.

Alle 95 aangemelde basisscholen hebben uiteindelijk aan de peiling deelgenomen. Er is in de afnameperiode geen school meer uitgevallen.

Tabel 2.10: Aanmelding en deelname naar stratum - bo

% Steek

In de afnameperiode bleek dat één sbo-school het niet voor elkaar kreeg de afname daadwerkelijk te realiseren. Het netto gerealiseerde aantal sbo-scholen betreft derhalve 38 (Tabel 2.11).

Tabel 2.11: Daadwerkelijke deelname naar stratum - sbo Steekproef Beoogd

41 2.3.5 Representativiteit op schoolniveau

Om de representativiteit van de gerealiseerde steekproef na te gaan is een aantal achtergrondkenmerken van de totale set deelnemende scholen (bo en sbo) vergeleken met die van de landelijke populaties (speciale) basisscholen.

Basisonderwijs

Tabel 2.12 bevat de verdeling naar regio, mate van stedelijkheid, schoolgrootte, aantal groep 8 leerlingen, percentage gewichtenleerlingen op schoolniveau, en denominatie binnen de steekproef vergeleken met de totale populatie basisscholen. De eenheid ‘school’ is in deze peiling gedefinieerd door de combinatie van BRIN-code en vestigingsnummer. Ook nevenvestigingen zijn dus, net als bij de steekproef, betrokken in de vergelijking. In tegenstelling tot de steekproef (schooljaar 2017-2018) kon bij deze vergelijking wel gebruik gemaakt worden van de landelijke DUO-schoolgegevens van het schooljaar van de afname (2018-2019). Er is gebruikt gemaakt van de DUO-bestanden ‘01.leerlingen-po-soort-po-cluster-leeftijd-2018-2019.csv’, en 03.leerlingen-bo-sbo-leerjaar-geslacht-2018-2019.csv die verkrijgbaar zijn via de website van DUO. Beide bestanden kennen 6333 schoolvestigingen basisonderwijs (brinnummers). Het DUO-bestand bevat geen directe gegevens over de mate van stedelijkheid. Hiervoor is gebruik gemaakt van het CBS-bestand ‘161010-Kenmerken-postcode-mw.xlsx’. Daarin is de mate van stedelijkheid gekoppeld aan alle Nederlandse postcodes. Omdat sinds eind 2018 geen BRON gegevens van leerlingen meer worden gepubliceerd is voor de variabele

‘percentage gewichtenleerlingen’ gebruik gemaakt van het DUO-bestand van het voorgaande schooljaar (02.leerlingen-bo-in-bron-2017-2018.csv).

De scholen zijn ingedeeld naar percentage gewichtenleerlingen op schoolniveau met dezelfde gewichtenstrata zoals gehanteerd als bij het vaststellen van de steekproef (zie paragraaf 2.1). Omdat we in de steekproef met opzet rekening hielden met een strikte indeling van het percentage gewichtenleerlingen in vier strata (0%, >0-10%, >10-25%, >25%), blijkt de verdeling van de groepen in de steekproef (95 scholen) bijna volledig overeen te komen met de populatie. Er is geen sprake van significante verschillen in de verdeling van de scholen over de vier strata ten opzichte van de populatie:

2(3; N = 6302) = 0,34, p = 0,952.

Voor het criterium ‘stedelijkheid’ geldt dat er geen statistisch significante verschillen bestaan wanneer de steekproef wordt vergeleken met de totale populatie basisscholen 2(4; N = 6332) = 2,31, p = 0,679. Ook voor het impliciete criterium ‘schoolgrootte’ geldt dat er geen significante verschillen tussen de steekproef (95 scholen) en de populatie zijn: 2(4; N = 6319) = 0,60, p = 0,963.

Ten opzichte van de gehele populatie zien we ten aanzien van het aantal leerlingen in leerjaar 8 alleen een afwijking in de onderste groep (<6 leerlingen), één school in de steekproef, ten opzichte van 4.0% in de populatie). Bij de overige groepen, die qua aantal leerlingen globaal kunnen worden omschreven als ‘maximaal halve klas (6 tot 15)’, ‘normale klas’ (16-30), ‘twee klassen (31-60) ‘en meer dan twee klassen’, zien we dat er geen significante verschillen zijn (2(4; N = 6333) = 2,37, p=0,669).

Wanneer gekeken wordt naar de geografische ligging van de scholen, dan worden vier regio’s onderscheiden: Noord (provincies Groningen, Drenthe en Friesland), Oost (provincies Gelderland en Overijssel), Midden (provincies Flevoland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht) en Zuid (provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland). Er lijkt een oververtegenwoordiging van de steekproefscholen uit de oostelijke provincies aan het onderzoek te hebben meegedaan. Voor regio Noord lijkt er juist

42

sprake te zijn van een ondervertegenwoordiging. De gevonden verschillen tussen steekproefscholen en populatie zijn echter niet significant met een drempel van p<0,05: 2(3; N = 6333) = 5,05, p=0,168.

Het DUO-bestand bevat zeventien categorieën als het gaat om denominatie. Voor de overzichtelijkheid zijn deze groepen gereduceerd tot vier hoofdgroepen. De categorieën ‘algemeen bijzonder’, ‘openbaar’ en ‘rooms-katholiek’ zijn integraal overgenomen uit het DUO-bestand.

Algemeen bijzonder omvat scholen die niet op basis van levensbeschouwing zijn in te delen, maar bijvoorbeeld behoren tot het traditioneel vernieuwingsonderwijs (Jenaplan, Montessori et cetera).

Aan de groep protestants-christelijke scholen zijn naast de scholen die zich zo afficheren ook de Evangelische, de Gereformeerd vrijgemaakte en de Reformatorische scholen toegevoegd. In de categorie ‘overig levensbeschouwelijk’ vallen alle scholen van religieuze minderheden (islamitische, joodse, hindoeïstische scholen), confessioneel samenwerkende scholen (bijvoorbeeld rooms-katholiek en protestants-christelijk), ‘interconfessionele’ scholen en antroposofische scholen. De vergelijking laat zien dat er geen sprake is van een statistisch significant verschil tussen de gerealiseerde steekproef en populatie: 2(4, N = 6333) = 5,72, p = 0,221.

Ten aanzien van de achtergrondvariabelen kan geconcludeerd worden dat de basisscholen uit de steekproef (95 scholen) voldoende representatief zijn voor de populatie. Bij gebruik van de data (op schoolniveau) hoeft er dus niet voor deze variabelen gecorrigeerd te worden.

Tabel 2.12: Deelname scholen naar achtergrondkenmerken t.o.v.landelijke populatie

Steekproef (N=95) Landelijke populatie (N=6333)

n % n %

Regio (N=6333)

Noord 31 32.6 920 42.0

Oost 20 21.1 1381 14.5

Midden 22 23.2 2663 21.8

Zuid 22 23.2 1369 21.6

Stedelijkheid (N=6332)

Zeer sterk stedelijk 14 14.7 875 13.8

Sterk stedelijk 17 17.9 1349 21.3

Matig stedelijk 16 16.8 1172 18.5

Weinig stedelijk 17 17.9 1260 19.9

Niet stedelijk 31 32.6 1676 26.5

Schoolgrootte (N=6319)

1-100 lln. 17 17.9 1136 18.0

101-200 lln. 33 34.7 2104 33.3

201-300 lln. 24 25.3 1640 26.0

301-400 lln. 10 10.5 797 12.6

401 en meer lln. 11 11.6 642 10.2

43

Tabel 2.12: Deelname scholen naar achtergrondkenmerken t.o.v. landelijke populatie (vervolg) Steekproef (N=95) Landelijke populatie

(N=6333)

n % n %

Aantal leerlingen in leerjaar 8 (N=6333)

Minder dan 6 1 1.1 255 4.0

6 tot 15 23 24.2 1426 22.5

16 tot 30 39 41.1 2621 41.4

31 tot 60 27 28.4 1739 27.5

Meer dan 60 5 5.3 292 4.6

Percentage gewichtenleerlingen (N=6302)

0% leerlingen 36 37.9 2494 39.6

> 0%-10% leerlingen 31 32.6 1889 30.0

>10%-25% leerlingen 20 21.1 1391 22.1

> 25% leerlingen 8 8.4 528 8.4

Denominatie (N=6333)

Algemeen bijzonder 2 2.1 306 4.8

Openbaar 37 38.9 1878 29.7

Rooms-katholiek 29 30.5 1907 30.1

Protestants-christelijk 25 26.3 2033 32.1

Overig levensbeschouwelijk 2 2.1 209 3.3

Speciaal basisonderwijs

Tabel 2.14 bevat de verdeling van de sbo-scholen naar achtergrondvariabelen. De variabelen regio, stedelijkheid en denominatie zijn op dezelfde wijze samengesteld als de bo-scholen (zie hierboven).

Daarbij is gebruik gemaakt van het DUO-bestand ‘02.-hoofdvestigingen-speciaal-(basis)onderwijs.xlsx’.

Voor de variabele stedelijkheid is hetzelfde bestand van CBS gebruikt als bij de reguliere bo-scholen (zie boven). De variabele ‘percentage gewichtenleerlingen’ is niet opgenomen aangezien leerlinggewichten in het sbo geen rol spelen.

Uit Tabel 2.13 valt op te maken dat er in deze peiling sprake lijkt van ondervertegenwoordiging van sbo-scholen uit de regio Midden, terwijl er een oververtegenwoordiging van de overige regio’s lijkt te zijn. De verschillen zijn echter niet significant 2(3; N = 280) = 1,55, p=0,670.. Het aantal scholen uit de regio Midden lijkt ervoor te zorgen dat er in de steekproef voor het achtergrondkenmerk stedelijkheid sprake is van een oververtegenwoordiging van scholen in ‘sterk stedelijke’ gebieden, terwijl er minder scholen dan zou mogen worden verwacht uit de groep ‘zeer sterk stedelijk’ hebben deelgenomen.

Statistisch gezien is dit echter (net) niet significant 2(3; N = 267) = 8,71, p=0,069.). Ten aanzien van het aantal schoolverlaters (leerjaar 8) per school is de steekproef zeer vergelijkbaar met de populatie en dus statistisch gezien niet significant afwijkend 2(3; N =) = 0,172, p=0,997. Ten slotte is ook de verdeling naar denominatie niet statistisch significant afwijkend van de populatie, 2(3; N = 280) = 9,77, p=0,202. Ten aanzien van alle achtergrondvariabelen kan geconcludeerd worden dat de groep sbo-scholen uit de steekproef (38 sbo-scholen) voldoende representatief is voor de populatie sbo-sbo-scholen.

44

Tabel 2.13: Deelname sbo-scholen naar achtergrondkenmerken ten opzichte van landelijke populatie Deelnemende scholen

(N=38)

Landelijke populatie (N=280)

n % n %

Regio (N=280)

noord 5 13.2 29 10.4

oost 9 23.7 55 19.6

midden 15 39.5 136 48.6

zuid 9 23.7 60 21.4

Stedelijkheid (N =267)

zeer 1 2.6 49 18.4

sterk 20 52.6 109 40.8

matig 12 31.6 72 27.0

weinig 5 13.2 32 12.0

niet 0 0 5 1.9

Aantal lln in leerjaar 8 (n=280)

Minder dan 6 1 2.6 8 2.9

6 tot 15 6 15.8 44 15.7

16 tot 30 22 57.9 157 56.1

31 tot 60 8 21.1 65 23.2

Meer dan 60 1 2.6 6 2.1

Denominatie (N=280)

Algemeen bijzonder 11 28.9 74 26.4

Openbaar 8 21.1 81 28.9

Rooms-katholiek 10 25.3 68 24.3

Protestants-christelijk 1 2.6 3 1.1

Overig levensbeschouwelijk 8 21.1 54 19.3

2.4 Gerealiseerde steekproef: leerlingen

In de opzet van de peiling was het de bedoeling dat per deelnemende school alle leerlingen in leerjaar 8 en alle schoolverlaters aan het onderzoek zouden deelnemen. Dit had tot gevolg dat er 23 basisscholen in de gerealiseerde steekproef zitten met twee of meer groepen 8, en 27 scholen in het sbo met twee of meerdere (kleinere) groepen schoolverlaters. In de voorbereiding van de afname hebben de scholen de gegevens van 3560 leerlingen aangeleverd. In Tabel 2.14 zijn de aantallen aangemelde leerlingen uitgesplitst naar stratum. Aan elke aangemelde leerling is een uniek volgnummer toegewezen. Voor elke klas of deel van de klas (bij combinatieklassen) zijn telkens twee reservevragenlijsten en twee extra boekjes met schrijftaken aangemaakt.

45 Tabel 2.14: Aanmeldingen leerlingen naar stratum

Cel Scholen Aantal leerjaar 8 Percentage

S4o1 (0%) 6 157 6.2%

S4o2 (>0-10%) 61 1782 70.2%

S4o3 (>10-25%) 20 372 14.7%

S4o4 (>25%) 8 226 8.9%

Totaal bo 95 2540 100%

Aantal schoolverlaters

sbo 39 1020 100%

Totaal peiling 134 3560

Uitval op leerlingniveau

Tussen begin april en begin juli hebben de afnames plaatsgevonden. Per school is/zijn in de beoogde klas(en) de beoogde taken afgenomen, op één sbo-school (klas) na. Op de 95 bo-scholen en 38 sbo-scholen heeft het overgrote deel van de beoogde leerlingen daadwerkelijk deelgenomen aan de schrijftaken. Op leerlingniveau is er uitval vanwege a) ziekte of afwezigheid vanwege een andere reden, b) het ontbreken van ouderlijke toestemming voor het gehele onderzoek, c) vanwege uitsluiting voorafgaande aan de afname a.d.h.v. de uitsluitingscriteria (zie paragraaf 2.1.2), of d) vanwege het geheel niet realiseren van de beoogde afname (één sbo-school).

Scholen hebben bij de digitale aanlevering van gevraagde leerlinggegevens doorgegeven welke leerlingen aan de exclusiecriteria voldeden. Omdat op basis van deze informatie niet eenduidig kon worden vastgesteld welke leerlingen moesten worden uitgesloten, is voor de zekerheid op de afnamedag nogmaals bij de leerkracht/contactpersoon nagegaan welke leerlingen aan bovenstaande kenmerken voldeden. Op basis van deze informatie zijn de betreffende leerlingen uit het databestand verwijderd. De uitval op basis van de exclusiecriteria is 25 leerlingen (0,7%).

De dataset bevat eveneens geen gegevens van leerlingen de op de afname dag afwezig waren vanwege ziekte, andere (medische of belangrijke) reden of vanwege het ontbreken van de ouderlijke toestemming om deel te nemen. Eén aangemelde sbo-school (15 leerlingen) kon uiteindelijk de afname niet realiseren.

Binnen het peilingsonderzoek is gebruik gemaakt van informed-consent van de ouders. Ouders hebben hiertoe een informatiebrief ontvangen met de mogelijkheid om van deelname af te zien. In totaal 11 leerlingen hadden geen ouderlijke toestemming (0.31% van de aangemelde leerlingen). Van de groep leerlingen mét toestemming was op de afnamedag ongeveer vier procent afwezig vanwege ziekte of andere redenen.

Voor leerlingen met motorische beperkingen was er de mogelijkheid om de taken op de computer uit te voeren. In totaal 28 leerlingen leken hiervoor in aanmerking te komen, waarvan er 5 op de dag van afname niet aanwezig waren. Zeventien leerlingen uit het basisonderwijs en zes

Voor leerlingen met motorische beperkingen was er de mogelijkheid om de taken op de computer uit te voeren. In totaal 28 leerlingen leken hiervoor in aanmerking te komen, waarvan er 5 op de dag van afname niet aanwezig waren. Zeventien leerlingen uit het basisonderwijs en zes