• No results found

Vast staat dat Nederlandse toneeltroepen Lope de Vega’s toneelstukken met zich mee brachten naar Duitsland. Dat verklaart echter niet volledig hoe het materiaal in handen kwam van inheemse Duitse theatermakers als Treu. Dat Treu de verbinding kon vormen tussen Nederland en Duitsland, komt voort uit zijn eerste aanstelling bij het in 1663 opgerichte theater in Kopenhagen. Naar het voorbeeld van de Amsterdamse Schouwburg nam Frederik III (1609-1670), koning van Denemarken en fervent theaterliefhebber, zich in 1662 voor om de eerste publieke schouwburg op te richten. Met de bouw van dit permanente theater wilde hij het Deense culturele leven een impuls geven. Bezoekende toneelgezelschappen, waaronder komedianten uit Nederland, konden zo eindelijk een professioneel podium worden geboden. Bovendien voorzag de Deense koning ook financiële winst.132

Het was in de eerste plaats echter niet koning Frederik III zelf die de ambitie had om een Amsterdamse evenknie naar Kopenhagen te brengen. Het oorspronkelijke idee en het geld kwam van een Deens-Nederlands tussenpersoon, de ondernemer Andreas Joachim Wolf, die op dat moment in beide landen woonde. Uit zijn brieven naar het koninklijke hof blijkt dat Wolf een gouden toekomst voorzag. Het Deense theater kopieerde met de naam Skauborg niet alleen de naam van het Amsterdamse theater; het gebouw had bovendien zowel dezelfde structuur als hetzelfde repertoire. Geïnspireerd door de Schouwburg stelde Wolf vaste spelers aan en nam hij de troep van Treu in dienst, met onder diens acteurs ook Johannes Velten. De compagnie van Treu arriveerde in het voorjaar van 1663. 133

De Deense Skauborg toonde het publiek drie jaar lang professioneel theater zoals dat op dat moment in Amsterdam gaande was, maar werd in 1666 vanwege financiële problemen gesloten en afgebroken.134 Vanaf dat moment viel de sterk op Amsterdam georiënteerde schouwburgclub uit elkaar. Johannes Velten (1640-1697) en Carl Andreas Paulsen (1620-circa 1679) bleven deel uitmaken van Wandergruppen die af en toe nog naar Denemarken terugkeerden.

Paulsen, afkomstig uit Hamburg, was een van de eerste theatermanagers en speelde in allerlei steden, van Hanzesteden tot Wenen. In zijn repertoire bevonden zich acht Nederlandse, van oorsprong Spaanse toneelstukken, waaronder werk van Lope de Vega. Van de in Danzig door Paulsen gegeven voorstellingen zijn we dankzij het dagboek van de Danziger raadsheer Georg Schröder (1635-1703) goed op de hoogte. Zijn dagboek bevat uitvoerige inhoudsopgaven van acht

132 Marker en Marker 1996: 42. 133 Ibidem.

46

toneelstukken die hij door Paulsens troep opgevoerd zag, waardoor we weten dat Schröder op 12 september 1669 Der Irrgart der Liebe heeft gezien. Het gaat hier vermoedelijk niet om Greflingers vertaling, maar om een andere Duitse bewerking van De beklaagelycke dwangh.135 In 1674 voerde Paulsen het stuk in Dresden op onder de oorspronkelijke Duitse naam, hoewel de titel een fout bevat en ten onrechte werd aangekondigd als Der beklägliche Zwerg.136

Velten begon zijn carrière in 1662 bij schoonvader Paulsen, speelde vanaf 1663 enige tijd mee in het gezelschap van Treu en nam in 1679 het gezelschap en repertoire van Paulsen over. Het repertoire breidde hij uit tot ongeveer negentig stukken, met de meest succesvolle stukken van het Amsterdamse theater van na de verbouwing in 1665. Uit de gemeenschappelijkheid van vijf toneelstukken met Treu blijkt dat hij ook een aantal stukken uit Treu’s repertoire heeft overgenomen die in de periode 1662-1666 in Kopenhagen waren opgevoerd.

Met zijn troep reisde Velten rond door heel Duitsland – onder andere Frankfurt, Leipzig, Nurnberg en het keizerlijk hof van Leopold I in Worms – met werk van Lope de Vega en een aantal andere succesvolle toneelstukken uit Nederland in zijn repertoire. In 1666 speelde hij twee toneelstukken die zijn gebaseerd op werken van Lope de Vega: Carel und Cassandra (El perseguido) en

Der Streit zwissen Arragonien und Cicilien (Don Lope de Cardona).137 Een ander vergelijkbaar voorbeeld is Lope’s El Cuerdo Loco, dat als een repertoirestuk in Amsterdam in Veltens repertoire belandde als

Die Vorsichtige Tollheit en onder meer werd opgevoerd aan de hoven in Bevern (1680) en in Dresden

(1684).138 Zeker is dat ook Der beklägliche Zwang op zijn programma stond.

Treu was ondertussen in de Kopenhaagse Skauborg op directe wijze vertrouwd geraakt met de Nederlandse repertoiretukken en had zich deze inmiddels toegeëigend. Hij verliet Denemarken voor Duitsland en nam een repertoire met Amsterdams meest succesvolle theaterstukken met zich mee, waaronder Lope de Vega’s successtukken die hij in de decennia die volgden zou opvoeren met zijn eigen toneelgezelschap.139 Op de repertoirelijst waarmee hij in 1666 in Lüneburg permissie vroeg om te spelen bevonden zich naast een Duitse vertaling van De beklaagelycke dwangh en de eerdergenoemde Verwirrter Hoff en Von Carel und Cassandra ook Von Sigismundo oder dem Tyrannissen

Prinz von Polen, Aspasia en Genoveva, Pfalzgräfin zu Trier.140

Uit de repertoirelijsten van Treu en Paulsen blijkt dat zij in het Duits vertaalde stukken speelden die eerder door Fornenberghs toneelgezelschap aan het Deense hof en in het Stadhuis

135 Bolte 1895: 103-104. 136 Junkers 1936: 172. 137 Richter 1910: 204-205. 138 Junkers 1936: 245. 139 Junkers 1936: 210. 140 Junkers 1936: 157.

47

waren vertoond.141 Hoewel Fornenbergh in tegenstelling tot Treu niet was aangesloten bij de Skauborg, besloot ook hij na het sluiten van de Kopenhaagse schouwburg verder te reizen.

Tegen mei 1666 arriveerde hij met zijn compagnons in Stockholm, die vanwege hun repertoire en ervaring door de Zweedse regering, de koningin-regentes en de rijksraad voor een jaar in dienst werden genomen.142 Geïnspireerd door het Kopenhaagse experiment werd er opnieuw een replica opgericht van de Amsterdamse Schouwburg. In 1667 opende het eerste publieke Zweedse theater aan de zuidelijke slotgracht van het Stockholmse paleis, in de Lejonkule (de Leeuwenkuil). Hier werd het Amsterdamse repertoire opgevoerd. Het openingsspel dat Henrik Jordis ter inauguratie had geschreven, Stockholms Parnas, ofte Inwijdingh van de Konincklijke Schouburgh, vatte het programma samen:

‘In’t kort, het schoutoneel ons in het klein vertoont hoe Caesar wordt vermoord; hoe Cirus wordt verheven, hoe Dari en Pompee geacht zijn en verdreven;

hoe Bellisari klimt en weer moet beed’len gaan,

hoe’t leven is een droom, hoe hier niets vast blijft staan, ja leert de mens geluk en ongeluk verdragen.

Het matigt het gemoed, ’t temt ongebonden vlagen’. ‘Het bootst de wereld na en toont ons in het klein Wat mens en wereld is, eer was, en nog zal zijn’.143

Met ‘hoe’t leven is een droom, hoe hier niets vast blijft staan’ wordt verwezen naar Sigismundus,

prince van Poolen, of 't leven is een droom (1654), door Schouwenbergh vertaald naar Pedro Calderón de

la Barca.144 Het gaat hier dus om een van oorsprong Spaans toneelstuk, dat net als De beklaagelycke dwangh in deze tijd nog steeds grote populariteit genoot in Amsterdam.145 Hoewel van het repertoire dat in de Lejonkule werd opgevoerd verder weinig met zekerheid bekend is, kan worden aangenomen dat ook De beklaagelycke dwangh op het programma voorkwam. Fornenbergh en zijn troep namen hun toneelstukken tevens mee op reis naar de Zweedse dominions rond de Baltische

141 Albach 1977: 101-102.

142 Albach 1977: 103-104; Porteman en Smits-Veldt 2008: 549, 883. 143 Albach 1977: 105.

144 Worp 1907: 47.

145 Zie ONSTAGE: op 16 mei 1667 bedroegen de inkomsten voor De beklaagelycke dwangh ongeveer 239 gulden en op 12 september 298 gulden; de inkomsten voor Sigismundus bedroegen op 2 mei 1667 ongeveer 176 gulden en op 20 of 22 september zelfs meer dan 524 gulden.

48

zee en speelden ze in alle grote handelshaven steden tot aan Riga en Tallinn, waar Vos’ toneelstuk mogelijk eveneens is gespeeld.

Dat een Duitse vertaling van De beklaagelycke dwangh door een andere rondreizende troep in Riga is opgevoerd staat vast. Prinzipal Victoria Clara Bönicke was vermoedelijk in de winter van 1717 met haar troep naar Riga gekomen. Op hun programma stonden toneelstukken van Hollandse oorsprong, sommige afkomstig van het repertoire van Velten: Aspasia, Bezauberte (Verwirrter) Hof,

Genoveva en Sigismund. Op 1 december 1718 speelden de Hoogduitse komedianten den Bekläglichen Zwang en zetten daarmee de Europese theatertraditie verder voort.146 Velten trad met zijn troep behalve in Duitsland ook op in Kopenhagen, Zweden en Riga. Mogelijk heeft het gezelschap van Bönicke door de voorstellingen van Velten of Fornenbergh kennisgemaakt met Amsterdamse successtukken als De beklaagelycke dwangh.